29 911 Bestrijding georganiseerde criminaliteit

Nr. 71 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 17 augustus 2012

I. Inleiding:

In deze brief maak ik een eerste balans op van het brede gezamenlijke offensief vanuit landelijk en lokaal niveau dat sinds mijn eerdere brief van 30 januari 2012 (Kamerstuk 29 911, nr. 59) ten aanzien van de problematiek van outlawbikers is ingezet. Ik voldoe hiermee tevens aan het verzoek van uw Kamer tijdens het Algemeen Overleg Georganiseerde Criminaliteit van 14 juni 2012 (Kamerstuk 29 911, nr. 70) om een eerste voortgangsrapportage.

Deze eerste voortgangsrapportage bevat een verslag van de eerste resultaten die zijn bereikt, en laat zien dat in dit eerste half jaar een stevige basis is gelegd voor de verdere uitbouw van de aanpak; een brede geïntegreerde aanpak om het normoverschrijdende gedrag en de ondermijnende criminaliteit een halt toe te roepen. Overal in het land worden momenteel goede initiatieven in gang gezet en zijn mensen hier hard mee aan de slag! Het is de eerste keer dat zo’n breed integraal initiatief door gemeenten, politie, Openbaar Ministerie, Belastingdienst, LIEC en RIECs bij de aanpak van outlawbikers in gang is gezet.

Zoals ook in de eerdere brief reeds is aangegeven, zal ik – mede gezien de aard van de problematiek en gelet op het belang van de opsporing – enkel op hoofdlijnen verslag doen van (tussen)resultaten en in gang gezette initiatieven. Bovendien dient ook nu weer beseft te worden dat een effectieve aanpak van deze hardnekkige problematiek steeds vraagt om enerzijds snelle, zichtbare acties, en anderzijds om vasthoudendheid en een grondige, stapsgewijze strategie die enige tijd vraagt. Overigens kan niet vaak genoeg worden benadrukt dat het hier enkel gaat om die motorclubs, waarvan de leden zich (verhoudingsgewijs veelvuldig) schuldig maken aan normoverschrijdend en crimineel gedrag.

II. Landelijke afspraken: gezamenlijk commitment:

Het is zaak de schijnbare onaantastbaarheid van en het zaaien van angst door deze outlawbikers te doorbreken. Normoverschrijdend en crimineel gedrag mag niet door de vingers worden gezien. Ook moeten we zeer alert zijn op de toenemende geweldsdreiging als gevolg van het feit dat deze clubs in de loop van de tijd groter zijn geworden en doordat sprake is van rivaliteit tussen de clubs onderling. Dit kan alleen door als één front te opereren; gezamenlijk commitment en korte lijnen zijn van belang. Zo moeten burgemeesters die in actie komen dat niet alleen doen, maar gezamenlijk; zo zijn zij – tegen de achtergrond van deze problematiek – minder kwetsbaar en is sprake van een effectieve aanpak. Ook het Openbaar Ministerie, politie en bestuur moeten een eenheid vormen.

Mede tegen deze achtergrond hebben inmiddels drie goed bezochte burgemeesterbijeenkomsten plaatsgevonden. Telkens waren ongeveer twintig gemeenten vertegenwoordigd, veelal door de burgemeesters zelf, samen met vertegenwoordigers van de politie, het Openbaar Ministerie, de Belastingdienst en de RIECs en het LIEC.

Er is inmiddels een geïntegreerd Plan van Aanpak bestrijding 1%-motorclubs vastgesteld door politie, OM, gemeenten, de Belastingdienst, de RIECs en het LIEC. In het Plan van Aanpak zijn onder meer de volgende gezamenlijke speerpunten benoemd:

  • prioriteit voor strafrechtelijke vervolging,

  • focus op clubhuizen en evenementen,

  • het bestrijden van de invloed van 1% motorclubs in de horeca, beveiligingsbedrijven en op harde kernen van voetbalsupporters,

  • het aanpakken van windhappers (personen die geen bekend inkomen hebben) en;

  • focus op leden van 1% motorclubs in overheidsdienst.

