29 912
Aanpassing van de Auteurswet 1912 ter implementatie van richtlijn nr. 2001/84/EG van het Europees Parlement en van de Raad van de Europese Unie van 27 september 2001 betreffende het volgrecht ten behoeve van de auteur van het oorspronkelijk kunstwerk (PbEG L 272)

nr. 8
AMENDEMENT VAN HET LID VAN VROONHOVEN-KOK

Ontvangen 13 september 2005

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

Artikel I wordt als volgt gewijzigd:

I

In artikel 43c, tweede lid, wordt «de rechthebbende» vervangen door: een rechtspersoon als bedoeld in artikel 43d, eerste lid,.

II

Artikel 43d komt als volgt te luiden:

Artikel 43d

1. Het volgrecht kan uitsluitend worden uitgeoefend door rechtspersonen die zich ingevolge hun statuten ten doel stellen de belangen van rechthebbenden door de uitoefening van het aan hen toekomende hiervoor bedoelde recht te behartigen.

2. De in het eerste lid bedoelde rechtspersonen zijn ook bevoegd de belangen te behartigen van rechthebbenden die daartoe geen opdracht hebben gegeven, indien het betreft de uitoefening van dezelfde rechten als in de statuten vermeld. Indien meerdere rechtspersonen zich blijkens hun statuten de behartiging van de belangen van dezelfde categorie rechthebbenden ten doel stellen, kan de rechthebbende een van hen aanwijzen als bevoegd tot de behartiging van zijn belangen. Voor rechthebbenden die geen opdracht hebben gegeven als bedoeld in de tweede zin gelden de rechten en verplichtingen die voortvloeien uit een overeenkomst die een tot de uitoefening van dezelfde rechten bevoegde rechtspersoon heeft gesloten met betrekking tot de inning van de vergoeding, bedoeld in artikel 43a, eerste lid, onverkort.

3. De in het eerste lid bedoelde rechtspersonen kunnen gedurende drie jaar na het tijdstip waarop de vergoeding bedoeld in artikel 43a, eerste lid, opeisbaar is geworden, van degene die verplicht is tot betaling van de vergoeding alle inlichtingen verlangen die noodzakelijk zijn om de betaling van de vergoeding veilig te stellen.

Toelichting

Het amendement beoogt in de wet vast te leggen dat de inning van het volgrecht moet gebeuren door een rechtspersoon die zich ingevolge zijn statuten ten doel stelt de belangen van rechthebbenden te behartigen. Dit zorgt ervoor dat de administratieve lasten voor de betalingsplichtigen (veilinghuizen, galeries en kunsthandel) tot een minimum worden beperkt. Ook voor de rechthebbenden (beeldend kunstenaars) beoogt het amendement helderheid, duidelijkheid en gemak: een duidelijk aanspreekpunt en een instantie die individueel uitkeert.

Dit amendement is zo vormgegeven dat het uitdrukkelijk de mogelijkheid van concurrentie van beheersorganisaties open laat. Voor de formulering van de bepaling is zoveel mogelijk aangesloten bij artikel 26a Auteurswet 1912.

Van Vroonhoven-Kok

Naar boven