29 911 Bestrijding georganiseerde criminaliteit

Nr. 87 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 3 december 2013

Op 27 november jongstleden heb ik een constructief Algemeen Overleg (AO) gehad met de Vaste Kamercommissie voor Veiligheid en Justitie (VKC) over het onderwerp mobiel banditisme. In de tweede termijn zijn door de leden van de V KC nog enkele vragen gesteld aan de beantwoording waarvan ik door tijdgebrek niet meer toe kwam. De VKC vroeg mij deze schriftelijk te beantwoorden, hetgeen ik hierbij graag doe.

De heer Van Oosten (VVD) stelde dat in het rapport van professor Siegel staat dat mobiele bendes vaker naar Nederland zullen komen, als gevolg van de repressieve maatregelen die buurlanden introduceren. Hij vraagt welke maatregelen dat zijn en of Nederland deze ook neemt.

We weten niet of er in de toekomst meer mobiele bendes naar Nederland zullen komen, dat blijft giswerk. Als het aan mij ligt niet in ieder geval; ik doe er alles aan om Nederland onaantrekkelijk te maken voor mobiele bendes, zeker ook op repressief terrein. In de eerste termijn heb ik daar voorbeelden van genoemd. De buurlanden nemen vergelijkbare maatregelen. Wij werken met elkaar samen om deze bendes buiten de deur te houden. Het is een gezamenlijk probleem dat we gezamenlijk aanpakken.

De heer Marcouch (PvdA) stelde dat ik voorbij ga aan het gebrek aan kennis en expertise bij de politie en vroeg wat ik ga doen om dit op te lossen. Ik heb in het AO al gezegd dat mobiel banditisme een opkomend fenomeen is. Dat betekent ook dat de politie bezig is kennis en expertise op te bouwen over dat fenomeen, de modi operandi etc. Daarbij maakt zij gebruik van de ervaringen van buurlanden en de informatie die ze uit de bronlanden betrekt. Zo zijn er regelmatig uitwisselingen met de Poolse en Roemeense politie. Daarnaast heb ik (flexibel inzetbare) liaison officers geplaatst in een aantal herkomstlanden. Zie hierover mijn brief d.d. 9 oktober 2013 over het liaison beleid van de politie (Kamerstuk 31 014, nr. 94). Europol is ook een belangrijke hulpbron.

De PvdA heeft verder het beeld dat leden van de gemeenschappen waaruit mobiele bandieten voortkomen bijna niet willen samenwerken met de politie en vraagt of ik hier op in kan gaan. Er is wel degelijk samenwerking met gemeenschappen en de politie maakt ook gebruik van informanten. Soms is er het probleem dat mensen niet durven te getuigen, maar daar heeft de politie ervaring mee. Taalbarrières zijn soms een hindernis maar ook daarmee wordt steeds meer ervaring opgedaan.

Mevrouw Helder (PVV) vraagt mij waarom ik geloof hecht aan de opmerkingen uit het rapport van mevrouw Siegel dat Nederland niet bovenaan de lijst van populaire landen staat voor mobiele bendes, de Nederlandse cel niet als een hotel wordt beleefd en geïnterviewde Oost-Europeanen de straffen in Nederland hoog vinden. Mevrouw Helder heeft tevens gevraagd of er niet zwaarder gestraft kan worden bij delicten in groepsverband gepleegd.

Mevrouw Siegel heeft een gedegen rapport afgeleverd dat ik serieus neem. Dat heb ik tijdens het Algemeen Overleg ook uitgesproken. De mogelijkheid om in groepsverband gepleegde feiten zwaarder te straffen bestaat al. De ernstige vermogensdelicten waaraan mobiele bendes zich doorgaans schuldig maken, zoals stelselmatige winkeldiefstallen, woninginbraken en roofovervallen, kennen steeds als strafverzwarende omstandigheid het gezamenlijk plegen van de feiten. Illustratief in dit verband zijn de artikelen 312, tweede lid, onder 2°, en artikel 317, derde lid, van het Wetboek van Strafrecht. Daarnaast wijs ik op artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht. Deze strafbaarstelling is bedoeld om de samenleving bescherming te bieden tegen het gevaar van criminele samenwerkingsverbanden en biedt daarvoor eveneens ruime mogelijkheden. Naar mijn mening is het allerbelangrijkste dat de pakkans omhoog gaat. Ik heb u tijdens het Algemeen Overleg uitgelegd hoe ik dat doe en ook voorbeelden gegeven van concrete acties door de politie.