Op al deze punten worden nu in gezamenlijkheid acties in gang gezet. Ook worden in het verlengde hiervan – en de trajecten die op lokaal en regionaal niveau al zijn opgepakt – momenteel door de verschillende partijen in RIEC-verband regionale geïntegreerde projectplannen opgesteld. Uitgangspunt hierbij is dat de lokaal ervaren problematiek goed in kaart wordt gebracht. Op basis daarvan worden voorstellen voor kansrijke integrale interventies gedaan.

Daarnaast is de basis gelegd voor een landelijke afstemmings- en coördinatiestructuur, die ten goede moet komen aan de operationele slagkracht op lokaal niveau. Zo zijn onder andere een Landelijk Strategisch Overleg en een landelijk operationeel 1%-motorcluboverleg geïnitieerd.

De speciaal voor de aanpak van de outlawbiker-problematiek ingerichte infocel van de Nederlandse politie en de RIECs en het LIEC spelen in dit kader een centrale rol. De infocel vanuit de strafrechtelijke invalshoek en de RIECs en het LIEC vanuit de bestuurlijke.

III. Vrijplaatsen-aanpak: duidelijk statement en een brede geïntegreerde aanpak:

Vrijplaatsen, waarbinnen men zich niets gelegen laat liggen aan normen en geldende wet- en regelgeving, kunnen niet worden getolereerd. Dit vraagt om zichtbare acties op alle mogelijke fronten. Alleen zo kan daadwerkelijk een doorbraak in de aanpak worden gerealiseerd.

Brede integrale handhaving conform het barrièremodel:

Het barrièremodel als uitgangspunt:

Uitgangspunt van het barrièremodel is dat daar waar mogelijk drempels worden opgeworpen door inzet van bestuurlijk, fiscaal en strafrechtelijk instrumentarium. Aan de hand van het barrièremodel worden op geprioriteerde focusgebieden geïntegreerde interventies gepleegd. Voor de problematiek van de outlawbikers is een specifiek barrièremodel ontwikkeld, waarbij barrières worden ontwikkeld op focusgebieden zoals aanwezigheid in het publieke domein, financiën en mobiliteit en middelen.

– Een brede interventiematrix als tool:

In het verlengde van het barrièremodel heeft het LIEC aan gemeenten en RIECs inmiddels een uitgebreide interventiematrix met mogelijk in te zetten bestuurlijke interventies beschikbaar gesteld. Dit met name ook met het oog op de kleinere gemeenten, zodat ook zij in staat zijn een ferme aanpak gestalte te geven. Het LIEC fungeert bovendien als vraagbaak in dit kader. Ook de politie en de Belastingdienst hebben alle mogelijke interventies in kaart gebracht.

Acties op specifieke speerpunten:

– Focus op clubhuizen:

Vanuit alle RIECs wordt momenteel bestuurlijke informatie over de clubhuizen in de eigen regio in beeld gebracht om te bezien of maatregelen aangewezen zijn, aangezien men bijvoorbeeld niet altijd beschikt over de vereiste vergunningen. Op basis van deze analyse is het streven om de komende jaren – waar mogelijk – gefaseerd een fors aantal clubhuizen te sluiten. Zeker elf gemeenten zijn inmiddels al tot actie overgegaan. Onder meer de burgemeesters van Amsterdam, Rotterdam, Bergen op Zoom en Enschede tonen initiatief. Ditzelfde zien we ook in een aantal kleinere gemeenten. Monitoring vindt plaats ten aanzien van de clubhuizen die gesloten zijn om verplaatsingseffecten tegen te gaan. De RIECs staan kleinere gemeenten bij als bijvoorbeeld hun bestemmingsplannen in dit kader aanpassing behoeven of in het geval van de toepassing van de Wet BIBOB.

