29 924 Toezichtsverslagen AIVD en MIVD

Nr. 142 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES EN DEFENSIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 30 juni 2016

Hierbij bieden wij u een tweetal toezichtsrapporten aan van de Commissie van Toezicht op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (CTIVD/Commissie) die beide de internationale samenwerking tussen inlichtingen- en veiligheidsdiensten als onderwerp hebben1. Deze rapporten bevatten geen geheime bijlage.

De rapporten zien op de uitvoering van de volgende moties van de Tweede Kamer:

  • Rapport 48; over motie nr. 89 van de leden Schouw en Segers, welke is bedoeld om meer duidelijkheid te verkrijgen op basis van welke afwegingen de AIVD en de MIVD samenwerken met buitenlandse inlichtingen- en veiligheidsdiensten.

  • Rapport 49; over motie nr. 96 van het lid Schouw, waarop in reactie door ons is toegezegd dat voortaan ministeriële toestemming nodig is voordat sets (meta)data met buitenlandse inlichtingen- en veiligheidsdiensten kunnen worden uitgewisseld.

Dreiging in Europa en de need to share

Het huidige dreigingsniveau vraagt om de bereidheid van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten om veelvuldig en snel gegevens uit te wisselen («need to share»).

De Counter Terrorism Group (CTG), een samenwerkingsverband van Europese I&V diensten, heeft recent een platform voor structurele informatie-uitwisseling opgericht in het kader van de dreiging vanuit ISIS. Enkele dagen na de aanslagen in Brussel is dit platform van meer dan 20 landen bijeengekomen en is relevante informatie bij elkaar gebracht. Dit heeft geleid tot operationele vervolgactiviteiten.

Om informatie tijdig te kunnen duiden, zal deze onmiddellijk in het Europees samenwerkingsplatform moeten worden ingebracht. Juist in het internationale samenwerkingsverband zijn in de afgelopen maanden verbanden gelegd die anders verborgen zouden zijn gebleven en waarop direct door justitiële autoriteiten kon worden geïntervenieerd.

Duidelijk is dat Europese en trans-Atlantische samenwerking op het gebied van contra terrorisme intensief en snel moet zijn teneinde plannen voor aanslagen in Europa en elders tijdig te onderkennen. Het delen van gegevens binnen het operationeel platform van de CTG moet realtime kunnen gebeuren. Natuurlijk dienen de diensten hierbij te allen tijde de procedurele waarborgen in acht te nemen. Alle aanbevelingen van de CTIVD worden dan ook overgenomen. Zo zal het beleid bij beide diensten in lijn worden gebracht met de door ons gedane toezeggingen.

Verder aangescherpte waarborgen in de nieuwe wet

In het wetsvoorstel betreffende de nieuwe Wet op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten zijn twee belangrijke aanscherpingen ten opzichte van het huidige wettelijke kader opgenomen. Ten eerste worden de bestaande criteria die gelden voor de samenwerking met buitenlandse diensten, waaronder respect voor mensenrechten en democratische inbedding, in de wet opgenomen en in de toelichting nader ingevuld. Ten tweede zal, zoals nu al reeds praktijk is, voorafgaand aan het delen van ongeëvalueerde gegevens met buitenlandse diensten ministeriële toestemming zijn vereist.

Wegingsnotities

Een wegingsnotitie is het product van een proces waarin wordt afgewogen of met een bepaalde buitenlandse dienst kan worden samengewerkt, en zo ja, op welk niveau. Het wegen is vooral relevant voor de samenwerking met diensten die voor bijvoorbeeld contra terrorisme onmisbaar zijn, maar waarbij een hoger risico bestaat dat de dienst niet voldoet aan de samenwerkingscriteria. In dit kader moet worden gedacht aan diensten van landen op de route van en naar gebieden waar terroristische organisaties huizen. Overigens sluit een kritische wegingsnotitie samenwerking niet op voorhand uit.

Uit rapport nr. 48 blijkt dat door beide diensten afzonderlijk de totstandkoming van de wegingsnotities is opgepakt. Dit is, zoals door de CTIVD terecht is geconstateerd, een veelomvattend en arbeidsintensief proces. Voor de diensten geldt een zware inspanningsverplichting voor het verkrijgen van inzicht in de bevoegdheden en het systeem van gegevensbescherming van een buitenlandse dienst. Benadrukt wordt dat het invulling geven aan deze inspanningsverplichting (welke onder meer inzicht vraagt in de modus operandi van de buitenlandse dienst) een langdurig proces kan zijn waarvan de uitkomst ongeacht de zwaarte van de inspanning niet altijd een volledig beeld kan worden verkregen.

Zoals uit rapport nr. 48 blijkt is het opstellen van deze wegingsnotities geen sinecure, als ook om deze van voldoende gewicht te laten zijn. In dat kader is het toezichtsrapport van de Commissie dan ook van belang. Daarbij zal het beleid in lijn worden gebracht met de toezeggingen ten aanzien van ministeriële toestemming voor nieuwe samenwerkingsrelaties.

Delen van ongeëvalueerde gegevens

In het rapport over motie nr. 96 is de in de motie gebruikte term (sets)metadata vervangen door het begrip ongeëvalueerde gegevens, zoals dit ook in het wetsvoorstel wordt gebezigd. Hiervan is sprake zolang de gegevens (nog) niet zijn beoordeeld op relevantie voor de taakuitvoering. Indien deze gegevens worden uitgewisseld met een buitenlandse dienst, is ministeriële toestemming nodig. Het is daarbij niet van belang of deze gegevens gericht of ongericht zijn verkregen. Nu van enkele gegevens al snel de relevantie voor de taakuitvoering duidelijk zal zijn, zal het bij ongeëvalueerde gegevens veelal gaan om grotere hoeveelheden. Wij kunnen ons vinden in de definitie van de term ongeëvalueerde gegevens en de wijze waarop deze moet worden toegepast op de gegevens die de diensten met een buitenlandse dienst willen delen.

Tenslotte wordt in rapport nr. 49 aandacht besteed aan drie samenwerkingsverbanden waarbij zowel de AIVD en MIVD zijn aangesloten en twee verbanden waarin alleen de MIVD participeert. Ten aanzien van deze samenwerkingsverbanden is door de CTIVD geconstateerd dat gemotiveerd aan ons toestemming is gevraagd voor het uitwisselen van ongeëvalueerde gegevens. Punt van kritiek is wel dat de ministeriële toestemming onbeperkt geldig is. Conform het voorstel van de CTIVD hebben wij inmiddels gekozen voor een periodieke toestemmingstermijn van 1 jaar.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, S.A. Blok

De Minister van Defensie, J.A. Hennis-Plasschaert


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

Naar boven