De heer Marcouch (PvdA) vroeg of het nu over georganiseerde criminaliteit gaat of niet? Inderdaad vat ik mobiel banditisme op als grensoverschrijdende georganiseerde misdaad die zich veelal bezig houdt met high impact crimes.

Mevrouw Kooiman (SP) vroeg naar het vrijmaken van extra capaciteit voor de opsporing van mobiele bendes die winkeldiefstal plegen. Zij verwijst daarbij naar het convenant dat ik op 27 februari 2012 ondertekende met Detailhandel Nederland. In dit convenant zijn zeven hoofdlijnen voor een integrale aanpak van mobiele bendes vastgelegd (Kamerstuk 29 911, nr. 62). Afgesproken is onder meer dat vóór 1 mei 2015 geregeld zal zijn dat de informatie waarover private organisaties beschikken, gebruikt wordt voor opsporingsdoeleinden (actie 3 uit het convenant). Dit krijgt gestalte met de inrichting van de Gemeenschappelijke Informatieorganisatie (GIO), de werkrelatie van GIO met de Intelligencevoorziening Mobiele Bendes van de politie en de interventie-adviezen die de Intelligencevoorziening verstrekt aan partijen binnen en buiten de politie. Of de informatie daadwerkelijk leidt tot opsporing of andere betekenisvolle interventies zal mede afhangen van de kwaliteit van de informatie van GIO. In het convenant is tevens afgesproken dat de slagkracht van de opsporing en vervolging wordt vergroot (actie 4). Het gaat daarbij om de gerichte inzet van opsporingscapaciteit om de bendes op te pakken en bij hun aanhouding te voorkomen dat ze zich aan hun berechting onttrekken door de grens over te trekken om hun straf te ontlopen. In mijn brief van 9 oktober jongstleden heb ik uiteengezet langs welke lijnen dit uitgewerkt is en uitgevoerd wordt (Kamerstuk 29 911, nr. 85). Zoals aangegeven in het AO van 27 november behoort de aanpak van mobiele bendes tot de reguliere werkzaamheden van de politie en is zij 24 uur per dag, 7 dagen per week waakzaam. Een apart team oprichten dat zich richt op mobiele bendes acht ik niet wenselijk.

Mevrouw Kooiman heeft voorts gevraagd hoe GIO in de praktijk zal werken en hoe de financiering in de toekomst wordt geregeld. Voor de inrichting van GIO heeft TNO de publieke en private informatiestromen in kaart gebracht. In de kern komt het erop neer dat GIO gegevens van private organisaties (winkelketens en transportbedrijven) selecteert en analyseert op informatie over mobiele bendes. Op basis van deze analyse worden alerteringen, zo veel mogelijk real time doorgegeven aan de politie en de deelnemende bedrijven. De evaluatie van GIO eind 2014 moet uitwijzen wat de toegevoegde waarde is voor enerzijds de politie en anderzijds de deelnemende bedrijven. Afhankelijk van de gebruikswaarde van GIO zal eind 2014 niet alleen besloten worden over de eventuele voortzetting, maar ook over de wijze van financiering. Als zowel publieke als private partijen baat hebben bij de aanpak, ligt een gedeelde verantwoordelijkheid ook financieel in de rede. In de proefperiode wordt GIO gefinancierd door het Ministerie van VenJ.