– Verscherpte aandacht voor evenementen:

Onder meer ter voorkoming van verstoring van de openbare orde hebben reeds verschillende gemeenten, zoals recent nog Gouda en Lierop, «nee» verkocht voor het houden van evenementen, die gerelateerd kunnen worden aan outlawbikers. Er zijn tal van mogelijkheden voor gemeenten om te voorkomen dat dit soort evenementen binnen hun gemeentegrenzen worden gehouden, zoals afgelasten bij vrees voor verstoring van de openbare orde, de evenementenvergunning en het BIBOB-instrumentarium. Ook in dit kader vervult het LIEC de rol van vraagbaak.

Daarnaast wordt ingezet op brede integrale handhavingsacties bij evenementen, die aan outlawbikers gerelateerd kunnen worden. Gedacht moet bijvoorbeeld worden aan controles op normafwijkend verkeersgedrag, alcoholcontroles, de inning van openstaande boetes en belastingschulden.

– Horeca als hot spot:

De RIECs lichten momenteel in samenwerking met de betreffende partners – horecabedrijven door op concrete kwetsbaarheden voor wat betreft de outlawbiker-problematiek, en daarmee op mogelijke aanknopingspunten voor een effectieve aanpak. Een gedegen informatiepositie kan vervolgens leiden tot intrekken of weigeren van vergunningen door gemeente, boekenonderzoek door de Belastingdienst en opsporing en vervolging van vermoedelijk gepleegde strafbare feiten. Ook wordt hierbij gekeken naar schijnbeheer en het inzetten van stromannen. Vanuit de politie wordt daarnaast gewerkt aan interventiestrategieën op de intimiderende aanwezigheid van (leden van) deze clubs in uitgaansgebieden. Ten slotte is Koninklijke Horeca Nederland actief in het voorlichten van haar leden over wat te doen als zij geconfronteerd worden met afpersingspraktijken.

– Beveiligingsbedrijven in beeld:

Ook het bestrijden van de invloed van deze lieden bij bepaalde beveiligingsbedrijven – die veelal diensten verrichten in de horeca – is één van de speerpunten van het Landelijke Plan van Aanpak. Zo wordt onder meer in RIEC-verband een nadere analyse van de aard en omvang van de problematiek gemaakt. Aan de hand van concrete casus wordt bezien op welke wijze de mogelijkheden van de Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus effectiever kunnen worden benut. Hierbij moet bijvoorbeeld worden gedacht aan het weigeren en/of intrekken van beveiligingspassen van beveiligers door de politie en het opleggen van een waarschuwing, bestuurlijke boete of – in geval van ernstige en/of structurele overtredingen – het intrekken van de vergunning van het beveiligingsbedrijf en de toestemming van de leidinggevenden daarvan door de Dienst Justis. De Belastingdienst kan in voorkomende gevallen boekenonderzoek doen. In dit kader vindt eveneens overleg plaats met de Nederlandse Veiligheidsbranche.

Links outlawbikers met voetbalhooligans:

Het Korps Landelijke Politiediensten zal – mede op basis van informatie uit het RIEC-verband – een analyse uitvoeren naar verbanden tussen outlawbikers en voetbalhooligans. Ook in de internationale samenwerking zal worden bezien in hoeverre dit ook een fenomeen is dat in andere landen speelt en in hoeverre ervaringen en best practices kunnen worden gedeeld.

Windhappers aangepakt:

Naast het doen van boekenonderzoek in bijvoorbeeld de horeca- en beveiligingsbranche, indien er aanwijzingen zijn van belastingfraude, zet de Belastingdienst in voorkomende gevallen ook in op de controle van de inkomsten van leden van deze clubs. Daar waar sprake is van onrechtmatigheden, zal belastingfraude worden aangepakt.

