Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 14 januari 2015
Hierbij bied ik u het toezichtsrapport aan van de Commissie van Toezicht betreffende
de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (CTIVD/Commissie) inzake het onderzoek naar
de activiteiten van de BVD jegens de heer R.H.G. van Duijn (rapportnummer 41)1. Het rapport bevat geen geheime bijlage.
In overleg met de heer Van Duijn heb ik de CTIVD middels een brief van 4 juni 2013
verzocht een onderzoek in te stellen teneinde vast te stellen of in de jaren ’60,
’70 en ’80 van de vorige eeuw, door of in opdracht van de BVD, jegens de heer Van
Duijn bijzondere inlichtingenmiddelen zijn ingesteld, welk verzoek door de Commissie
is gehonoreerd.
Ik heb het rapport met belangstelling gelezen en spreek mijn waardering uit voor het
grondige onderzoek dat is verricht en de wijze waarop de bevindingen in het rapport
zijn verwoord. Ik hoop dat dit rapport de vragen van de heer Van Duijn afdoende beantwoordt
zodat hij deze episode kan afronden. Het bevestigt dat er in de desbetreffende periode
geen bijzondere inlichtingenmiddelen door of in opdracht van de BVD jegens de heer
Van Duijn zijn ingezet.
Het archiefonderzoek dat onder aansturing van de Commissie heeft plaatsgevonden heeft
niet eerder gevonden materiaal opgeleverd. Nu dit materiaal betrekking heeft op de
door de heer Van Duijn ingediende verzoeken om kennisneming, zijn deze beoordeeld
en, voor zover mogelijk, inmiddels aan hem verstrekt. Daarbij zijn de documenten met
betrekking tot «operatie Diepvries» meegenomen. Ook het document uit de jaren tachtig
van de vorige eeuw, dat eerder niet aan de heer Van Duijn is vrijgegeven vanwege twijfel
of het document wel op hem betrekking had, zal hem worden toegestuurd.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
R.H.A. Plasterk