Kamerstuk
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
|---|---|---|---|
| Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2024-2025 | 29924 nr. D |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
|---|---|---|---|
| Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2024-2025 | 29924 nr. D |
Vastgesteld 12 november 2024
De leden van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken1 hebben kennisgenomen van de brief van 28 juni 2024 waarmee de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Minister van Defensie de rapporten nrs. 77 en 78 van Commissie van Toezicht op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (CTIVD) over de inzet van journalisten als agent bij de AIVD en de MIVD aanbieden.
Naar aanleiding hiervan is op 1 oktober 2024 een brief gestuurd aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Minister van Defensie hebben op 5 november 2024 gereageerd.
De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.
De griffier van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken, Bergman
Aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Den Haag, 1 oktober 2024
De leden van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken hebben kennisgenomen van de brief van 28 juni 2024 waarmee u en de Minister van Defensie de rapporten nrs. 77 en 78 van Commissie van Toezicht op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (CTIVD) over de inzet van journalisten als agent bij de AIVD en de MIVD aanbieden. De leden van de fracties van D66 en de PvdD hebben naar aanleiding daarvan enkele vragen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van D66
De leden van de fractie van D66 zien een belangrijke rol voor journalisten als het gaat om het bewaken van de democratische rechtsorde. Zij zijn daarom blij dat er een speciaal regime geldt en aanvullende waarborgen zijn als het gaat om het verlenen van toestemming voor de inzet van de bijzondere bevoegdheden jegens journalisten (en advocaten), en dat de CTIVD geregeld onderzoek doet naar het werk van de diensten in relatie tot journalisten.
Naar aanleiding van de brief hebben de leden nog wel een aantal vragen. In de rapporten wordt vermeld dat de diensten nog onvoldoende rekening houden met de bijzondere positie die journalisten innemen in het democratisch bestel. U geeft in uw brief aan dat hier beleid en werkinstructies op dienen te worden gemaakt. Kunt u hier nader op ingaan? Op welke wijze zal hier door de diensten invulling aan worden gegeven?
Tevens wordt in de brief aangegeven dat het «unwitting» zijn van journalisten ongebruikelijk en onwenselijk is, echter dat er situaties denkbaar zijn waarin dit nodig is. Zou u een aantal gevallen kunnen omschrijven waarin dit nodig is en aan kunnen geven of dit zowel in het buitenland als in Nederland plaatsvindt?
Ook geeft u aan dat de diensten beleid zullen maken waarin explicieter wordt opgenomen dat het «unwitting» laten van journalisten alleen in een gemotiveerde, uitzonderlijke situatie mogelijk is. Zou u aan kunnen geven om wat voor een situatie het kan gaan, wanneer dit gemotiveerd mogelijk is en hoe het beleid eruit zou kunnen zien?
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de PvdD
In het rapport CTIVD nr. 78 wordt het inzetten van journalisten als agent getoetst aan artikel 41, tweede lid, Wiv 2017.
Zien de leden het goed dat er twee overtredingen zijn geconstateerd? Namelijk:
1. Het in meerdere operaties pas verlenen van toestemming nadat de periode van inzet al was gaan lopen.
2. Het nalaten van een toestemmingsprocedure voor inzet als agent in gevallen dat journalisten eerst als informant waren ingezet en pas op een later moment als agent.
Klopt het dat de schending van artikel 41, tweede lid, Wiv 2017 in die gevallen als onrechtmatig moet worden aangemerkt?
In het rapport CTIVD nr. 78 wordt op pagina 9 geconcludeerd dat in het merendeel van de onderzochte toestemmingsverzoeken niet is afgewogen of de inzet van de bevoegdheid proportioneel is ten opzichte van de inbreuk die de inzet van het middel maakt op de persoonlijke levenssfeer van subbronnen.
Deelt u het oordeel van de leden dat de handelwijze van de AIVD op dat punt in strijd is geweest met het bepaalde in de artikelen 18 en 26 Wiv 2017 en dus als onrechtmatig moet worden aangemerkt?
