29 913
Wijziging van de Postwet (wijziging van de grenzen van het voorbehouden postvervoer)

nr. 3
MEMORIE VAN TOELICHTING

I. ALGEMEEN

I.1 Richtlijn 2002/39/EG

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt, omdat het zonder meer instemmend luidt (artikel 25a, vierde lid, onderdeel b, van de Wet op de Raad van State).

Artikel 1 van Richtlijn nr. 2002/39/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 10 juni 2002 (PbEG L 176) tot wijziging van Richtlijn 97/67/EG met betrekking tot de verdere openstelling van de postmarkt in de Gemeenschap voor mededinging (verder: richtlijn 2002/39/EG), wijzigt artikel 7 van Richtlijn nr. 97/67/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 15 december 1997 betreffende gemeenschappelijke regels voor de ontwikkeling van de interne markt voor postdiensten in de Gemeenschap en de verbetering van de kwaliteit van de dienst (PbEG L15) (verder: de Postrichtlijn) zodanig, dat het maximumgewicht van de brieven, waarvan het vervoer kan worden voorbehouden aan de uitvoerder van de universele dienst, met ingang van 1 januari 2006 wordt gesteld op 50 gram, tenzij het tarief voor het vervoer van die brieven gelijk is aan of meer bedraagt dan tweeënhalf maal het enkelstukstarief voor brievenpost in de gewichtsklasse tot 20 gram van de uitvoerder van de universele dienst.

I.2 De Nederlandse regelgeving

Overeenkomstig de Postrichtlijn maakt de Nederlandse Postwet1 een onderscheid tussen de opgedragen diensten, die de houder van de concessie, TPG N.V., moet verrichten, en het daarbinnen bestaande voorbehouden gedeelte van het postvervoer, dat TPG N.V. met uitsluiting van anderen mag vervoeren.

De opgedragen diensten omvatten de universele dienstverlening voor postvervoer, zoals die in de Postrichtlijn is gedefinieerd. Binnen de opgedragen diensten is een deel van het postvervoer exclusief voorbehouden aan TPG N.V. Dit gedeelte wordt gedefinieerd door een gewichtsgrens en een tariefgrens.

Sinds 2000 is in de artikelen 2a en 2b van de Postwet de gewichtsgrens van 100 gram opgenomen, en is in artikel 6 van het Postbesluit2 de tariefgrens boven welke deze gewichtsgrens niet geldt, gesteld op drie maal het enkelstukstarief in de gewichtsklasse tot 20 gram. Dit is in overeenstemming met richtlijn 2002/39/EG op grond waarvan deze grenzen met ingang van 1 januari 2003 moeten gelden. De Nederlandse regelgeving liep vooruit op deze normering.

Dit wetsvoorstel regelt uitsluitend de implementatie van de onder I.1 genoemde bepalingen voor zover zij betrekking hebben op de gewichtsgrens van 50 gram.

De tariefgrens van artikel 6 van het Postbesluit wordt door een afzonderlijke algemene maatregel van bestuur gewijzigd. Beide wijzigingen moeten met ingang van 1 januari 2006 in werking treden.

De overige bepalingen van de richtlijn 2002/39/EG moesten eerder in werking treden en zijn, voor zover zij implementatie behoeven, reeds geïmplementeerd door het Besluit van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 20 november 2002, nr. DGTP/02/04621, tot wijziging van het Besluit algemene richtlijnen post (Barp) (Stcrt. 25 november 2002, nr. 227, p. 9), dat met ingang van 1 januari 2003 in werking is getreden. Het gaat daarbij om voorschriften over de tarieven en voorwaarden die de houder van de concessie hanteert als hij afzonderlijke contracten sluit met aanbieders van grote postzendingen.

Hoewel het is toegestaan om met ingang van 1 januari 2006 de gewichtsgrens lager dan 50 gram te stellen, volgt het kabinet de richtlijn 2002/39/EG en wordt per genoemde datum de grens verlaagd van 100 gram naar 50 gram.

