29 926
Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Polen; Warschau, 26 maart 2003

B
nr. 2
ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT

Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad van State d.d. 8 juni 1999 en het nader rapport d.d. 23 juni 1999, aangeboden aan de Koningin door de minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Het advies van de Raad van State is cursief afgedrukt.

Bij Kabinetsmissive van 12 september 2003, no.03.003747, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Polen, met Slotprotocol en Administratief Akkoord, Warschau, 26 maart 2003 (Trb. 2003, 62), met toelichtende nota.

Het Verdrag bevat handhavingsafspraken waardoor verificatie en controle mogelijk worden van gegevens die nodig zijn bij de uitvoering van socialeverzekeringswetten. Deze afspraken zijn op grond van de Wet beperking export uitkeringen noodzakelijk, omdat export van uitkeringen alleen kan plaatsvinden als de rechtmatigheid ervan kan worden gecontroleerd. De Raad van State kan zich met de goedkeuring van het Verdrag verenigen. Hij mist echter enkele aspecten in de toelichtende nota en adviseert daar op in te gaan.

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 11 september 2003, nr. 03.003747, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies inzake het bovenvermelde verdrag rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 17 november 2003, nr. No.W12.03.0377/IV, bied ik U hierbij aan.

1. Per 1 mei 2004 zal naar verwachting een aantal landen tot de Europese Unie toetreden. Eén daarvan is Polen. Deze toetreding heeft onder meer tot gevolg dat Verordening (EEG) nr. 1408/71 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 14 juni 1971 betreffende de toepassing van de sociale zekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen (PbEG L 149), de onderhavige materie zal gaan beheersen. In de toelichtende nota op het Verdrag wordt aan de gevolgen van de toetreding geen aandacht besteed. De Raad beschouwt dit als een gemis, in het bijzonder omdat in het Verdrag een bepaling – te weten artikel 29, aanhef en onder b – voorkomt die ertoe strekt dat het bevoegde orgaan van een Verdragsluitende partij kan weigeren een uitkering toe te kennen of de betaling van een uitkering kan opschorten of intrekken indien het bevoegde orgaan van de andere Verdragsluitende partij verzuimd heeft binnen een termijn van drie maanden een medisch onderzoek uit te voeren of gegevens te verstrekken als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder o, van dit Verdrag. Deze bepaling verdraagt zich niet met artikel 3, eerste lid, van de Verordening. Er doet zich in zoverre op termijn een strijdige situatie voor die vergelijkbaar is met de strijd die de Raad constateerde tussen de Associatieovereenkomst EEG-Marokko en het Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Marokko, waarover de Raad op 21 maart 2003 adviseerde. Het is de Raad overigens opgevallen dat in het eerder ter advisering aan de Raad voorgelegde Verdrag tussen het Koninkrijk en de Republiek Cyprus wel met de Verordening rekening is gehouden. Het advies over dit laatste verdrag dateert van 27 mei 2003. De Raad adviseert in de toelichtende nota alsnog op dit punt in te gaan.

1. Aan het advies van de Raad, om nader in te gaan op de gevolgen van de toetreding van Polen tot de Europese Unie, is gevolg gegeven.

2. Artikel 42, derde lid, van het Verdrag voorziet in inwerkingtreding van artikel 5 van het Verdrag per 1 januari 2003 voor het Koninkrijk der Nederlanden. Deze datum is reeds verstreken. Het gaat dus om de inwerkingtreding van artikel 5 met terugwerkende kracht. De toelichting geeft aan dat deze bepaling bedoeld is om de export van uitkeringen op grond van het verdrag zo spoedig mogelijk te kunnen hervatten. De Raad meent dat in de toelichtende nota nader moet worden toegelicht, hoe deze gedifferentieerde inwerkingtreding met terugwerkende kracht zal functioneren.

2. Conform het advies van de Raad is, inzake de terugwerkende kracht van artikel 5, een passage met nadere uitleg in de toelichtende nota opgenomen.

Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om in de toelichtende nota enkele redactionele aanpassingen op te nemen.

De Raad van State geeft U in overweging goed te vinden dat bedoeld Verdrag wordt overgelegd aan de beide Kamers der Staten-Generaal, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken.

De waarnemend Vice-President van de Raad van State,

P. van Dijk

Ik moge U mede namens de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, verzoeken mij te machtigen gevolg te geven aan mijn voornemen, het verdrag vergezeld van de gewijzigde toelichtende nota ter stilzwijgende goedkeuring over te leggen aan de Eerste en aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

B. R. Bot

Naar boven