In het rapport CTIVD nr. 78 is vastgesteld dat in een aantal gevallen journalisten in de beginfase en in één geval zelfs langere tijd zijn benaderd zonder dat ze wisten dat zij als agent werden ingezet. De CTIVD acht dit «ongewenst». Deelt u het oordeel van de leden dat het «unwitting» laten van een journalist in strijd is met de Wiv 2017, in het bijzonder met het bepaalde in de artikelen 18, 23, sub c en 26 van die wet en dus als onrechtmatig dient te worden aangemerkt?
Als de CTIVD een rapport uitbrengt, wordt dat aan de Minister voorgelegd, die daar vervolgens op reageert. Kunt u de reactie op het rapport nr. 78 delen met de Kamer?
Hoe oordeelt u over het feit dat in rapport nr. 78 handelingen zijn geconstateerd die als «onrechtmatig» dienen te worden aangemerkt? Is de toenmalige directeur van de AIVD daarover terecht gewezen?
De commissie voor Binnenlandse Zaken ziet met belangstelling uit naar uw reactie en ontvangt deze graag binnen vier weken na dagtekening van deze brief.
Voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken, I.M. Lagas MDR
Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 5 november 2024
Middels deze brief reageren wij op de vragen van de leden van de fracties van D66 en PvdD naar aanleiding van toezichtsrapporten 77 en 78 van de Commissie van Toezicht op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (CTIVD) over de inzet van journalisten als agent bij de AIVD en de MIVD.
In de beleidsreactie die uw Kamer op 28 juni jl. reeds ontving bij de aanbieding van de rapporten hebben de toenmalige Ministers aangegeven de conclusies van de CTIVD te onderschrijven en alle aanbevelingen over te nemen2. Wij sluiten ons hierbij aan en zijn de CTIVD erkentelijk voor het gedegen onderzoek.
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van D66
De leden van de fractie van D66 vragen om nader in te gaan op het beleid en werkinstructies die de diensten implementeren om de bijzondere positie die journalisten innemen in het democratisch bestel te versterken. Tevens vragen de leden om gevallen waarin het in uitzonderlijke situaties nodig is dat journalisten «unwitting» zijn. Daarbij wordt gevraagd wanneer dit met een motivering mogelijk is en hoe het beleid eruit zou kunnen zien. Tot slot vragen de leden of dit zowel in het buitenland als in Nederland plaatsvindt.
Zoals onze ambtsvoorgangers hebben aangegeven in de brief van 28 juni, is de journalistiek een onmisbare pijler van de democratie en wordt groot belang gehecht aan het belang van journalistieke onafhankelijkheid. De erkenning van dit belang komt duidelijk naar voren bij de extra waarborgen die de diensten betrachten bij de inzet van journalisten als agenten.
De journalist (als agent) is in de interne beleidsregels, gelet op deze belangrijke functie in onze rechtsstaat, als bijzondere categorie opgenomen. Daarom wordt er voor journalisten – net als voor een aantal andere maatschappelijke functies en verschoningsgerechtigden – apart beleid met extra waarborgen gehanteerd. De bevindingen in de CTIVD-rapporten laten zien dat de inlichtingen- en veiligheidsdiensten aandacht hebben voor de specifieke omstandigheden en extra waarborgen die nodig zijn bij het inzetten van journalisten als agent. Elke inzet van een agent wordt – zoals het CTIVD-rapport aangeeft – jaarlijks opnieuw aangevraagd middels een toestemmingsverzoek, waarbij noodzakelijkheid, proportionaliteit en gerichtheid opnieuw worden afgewogen. Daarnaast zullen de diensten de weging van specifieke omstandigheden en bijbehorende extra waarborgen die nodig zijn bij het inzetten van de journalist als agent toevoegen in het al reeds bestaande beleid.