Het nog lager stellen van de gewichtsgrens zou in feite een verdergaande liberalisering inhouden. Het is op zich mogelijk dat Nederland, onafhankelijk van de ontwikkelingen in andere lidstaten, zo snel mogelijk overgaat tot verdere of volledige liberalisering, waardoor de gebruiker direct kan profiteren van de voordelen van een vrije markt. Het kabinet is echter van mening dat de verdere liberalisering van de postmarkt na 1 januari 2006 bezien moet worden in het licht van de liberalisering van de postmarkten in de rest van Europa.

Een verdere liberalisering in Nederland betekent dat postbedrijven uit andere landen zich hier gemakkelijker op grote delen van de Nederlandse postmarkt kunnen begeven dan Nederlandse bedrijven toegang hebben op de postmarkten in andere landen.

Bij verlaging van de gewichtsgrens onder die van richtlijn 2002/39/EG dient er een reëel zicht te zijn op gelijke mogelijkheden in ten minste een deel van de Europese Unie. Het Verenigd Koninkrijk en Duitsland hebben al aangekondigd dat zij na de implementatiedatum van 1 januari 2006, namelijk in 2007, hun respectieve postmarkten volledig liberaliseren. Met het openen van de markten in het Verenigd Koninkrijk en Duitsland in 2007 komen substantiële delen van de toekomstige gemeenschappelijke postmarkt van de Europese Unie vrij. Dat is dan ook het moment om de postmarkt in Nederland (verder) te liberaliseren.

I.3 Advisering

Aangezien deze wet uitsluitend strekt tot implementatie van een Europese richtlijn is ervan afgezien om het concept ervan voor te leggen aan het Overlegplatform post en telecommunicatie.

De Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit (verder: OPTA, of het College) is verzocht overeenkomstig de artikelen 4 en 5 van het Informatiestatuut Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit een uitvoeringstoets uit te voeren. Bij brief van 11 mei 20041 heeft het College zijn instemming met de verlaging van de gewichtsgrens kenbaar gemaakt, en de verwachting uitgesproken dat ook het Postbesluit overeenkomstig de richtlijn wordt gewijzigd. In onderdeel I.2 is al aangegeven dat de implementatie een wijziging van het Postbesluit omvat.

Het College geeft de Minister tevens in overweging om de klachtenprocedures voor gebruikers van postdiensten en geschillenbeslechtingsprocedures die nu voor TPG N.V. als houder van de concessie gelden, in overeenstemming met de mogelijkheid die het door artikel 1, onderdeel 3, van richtlijn 2002/39/EG, gewijzigde artikel 19 van de Postrichtlijn biedt, ook toe te passen op diensten die niet alleen door TPG N.V. worden verricht, maar wel onder de opgedragen dienst vallen. De suggestie van het College voor één klachten- en geschillenbeslechtingsloket wordt in dit wetsvoorstel niet overgenomen. De Postwet geeft thans regels voor (de houder van) de postconcessie. De andere postvervoerdiensten die opereren in het niet-voorbehouden gedeelte van de postmarkt zijn momenteel niet onderworpen aan regels op grond van de Postwet, met uitzondering van de handhaving van het verbod van postvervoer voor het gedeelte dat aan TPG N.V. is voorbehouden. Een uitbreiding van de reikwijdte van de Postwet is op grond van de richtlijn mogelijk, maar past slecht binnen het huidige systeem. Het kabinet is voornemens de postmarkt in 2007 te liberaliseren. Bij die gelegenheid wordt bezien hoe de belangen van de consumenten en andere eindgebruikers, die het College aanstipt, het best kunnen worden behartigd.

I.4 Administratieve lasten

De kern van dit voorstel van wet, dat de implementatie bevat van het gewijzigde artikel 7, eerste lid, van de Postrichtlijn, is dat de grens tussen het aan TPG N.V. voorbehouden gedeelte van het opgedragen postvervoer en het overige aan TPG N.V. opgedragen postvervoer verschuift van 100 gram naar 50 gram. Aan zowel het voorbehouden gedeelte als het overige opgedragen deel van het postvervoer zijn informatieverplichtingen verbonden, die zijn opgenomen in het Besluit algemene richtlijnen post. De rapportagedelen veranderen elk van inhoud en samenstelling. De totale kosten om de rapportages op te stellen veranderen niet, zelfs de kosten per onderdeel veranderen door deze wijziging naar verwachting niet.