De VVD vroeg of het digitaal opkopersregister (DOR) nog aanvullende waarde kan hebben in het voorkomen van het doorverkopen van gestolen goederen zoals cosmetica. Op het DOR zijn sinds begin 2013 53 gemeenten in negen politie-eenheden en 558 opkopers aangesloten. Door de digitale registratie van tweedehands goederen en de aansluiting op diefstalregisters van de politie kan heling effectiever aangepakt worden. Dit geldt met name voor unieke goederen of goederen die voorzien zijn van een unieke identificerende code. Cosmetica is niet voorzien van een serienummer. Op artikelniveau heeft cosmetica per soort product wel een unieke EAN-code (barcode) maar deze is in alle winkels die het betreffende product verkopen gelijk. Dit bemoeilijkt de bewijsvoering dat de cosmetica gestolen is van een specifieke winkelier. Hier zijn evenwel uitzonderingen op: sommige cosmeticaproducten hebben een verpakking die uitsluitend in één type winkelketen aangeboden wordt en van een eigen unieke EAN-code is voorzien. In die gevallen kan het DOR meerwaarde hebben bij de aanpak van heling van cosmetica.

Mevrouw Berndsen (D66) vroeg of in overleg met de VNG geprepareerde tassen opgenomen kunnen worden in de model APV. Eerder heeft de VNG ervoor gekozen deze bepaling niet in haar model-APV op te nemen. Wel heeft ze haar leden bij brief van 26 april 2010 geïnformeerd over de mógelijkheden voor een verbod op geprepareerde voorwerpen in de APV. Een landelijk verbod acht de VNG uit oogpunt van handhaafbaarheid niet wenselijk. Bovendien zijn de huidige strafbepalingen toereikend om bij winkeldiefstal – al dan niet met geprepareerde tassen – op te treden. Ook kunnen winkelbedrijven zelf – op basis van het civiel recht – aan het betreden van de winkel de voorwaarde stellen dat het personeel de boodschappentas bij de toegang controleert. De wenselijkheid en vormgeving van een verbod op geprepareerde tassen in de APV zie ik dan ook vooral als een lokale keuze.

De heer Oskam (CDA) vroeg over gemeenten die in hun APV vaak de term «bedelarij» opgenomen hebben, of hier ook Europese straatmuzikanten onder vallen en of dit wordt gehandhaafd? Het is aan gemeenten te bepalen of zij bedelarij opnemen in hun APV en of zij het maken van muziek op straat onder bedelarij willen scharen. Zij kunnen hinderlijke straatmuziek desgewenst ook opvatten als overlast en op die titel daartegen optreden.

De PVV vroeg welke landen ECRIS hebben geïmplementeerd. Alle landen van de EU, inclusief Bulgarije en Roemenië, hebben ECRIS geïmplementeerd.

Roemenië levert de gevraagde informatie niet in alle gevallen binnen de vastgestelde termijn. Ik heb mijn Roemeense collega daar inmiddels op aangesproken.

Het CDA vroeg of er druk gelegd moet worden op de landen van herkomst of sancties opgelegd indien zij zich niet aan de afspraken houden. Dat is niet nodig; men houdt zich aan de afspraken. In Europa hebben alle landen last van mobiel banditisme en wij werken er gezamenlijk aan.

Het CDA vroeg ook of ik in Europees verband aandacht kon vragen voor Bulgaarse zakkenrolfamilies, met nadruk op actie in het land van herkomst. Ik wijs er op dat de zakkenrollers waarmee wij te maken hadden vooral uit Roemenië komen. Er is goede samenwerking met de Roemeense autoriteiten. Zo zijn er afspraken gemaakt dat Roemeense politieagenten zullen assisteren bij Koningsdag en Gay Pride 2014.

De SP vroeg of het juridisch mogelijk is dat de rechter bij een veroordeling een terugkeerverbod oplegt. Een EU-burger die ongewenst is verklaard moet Nederland direct na de strafrechtelijke detentie verlaten. Als hij in Nederland wordt aangetroffen is hij strafbaar op grond van artikel 197 van het Wetboek van Stafrecht en riskeert een gevangenisstraf van maximaal zes maanden of een geldboete van de derde categorie. Het opleggen door de rechter van een terugkeerverbod is niet mogelijk omdat deze rechtsfiguur in de Nederlandse wet- en regelgeving niet bestaat.

Mobiel banditisme is een fenomeen dat blijvende aandacht vergt. Ik blijf daarom alert, zowel waar het de informatiehuishouding bij de politie betreft als bij de uitwisseling met andere Europese landen.

De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten

Naar boven