Met betrekking tot de vraag van de leden van D66 over gevallen waarin het in uitzonderlijke situaties nodig is dat journalisten «unwitting» zijn, heeft de CTIVD benadrukt in het toezichtsrapport dat dit in de benaderfase verdedigbaar kan zijn indien het bijvoorbeeld noodzakelijk is om de betrouwbaarheid en informatiepositie van de betreffende journalist vast te kunnen stellen of voor de veiligheid van de journalist. De AIVD en MIVD zullen de uitzonderlijke situaties met motivering explicieter opnemen in het beleid, wanneer er omstandigheden kunnen zijn dat iemand als agent wordt benaderd zonder direct te weten dat dit voor de AIVD of MIVD is.
Op het verstrekken van omschrijvingen van gevallen waarvoor dit nodig is en het aangeven of dit zowel in het buitenland als in Nederland plaatsvindt is, kan gelet op de wettelijke plicht tot geheimhouding in het openbaar omtrent onze modus operandi en actuele kennisniveau niet worden ingegaan. Daarnaast is bronbescherming een van de hoogste prioriteiten van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten en dit is ook van toepassing op de inzet van agenten. Het delen van deze informatie zou de geheimhouding schenden en de veiligheid van de agent in gevaar kunnen brengen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van PvdD
De leden van de fractie van de PvdD vragen om nader in te gaan op een aantal constateringen die de CTIVD heeft gedaan naar aanleiding van haar onderzoek.
Dit gaat over het verlenen van toestemming nadat de periode van inzet liep, het nalaten van een toestemmingsprocedure voor inzet als agent na de inzet als informant, het niet afwegen van de inbreuk die de inzet van een middel maakt op de persoonlijke levenssfeer van subbronnen en het (tijdelijk) unwitting laten van een journalist. De leden vragen of deze constateringen van de CTIVD als onrechtmatig moeten worden aangemerkt.
Met betrekking tot deze vragen benadrukken wij graag de essentiële rol van de CTIVD als onafhankelijke toezichthouder. De onafhankelijkheid van de CTIVD komt op verschillende wijzen tot uiting, waaronder in haar oordeelsvorming: zij stelt zelf de feiten vast en bepaalt eigenstandig welke kwalificaties zij daaraan verbindt. De toenmalige Ministers hebben aangegeven de conclusies, waaronder de geconstateerde onrechtmatigheden, van de CTIVD te onderschrijven en wij sluiten ons hier bij aan.
De leden van de fractie van de PvdD vragen ook of zij de reactie van de Minister op het toezichtsrapport nr. 78 willen delen3. De reactie van de toenmalige Ministers is de reactie die aan uw Kamer is gestuurd op 28 juni 2024 waarbij toezichtsrapporten nr. 77 en nr. 78 samen werden aangeboden.
De leden van de fractie van de PvdD vragen ten slotte of de toenmalige directeur van de AIVD is gewezen op de uitkomst van het rapport. Het rapport is gepubliceerd ten tijde van de huidige directeur-generaal van de AIVD en heeft derhalve de aandacht gehad van de huidige directeur-generaal. Het rapport alsmede de kabinetsreactie zijn daarnaast openbaar en dus voor een ieder kenbaar.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, J.J.M. Uitermark
De Minister van Defensie, R.P. Brekelmans
Samenstelling:
Kemperman (BBB), Lagas (BBB) (voorzitter), Kroon (BBB),Van Langen-Visbeek (BBB), Lievense (BBB), Fiers (GroenLinks-PvdA), Recourt (GroenLinks-PvdA), Janssen-Van Helvoort (GroenLinks-PvdA), Van Gurp (GroenLinks-PvdA), Roovers (GroenLinks-PvdA), Geerdink (VVD), Van de Sanden (VVD), Meijer (VVD) (ondervoorzitter), Doornhof (CDA), Prins (CDA), Van Toorenburg (CDA), Dittrich (D66), Aerdts (D66), Van Hattem (PVV), Nicolaï (PvdD), Nanninga (JA21), Janssen (SP), Talsma (CU), Dessing (FVD), Schalk (SGP), Perin-Gopie (Volt), Van Rooijen (50PLUS), Van der Goot (OPNL)
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-29924-D.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.