29 924 Toezichtsverslagen AIVD en MIVD

Nr. 84 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 29 mei 2012

De commissie van toezicht betreffende de inlichtingen- en veiligheidsdiensten (CTIVD) heeft in het kader van haar taak bedoeld in artikel 64, tweede lid, onder a, van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002 (Wiv 2002) een onderzoek verricht inzake eerdere aanbevelingen van de commissie betreffende de AIVD. Naar aanleiding van dit onderzoek heeft de commissie een openbaar toezichtsrapport vastgesteld, dat geheel openbaar is. Het toezichtsrapport alsmede mijn reactie daarop treft u bijgaand aan1.

De CTIVD gaat in het rapport na hoe de AIVD de aanbevelingen uit de rapporten 11 tot en met 20, voor zover deze de AIVD betreffen, ter hand heeft genomen. Het betreft de rapporten over de uitvoering van de Wet veiligheidsonderzoeken, de Contra Terrorisme Infobox, de uitwisseling van gegevens tussen de AIVD en IND, ongewenste inmenging van vreemde mogendheden, de samenwerking met de RID’en resp. de KMar, de afwegingsprocessen met betrekking tot Mohammed B., de inzet van de afluisterbevoegdheid en de signaalinterceptie en financieel economische onderzoeken. Deze rapporten zijn uitgebracht in de periode 2007–2009.

Van de inhoud van het toezichtsrapport heb ik met genoegen kennisgenomen.

De CTIVD heeft in het algemeen de indruk dat de toezeggingen door de AIVD goed worden uitgevoerd. Tegelijk constateert zij ook dat de implementatie van enkele beleidsprocessen traag verloopt. Terzake merk ik het volgende op.

Met betrekking tot de uitvoering van veiligheidsonderzoeken heeft de CTIVD aanbevolen te voorzien in een beleidsregeling waarin inzichtelijk wordt gemaakt hoe justitiële gegevens worden beoordeeld en wanneer sprake is van onvoldoende gegevens. Hoewel de CTIVD constateert dat vanwege de afstemming met de MIVD en anderen de totstandkoming van nieuwe beleidsregelingen over deze onderwerpen veel tijd heeft gekost, juicht zij toe dat de nieuwe regelingen inzake justitiële gegevens alsmede beoordelingsperiodes en onvoldoende gegevens inmiddels zijn gepubliceerd. Verder ziet de CTIVD in de ontwikkelingen van de afgelopen jaren in de samenwerking tussen de AIVD en MIVD op het gebied van veiligheidsonderzoeken een goede aanzet om te komen tot (verdergaande) uitwisselbaarheid van verklaringen van geen bezwaar tussen de AIVD en MIVD alsmede harmonisatie in de uitvoering van veiligheidsonderzoeken. Ik beschouw dit mede als een bevestiging van de inspanningen die door beide diensten worden verricht om de samenwerking verder te intensiveren en te verbeteren.

In het rapport over de CT Infobox heeft de CTIVD aanbevolen om voortvarend te voorzien in een expliciete wettelijke grondslag voor de CT Infobox. Na een uitgebreide discussie tussen de samenwerkingspartners in de CT Infobox is begin dit jaar besloten een voorstel tot wijziging van de Wiv 2002 in te dienen. Dit wetsvoorstel wordt op dit moment ambtelijk voorbereid.

Ten aanzien van het rapport over de samenwerking tussen de AIVD en de RID’en resp. de KMar constateert de CTIVD dat de rode draad in haar aanbevelingen was om te komen tot een helderder beleid in de relatie tussen AIVD en RID'en. In reactie op dat rapport is het project «Bruggenhoofd» uitgevoerd. De CTIVD stelt vast dat er de afgelopen jaren actief is gewerkt aan het verder structureren en verbeteren van de sturing van RID'en. Deze bevinding kan ik onderschrijven.

De CTIVD stelt in haar rapport verder dat de reorganisatie van de Nederlandse politie ook voor de RID'en aanzienlijke consequenties zal hebben. Zij gaat ervan uit dat haar opmerkingen worden meegenomen in de nieuwe ontwikkelingen voor de RID'en in de context van de nationale politie. Ik kan dit bevestigen. Binnen de AIVD worden plannen ontwikkeld om onder meer het sturingsmodel ten aanzien van de RID'en verder te verbeteren. In het concept-inrichtingsplan Nationale Politie is, in nauw overleg met de AIVD, een organisatorische scheiding van de openbare orde taak en de Wiv-taken als uitgangspunt gekozen.

De CTIVD merkt ook op dat zij het een goede ontwikkeling acht dat meer dan ooit over en weer medewerkers van AIVD en RID'en worden gedetacheerd en dat er sprake lijkt te zijn van een grotere openheid bij de AIVD om gegevens te verstrekken aan de RID'en. In aanvulling daarop merk ik op dat het mijn intentie is om de RID'en te integreren in de digitale infrastructuur van de AIVD. Hierover wordt overleg gevoerd met vertegenwoordigers van de politie.

Over de uitwerking van de aanbeveling om tot gestructureerde afstemming van interessegebieden tussen de MIVD, AIVD en KMar te komen wordt inmiddels op ambtelijk niveau overleg gevoerd tussen de AIVD en MIVD.

Tot slot acht de CTIVD het weinig voortvarend dat niet direct in interne regelgeving is vastgelegd de aanbeveling in het rapport over financieel-economische onderzoeken om een (toenmalig) nieuw inlichtingenmiddel als bijzondere bevoegdheid aan te merken. Ik merk op dat intern over de procedure destijds wel meteen duidelijkheid is geschapen bij de afdeling die het aangaat. De inzet van dit middel heeft tot op heden niet meer plaatsgehad. In die context was de urgentie tot brede interne bekendstelling niet aanwezig. Inmiddels is de procedure wel vastgelegd in interne regelgeving.

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, J. W. E. Spies


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven