29 924 Toezichtsverslagen AIVD en MIVD

Nr. 188 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES EN VAN DEFENSIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 3 september 2019

Hierbij bieden wij u het toezichtsrapport nr. 63 van de Commissie van Toezicht op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (CTIVD) aan over de toepassing van filters bij OOG-interceptie door de AIVD en MIVD1.

Wij zijn de CTIVD erkentelijk voor het gedegen onderzoek naar dit technisch complexe onderwerp, dat betrekking heeft op de periode van 1 mei 2018 (de datum van inwerkingtreding van de Wiv 2017) tot 1 januari 2019. Met een enkele kanttekening onderschrijven wij de conclusies uit het rapport en nemen wij de aanbevelingen over. In deze brief aan uw Kamer geven wij enige relevante achtergrond bij filtering als onderdeel van het interceptieproces, gaan wij in op de belangrijkste conclusies en aanbevelingen van de CTIVD, en beschrijven wij de stappen die door de diensten dientengevolge reeds zijn gezet.

Algemeen

Filtering is een belangrijk onderdeel van het interceptieproces. Zoals de CTIVD ook concludeert is filtering «staande praktijk» bij de diensten. Met filtering wordt de hoeveelheid geïntercepteerde data gereduceerd tot enkel de gegevens die voor verder onderzoek relevant kunnen zijn.

Al vroeg in de interceptieketen wordt de eerste filtering toegepast. Zodra er gekozen is voor een bepaalde interceptielocatie – zoals een satelliet of – bij toekomstige kabelinterceptie – één zogenaamde access-locatie – wordt er gefilterd. Zo wordt bij satellietinterceptie alleen verkeer van gespecificeerde frequentiebanden doorgelaten en bij een kabelinterceptie verkeer van vooraf bepaalde fibers. Alles wat niet door deze filter komt, wordt vernietigd.

Na deze filtering wordt de data verder gereduceerd aan de hand van negatieve en positieve filters. Een negatief filter betekent dat gegevens niet worden opgeslagen. Hierbij kan gedacht worden aan Netflix-verkeer. Een positief filter geeft aan welke gegevens juist wel moeten worden opgeslagen, aan de hand van bijvoorbeeld technische kenmerken zoals een telefoonnummer. Zo wordt bijvoorbeeld het gesprek van een uitgereisde strijder naar Syrië met dat telefoonnummer doorgelaten voor opslag.

Filtering is overigens niet het enige onderdeel van de interceptieketen wat bijdraagt aan de gerichtheid van interceptie. Nog voordat er wordt overgegaan tot interceptie moet de desbetreffende Minister toestemming geven en wordt deze toestemming getoetst door de TIB. Hierbij moeten de diensten aangeven waarom interceptie noodzakelijk, proportioneel en subsidiair is én moeten de diensten motiveren hoe invulling wordt gegeven aan het gerichtheidscriterium bij de keuze voor de interceptielocatie.

Gegevens die door alle filters zijn gekomen en aan het einde van de interceptieketen overblijven, worden bovendien niet zomaar beschikbaar voor het inlichtingenonderzoek. Gegevens die inhoud bevatten (zoals een telefoongesprek) moeten eerst worden geselecteerd op basis van specifieke selectiecriteria zoals een telefoonnummer. De Minister moet toestemming geven voor deze selectie, wat getoetst wordt door de TIB. Pas als de inhoud overeenkomt met één van de selectiecriteria, kan deze worden gebruikt in het onderzoek van de diensten. Voor metadata geldt dat eerst toestemming nodig is van de Minister – getoetst door de TIB – in geval deze data gebruikt gaat worden voor het identificeren van personen of organisaties.

Conclusies en aanbevelingen

In het toezichtsrapport concludeert de CTIVD dat het «zo gericht mogelijk» vereiste, dat met de inwerkingtreding van de Wiv 2017 zijn intrede deed, geen uitwerking heeft gekregen in het filterproces. Het is juist dat er nog geen specifieke werkinstructies voorhanden zijn voor filtering waarbij het «zo gericht mogelijk» vereiste wordt betrokken. Wel benadrukken wij dat de diensten beschikken over beleid voor de gehele OOG-interceptieketen, waar filtering een onderdeel van uitmaakt. Zoals wordt geconcludeerd door de CTIVD in de Tweede Voortgangsrapportage (juni 2019) is dit beleid verbeterd, ook ten aanzien van de toepassing van het criterium «zo gericht mogelijk». In dit beleid wordt specifiek aandacht besteed aan de toepassing van filters in relatie tot dit criterium. Afgelopen periode lag de focus van de diensten bij het opstellen en verbeteren van dit beleid. Komende tijd zal prioriteit worden gegeven aan de daaruit voortvloeiende werkinstructies voor filtering. Voor 1 november aanstaande stellen de diensten nadere werkinstructies vast voor de onderdelen van het filteringsproces waarvoor dit van toepassing is. Tot die tijd zal – conform onze eerdere toezegging van 7 februari 2019 (Kamerstuk 34 588, nr. 81) – kabelinterceptie niet daadwerkelijk plaatsvinden.