De administratieve lasten van de financiële verantwoording op grond van onderdeel 6.2 van het Besluit algemene richtlijnen post (verder: Barp) bedragen € 400 000 per jaar. Deze wetswijziging brengt hierin geen verandering.

Het Adviescollege toetsing administratieve lasten heeft het ontwerp beoordeeld. Het college heeft bij brief van 26 maart 2004 laten weten dit ontwerp niet te selecteren voor een toets.

II. ARTIKELSGEWIJS

Artikel I

Dit artikel heeft geen ander doel dan de gewichtsgrens in de Postwet voor het aan de houder van de concessie voorbehouden gedeelte op 50 gram te stellen.

Artikel II

Overeenkomstig het gewijzigde artikel 7 eerste lid, van richtlijn 97/67/EG is als datum van inwerkingtreding 1 januari 2006 voorzien, ten behoeve van de implementatie van dat artikel in zowel dit wetsvoorstel als in het Postbesluit. Gelet op het karakter van het voorstel, dat zuivere implementatie van de postrichtlijn beoogt, behoeft geen rekening te worden gehouden met de bepalingen van de Tijdelijke referendumwet.

De Minister van Economische Zaken,

L. J. Brinkhorst

BIJLAGE

Bijlage bij de memorie van toelichting bij het voorstel van wet, houdende wijziging van de Postwet in verband met de wijziging van de grenzen van het voorbehouden postvervoer.

Transponeringstabel

Richtlijn 2002/39/EGPostwetPostbesluitBarp
Artikel 7, eerste lid, van richtlijn 97/67/EG, zoals gewijzigd bij artikel 1, eerste lid van Richtlijn 2002/39/EG   
Eerste lidartt. 2a en 2bart. 6 
Tweede lidbehoeft geen implementatie. Uitwisseling van documenten is ingevolge artikel 2c van de Postwet niet voorbehouden  
    
Derde lidbehoeft geen implementatie. Gericht tot de Europese Commissie  
    
Artikel 12 van Richtlijn 97/67/EG, zoals gewijzigd bij artikel 1, tweede lid van Richtlijn 2002/39/EG   
    
Eerste streepje  is reeds geïmplementeerd in het bestaande onderdeel 5.1, onderdelen a en b en onderdeel 5.2a
    
Tweede streepje  is reeds geïmplementeerd; § 6 bevat een toerekeningsysteem ter voorkoming van kruissubsidies; er zijn geen specifieke verplichtingen opgelegd
    
Artikel 19 van Richtlijn 97/67/EG, zoals gewijzigd bij artikel 1, derde lid van Richtlijn 2002/39/EG Is reeds geïmplementeerd in:Art. 5, tweede lid, onderdeel d § 9
    
Artikel 22 van Richtlijn 97/67/EG, zoals gewijzigd bij artikel 1, vierde lid van Richtlijn 2002/39/EGbehoeft geen implementatie. De (toezichthoudende) rol van OPTA is geregeld in Postwet en in de Wet OPTA  
    
Artikel 23 van Richtlijn 97/67/EG, zoals gewijzigd bij artikel 1, vijfde lid van Richtlijn 2002/39/EGbehoeft geen implementatie. Gericht tot de Europese Commissie  
    
Artikel 27 van Richtlijn 97/67/EG, zoals gewijzigd bij artikel 1, zesde lid van Richtlijn 2002/39/EGbehoeft geen implementatie. Bevat procedure ten aanzien van de duur van Richtlijn 97/67/EG  
    
Artikel 2 van Richtlijn 2002/39/EGbehoeft geen implementatie. Bevat implementatiedatum  
    
Artikel 3 van Richtlijn 2002/39/EGbehoeft geen implementatie. Bevat inwerkingtreding bepaling van richtlijn 2002/39/EG  
    
Artikel 4 van Richtlijn 2002/39/EGbehoeft geen implementatie. De richtlijn is gericht tot de lidstaten  

De Minister van Economische Zaken,

L. J. Brinkhorst


XNoot
1

Staatsblad 2000, 201.

XNoot
2

Staatsblad 2000, 200.

XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven