29 927
WHO Kaderverdrag inzake tabaksontmoediging; Genève, 21 mei 2003

nr. 3
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 22 december 2004

Naar ik begrijp hebben de fracties van CDA, VVD en LPF enkele opmerkingen gemaakt over het WHO Kaderverdrag inzake tabaksontmoediging dat thans voor stilzwijgende goedkeuring bij de beide kamers der Staten-Generaal ligt. Beide opmerkingen hebben betrekking op het Aanduidingenbesluit tabaksproducten. Ik wil hier als volgt op reageren.

Allereerst wil ik benadrukken dat ik begrip heb voor de zorgen van de sigarenindustrie.

Voorts wijs ik erop dat het Aanduidingenbesluit tabaksproducten een één op één implementatie is van de betreffende bepalingen in EU-richtlijn 2001/37/EG betreffende de productie, de presentatie en de verkoop van tabaksproducten. Dit betekent dat Nederland op het onderhavige terrein zijn beleidsautonomie aan Europa heeft overgedragen. Hieruit volgt dat Nederland het Aanduidingenbesluit tabaksproducten op de genoemde punten slechts kan wijzigen, wanneer genoemde richtlijn is aangepast. Van een eventueel eigenstandig «verder gaan» dan de (huidige) richtlijn door Nederland kan dus geen sprake zijn.

Ik ben bereid te zoeken naar een oplossing om aan de zorgen van de sigarenbranche (administratieve lasten) tegemoet te komen. Zoals uit het voorgaande blijkt, is een eventuele wijziging van het Aanduidingenbesluit tabaksproducten pas aan de orde wanneer de richtlijn op diezelfde punten is herzien. Bij een eventuele herziening van richtlijn 2001/37/EG zal Nederland, als één van de 25 lidstaten, zich inspannen om een vermeerdering van de administratieve lastendruk voor de sigarenbranche te voorkomen.

Ik vertrouw erop dat ik hiermee afdoende heb gereageerd op de opmerkingen van de Kamer, en dat zij zonder debat haar goedkeuring aan het WHO Kaderverdrag inzake tabaksontmoediging zal hechten.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

J. F. Hoogervorst

Naar boven