29 924 Toezichtsverslagen AIVD en MIVD

Nr. 108 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 5 juni 2014

De Commissie van Toezicht betreffende de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (CTIVD/Commissie) heeft in het kader van haar taak als bedoeld in artikel 64, tweede lid, onder a, van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002 (Wiv 2002) een onderzoek verricht naar de inzet van enkele langlopende agentenoperaties door de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD).

Naar aanleiding van dit onderzoek heeft de CTIVD een toezichtsrapport vastgesteld (rapportnummer 37). Dit rapport is deels openbaar, deels geheim. Het openbare deel van het toezichtsrapport en mijn reactie hierop bied ik u hierbij aan1. Het rapport wordt tevens aangeboden aan de voorzitter van de Eerste Kamer. De geheime bijlage van het rapport zend ik aan de Commissie voor de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten van de Tweede Kamer.

Het onderzoek van de Commissie heeft zich toegespitst op vijf agentenoperaties met een looptijd van meer dan een jaar, die in het kader van de veiligheidstaak van de AIVD zijn ingezet (artikel 6, tweede lid, onder a, Wiv 2002), meer specifiek in het kader van het onderzoek naar terrorisme, radicalisering en extremisme.

Daarbij is in het bijzonder gekeken naar de vragen omtrent de instructie en de aansturing van agenten door de AIVD. Onderzocht is hoe de AIVD de regie houdt over de inzet van de agent, hoe de belangen van de agent en de AIVD tegen elkaar worden afgewogen en hoe wordt gestuurd op de doelen die men beoogt te bereiken. Daarnaast is veel aandacht besteed aan de wijze waarop er bij de inzet van langlopende agentenoperaties wordt omgegaan met de betrokkenheid van agenten bij het plegen van strafbare feiten.

Ik heb met belangstelling van het rapport kennisgenomen. Menselijke bronnen zijn voor een dienst als de AIVD van groot belang. Derhalve hecht ik zeer aan de conclusie van de Commissie dat uit het onderzoek een beeld naar voren komt waarbij acquisiteurs de agenten nauw begeleiden en waar nodig instructies geven, als ook dat de schriftelijke vastlegging van de instructies en het bijhouden van de operatierapporten doorgaans op zorgvuldige wijze gebeurt. De Commissie stelt vast dat in alle gevallen sprake lijkt te zijn van een samenwerkingsrelatie waarbij de AIVD de controle heeft over hoe de agent wordt ingezet in de targetomgeving en dat de veiligheid van de agenten ten gevolge van hun inzet door de AIVD niet in gevaar is gekomen.

In het rapport is veel aandacht besteed aan het onder instructie van de AIVD plegen van strafbare feiten door de agent. Dat een agent strafbare feiten kan plegen is geregeld in artikel 21, derde lid, Wiv 2002. Een agent moet zich kunnen conformeren aan het gedrag van de personen en organisaties waar hij contact mee heeft. Dit kan essentieel zijn voor het behouden van zijn informatiepositie en het niet ontmaskerd worden door de targetgroep. Het uitgangspunt van de dienst is dat een agent slechts bij uitzondering strafbare feiten pleegt. De agenten in de onderzochte operaties hebben slechts dan een instructie gekregen voor het plegen van strafbare feiten, wanneer dit noodzakelijk was in het kader van de goede taakuitvoering van de dienst dan wel de veiligheid van de agent. De agenten hebben evenmin andere personen aangezet tot het plegen van strafbare feiten.

De CTIVD heeft in het rapport geen onrechtmatigheden geconstateerd. Wel heeft zij een aantal kritiekpunten en heeft zij daartoe een aantal aanbevelingen gedaan. Ik kan mij geheel vinden in deze punten en neem alle aanbevelingen van de Commissie over. De belangrijkste kritiekpunten en aanbevelingen zijn:

  • het ontbreken van evaluaties bij langlopende operaties, zowel tussentijds als na afloop van de operatie. De Commissie beveelt aan dit wel te doen en deze evaluaties schriftelijk vast te leggen, waarmee in een belangrijke mate kan worden bijgedragen aan een zorgvuldige en effectieve uitvoering van de operaties, als ook dat lessons learned worden geborgd.

  • het is een agent niet altijd duidelijk welke strafbare feiten hij mag plegen, onder welke omstandigheden hij dat mag doen en wat de gevolgen kunnen zijn wanneer hij door zijn handelen in aanraking komt met politie en justitie. De Commissie beveelt aan naar de agent toe daarover duidelijkheid te verschaffen middels een instructie, vastgelegd in een document, dat met de agent op gezette tijden moet worden besproken.

  • de interne werkwijzen ten aanzien van operaties waarbij strafbare feiten (voorzienbaar) een rol spelen moeten worden verbeterd.

  • met het Openbaar Ministerie moeten goede en toetsbare afspraken worden gemaakt over de toestemming voor het plegen van strafbare feiten door agenten van de AIVD. Deze moeten worden vastgelegd in intern beleid. Tevens moet schriftelijk worden vastgelegd wat er in het kader van het plegen van strafbare feiten door agenten besproken wordt met de Landelijke Officier van Justitie (LOvJ).

Met deze laatste aanbeveling worden eventuele bezwaren inzake het niet opstellen van een AMvB over strafbare feiten, waartoe het kabinet heeft besloten2, weggenomen. Het bovenstaande is daarmee het resultaat van de toezegging aan de Tweede Kamer, gedaan tijdens het Algemeen Overleg over de evaluatie Wiv 2002 d.d. 16 april 2014, om de CTIVD te vragen om een reactie ter zake.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
2

Kabinetsreactie op het rapport van de Commissie Evaluatie Wiv 2002.

Kamerstuk 33 820, nr. 2, p. 7.

Naar boven