Aandacht voor outlawbikers in overheidsdienst:

Ook outlawbikers in overheidsdienst zijn een speerpunt in de aanpak. Dit aangezien het lidmaatschap van deze clubs zich in veel gevallen niet laat verenigen met het uitoefenen van een overheidsfunctie. Momenteel wordt in kaart gebracht wat de aard en omvang is van deze problematiek, waarbij tevens wordt bekeken welke acties aangewezen zijn. Ook de meldlijn vermoedens integriteitschendingen ambtenaren van Meld Misdaad Anoniem is hier relevant.

IV. Strafrechtelijke aanpak: snelle klappen en stapsgewijze werkwijze:

Het risico van verwevenheid van onder- en bovenwereld moet worden tegengegaan en voorkomen moet worden dat outlawbikers zich een ondermijnende machtsbasis in de samenleving weten te verwerven. Leden van deze motorclubs komen verhoudingsgewijs vaak in beeld van politie en Openbaar Ministerie in verband met allerhande criminele feiten. In diverse zaken is sprake van zware en/of georganiseerde misdaad. De banden strekken zich soms ook buiten de motorclub uit.

Het laatste half jaar hebben meerdere onderzoeken plaatsgevonden, waarbij diverse aanhoudingen en doorzoekingen zijn verricht. Het Openbaar Ministerie en de politie geven prioriteit aan strafrechtelijke onderzoeken naar individuele leden van deze motorclubs, al dan niet in georganiseerd verband.

Zoals reeds in het voorgaande aangegeven, vervult de infocel van de Nederlandse politie in dit kader een centrale rol. De infocel brengt niet alleen informatie uit de strafrechtelijke onderzoeken bij elkaar en maakt analyses van onderlinge verbanden, trends en spilfuncties, maar de infocel adviseert ook over mogelijke strafrechtelijke, fiscale en bestuurlijke interventies. Er worden onder meer pre-weegvoorstellen voor strafrechtelijke en fiscale onderzoeken opgemaakt. Ook worden in het kader van de strafrechtelijke aanpak bestuurlijke rapportages opgesteld die tot doel hebben de bestuurlijke bewustwording van risico’s van criminaliteit te vergroten. In de bestuurlijke rapportages staan aanbevelingen voor bestuurlijke en fiscale maatregelen.

Aangezien het landelijke problematiek betreft heeft het Landelijk Parket – met een themaofficier en een rechercheofficier, die zich specifiek met deze problematiek bezighouden – een regierol in de strafrechtelijke aanpak van leden van de outlawbiker-clubs. De uitvoering van de strafrechtelijke aanpak ligt nadrukkelijk in de regio, waarbij – ter bevordering van de strafrechtelijke aanpak – het Openbaar Ministerie op zowel landelijk als regionaal niveau afstemming heeft georganiseerd.

Een fors aantal lopende strafrechtelijke onderzoeken:

Sinds de brief van 30 januari 2012 is het forse aantal strafrechtelijke onderzoeken naar de individuele leden van deze clubs nog verder opgelopen. Het eerder genoemde aantal van tenminste veertig strafrechtelijke onderzoeken is opgelopen tot meer dan zestig, waarbij er inmiddels ook de nodige onderzoeken zijn afgerond. Het gaat hierbij met name om strafzaken tegen leden van de outlawbikerclubs die worden verdacht van bedreiging, afpersing, wederrechtelijke vrijheidsberoving, gewelds- en levensdelicten en handel in verdovende middelen en (verboden) wapens. Een aantal van de verdachten is ook bestuurder van een chapter. Op deze wijze wordt een breed offensief ingezet en insteek is om elke mogelijkheid voor strafrechtelijk optreden aan te grijpen. Het Openbaar Ministerie is hierbij tevens alert op informatie die duidt op lidmaatschap van een criminele organisatie (artikel 140 Sr) dan wel informatie die in een artikel 2:20 lid 1 BW procedure (verboden verklaren rechtspersoon) een rol kan spelen. Het Openbaar Ministerie zal de mogelijkheden bekijken om – indien zich daartoe een goede gelegenheid voordoet – een dergelijke procedure in gang te zetten.