In het toezichtsrapport besteedt de CTIVD aandacht aan het voornemen van de diensten tot kabelinterceptie. Hierbij stelt de CTIVD dat de voorgenomen toepassing van filters bij kabelinterceptie (en toekomstige Super High Frequency (SHF) interceptie) zou leiden tot een onrechtmatigheid vanwege ontbrekende verantwoording voor filtering op metadata. De diensten hebben inmiddels een start mee gemaakt met deze verantwoording. Het is belangrijk om te benadrukken dat dit oordeel van de CTIVD gebaseerd is op de voorgenomen toepassing van filters, immers vindt kabelinterceptie nog niet daadwerkelijk plaats. De inrichting van kabelinterceptie is nog in ontwikkeling en is van invloed op de feitelijke toepassing van filters. De vastlegging en verantwoording van filters bij zowel kabelinterceptie als (toekomstige) SHF-interceptie zal uiterlijk 1 november 2019 zijn voltooid.

De CTIVD heeft daarnaast ook de huidige toepassing van filters bij SHF-interceptie onderzocht. De conclusie luidt dat de toepassing van filtering bij bepaalde verwerkingssystemen onrechtmatig is. Van deze systemen zijn de systemen waarvan de AIVD gebruik maakt inmiddels door de dienst uit gefaseerd. Voor de MIVD is dit niet het geval.

Bij High Frequency (HF) interceptie beveelt de CTIVD aan om terstond gegevens te vernietigen die niet aan actuele onderzoeksopdrachten of lopende onderzoeken gerelateerd kunnen worden. Deze aanbeveling nemen wij over met dien verstande dat de diensten bij deze relevantiebeoordeling rekening moeten houden met de op hen rustende wettelijke taak tot het onderkennen van ook onbekende dreigingen.

De door de CTIVD onderzochte gegevens die als niet-relevant zijn beoordeeld, zijn reeds vernietigd. Structureel zal de relevantiebeoordeling en de vernietiging van evident niet-relevante gegevens als onderdeel van het proces van filtering worden vastgelegd in werkinstructies.

Overkoepelend voor alle vormen van OOG-interceptie heeft de CTIVD aanbevolen om periodieke interne controle in te richten voor filters binnen OOG-interceptie. De diensten hebben hier al stappen in gezet, hetgeen de CTIVD zelf ook in het toezichtsrapport benoemt. Zoals gemeld in onze reactie op de tweede voortgangsrapportage van de CTIVD in juni 2019 (Kamerstuk 34 588, nr. 83), hebben de diensten de controlestructuur verder ingericht. Ook is nadrukkelijk aandacht besteed aan mogelijkheden om te voorzien in periodieke controle van samenstelling, werking en bijstelling van de filters. Zo heeft de AIVD reeds meetpunten gerealiseerd waarmee de datastroming van de interceptieketen wordt gemonitord. Hiermee kan bijvoorbeeld bekeken worden wat de uiteindelijke opbrengst van interceptie na filtering is, wat weer als input dient voor het bijstellen van de filters. De duiding van de metingen draagt tevens bij aan de door de CTIVD aanbevolen kwalitatieve feedback tussen medewerkers uit het inlichtingenproces enerzijds en de betrokkenen bij verwerving en filtering. Komende tijd zal deze kwalitatieve feedback verder worden ingericht.

Ten aanzien van de aanbeveling van de CTIVD over het kennisniveau van JSCU- medewerkers, willen we benadrukken dat we de kennis van JSCU-medewerkers van het beleid en de wettelijke kaders als adequaat beschouwen. Dit neemt niet weg dat hier ook in de toekomst blijvende aandacht voor zal zijn.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren

De Minister van Defensie, A.Th.B. Bijleveld-Schouten


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

Naar boven