nr. 8
AMENDEMENT VAN HET LID VAN VROONHOVEN-KOK
Ontvangen 13 september 2005
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
Artikel I wordt als volgt gewijzigd:
I
In artikel 43c, tweede lid, wordt «de rechthebbende» vervangen
door: een rechtspersoon als bedoeld in artikel 43d, eerste lid,.
II
Artikel 43d komt als volgt te luiden:
Artikel 43d
1. Het volgrecht kan uitsluitend worden uitgeoefend door rechtspersonen
die zich ingevolge hun statuten ten doel stellen de belangen van rechthebbenden
door de uitoefening van het aan hen toekomende hiervoor bedoelde recht te
behartigen.
2. De in het eerste lid bedoelde rechtspersonen zijn ook bevoegd de belangen
te behartigen van rechthebbenden die daartoe geen opdracht hebben gegeven,
indien het betreft de uitoefening van dezelfde rechten als in de statuten
vermeld. Indien meerdere rechtspersonen zich blijkens hun statuten de behartiging
van de belangen van dezelfde categorie rechthebbenden ten doel stellen, kan
de rechthebbende een van hen aanwijzen als bevoegd tot de behartiging van
zijn belangen. Voor rechthebbenden die geen opdracht hebben gegeven als bedoeld
in de tweede zin gelden de rechten en verplichtingen die voortvloeien uit
een overeenkomst die een tot de uitoefening van dezelfde rechten bevoegde
rechtspersoon heeft gesloten met betrekking tot de inning van de vergoeding,
bedoeld in artikel 43a, eerste lid, onverkort.
3. De in het eerste lid bedoelde rechtspersonen kunnen gedurende drie
jaar na het tijdstip waarop de vergoeding bedoeld in artikel 43a, eerste lid,
opeisbaar is geworden, van degene die verplicht is tot betaling van de vergoeding
alle inlichtingen verlangen die noodzakelijk zijn om de betaling van de vergoeding
veilig te stellen.
Toelichting
Het amendement beoogt in de wet vast te leggen dat de inning van het volgrecht
moet gebeuren door een rechtspersoon die zich ingevolge zijn statuten ten
doel stelt de belangen van rechthebbenden te behartigen. Dit zorgt ervoor
dat de administratieve lasten voor de betalingsplichtigen (veilinghuizen,
galeries en kunsthandel) tot een minimum worden beperkt. Ook voor de rechthebbenden
(beeldend kunstenaars) beoogt het amendement helderheid, duidelijkheid en
gemak: een duidelijk aanspreekpunt en een instantie die individueel uitkeert.
Dit amendement is zo vormgegeven dat het uitdrukkelijk de mogelijkheid
van concurrentie van beheersorganisaties open laat. Voor de formulering van
de bepaling is zoveel mogelijk aangesloten bij artikel 26a Auteurswet 1912.
Van Vroonhoven-Kok