De meeste strafrechtelijke onderzoeken bevinden zich nog in de opsporingsfase of zijn onder de rechter. Daarover kunnen nu geen mededelingen worden gedaan. Veel van deze strafzaken kennen een lange looptijd.

Voorbeelden van zaken die recent tot veroordelingen hebben geleid:

  • Op 25 april 2012 zijn in een strafzaak tegen drie leden van de Hells Angels, waarvan een verdachte schietinstructeur van de landmacht was, de betrokkenen tot 9 maanden gevangenisstraf veroordeeld. De rechtbank achtte bewezen dat zij een Arnhemse horecaondernemer hadden gedwongen afstand te doen van zijn belang in zijn zaak.

  • Tien leden van motorclub Satudarah zijn op 10 juli 2012 veroordeeld. Eén van hen heeft een gevangenisstraf van 4,5 jaar opgelegd gekregen en acht anderen werden veroordeeld tot een gevangenisstraf, variërend van 15 tot 18 maanden en één verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 maanden. Ze zijn verantwoordelijk voor een serie incidenten, waaronder mishandeling en drugs- en wapenbezit, zo oordeelde de rechtbank in Breda.

Vergroten aantal meldingen en aangiften; anonimiteit en afscherming en bescherming van getuigen en slachtoffers:

De meldings- en aangiftebereidheid onder met name slachtoffers is – mede gezien de bedreigende aard van de problematiek – laag. Uit angst voor represailles blijven meldingen en aangiften achterwege. Niet alleen hierom, maar ook vanwege de geslotenheid van de clubs, is het voor het Openbaar Ministerie en de politie in veel gevallen niet eenvoudig om zaken rond te krijgen. Succesvolle interventies staan en vallen met het doen van meldingen en aangiften.

Los van de verwachting dat de breed ingezette aanpak een positief effect zal hebben op de bereidheid om te melden en aangifte te doen, vind ik het van groot belang dat men misstanden op een veilige – indien nodig anonieme – wijze aan de kaak kan stellen. In dat kader lopen nu de volgende initiatieven:

  • Meld Misdaad Anoniem is voor veel mensen «het loket» voor het doen van anonieme meldingen van gepleegde delicten. Zoals toegezegd tijdens het Algemeen Overleg Georganiseerde Criminaliteit van 14 juni 2012 zal MMA een grotere rol in dit kader vervullen door gerichte inzet, specifiek gericht op de ernstige delicten die binnen deze problematiek gezien worden, waarbij tevens sprake is van een aantal pilots in gemeenten met chapters van outlawbikers binnen hun gemeentegrenzen.

  • Ook de Vertrouwenslijn afpersing heeft tot doel de drempel om naar buiten te treden voor specifiek slachtoffers van afpersing te verlagen. Deze vertrouwenslijn is vooral op het bedrijfsleven gericht. Voor wat betreft de problematiek van de outlawbikers is met name ook de horecabranche kwetsbaar gebleken. Horeca Nederland brengt actief de mogelijkheden van de afpersingslijn onder de aandacht van haar leden. Nadat zaken rond afpersing door outlawbikers in de publiciteit waren gekomen, was sprake van een opleving in het aantal meldingen bij de vertrouwenslijn.

  • Domiciliekeuze en aangifte doen op nummer zijn mogelijkheden van afscherming voor getuigen en aangevers. Bij domiciliekeuze kan een getuige of aangever in plaats van het opgeven van zijn werkelijke woon- of verblijfplaats domicilie kiezen bijvoorbeeld op het adres van het politiebureau waar de verklaring c.q. aangifte opgenomen wordt of bijvoorbeeld bij het slachtofferloket of de werkgever. Zoals eerder toegezegd zal ik u in september 2012 informeren over de regeling van het Openbaar Ministerie waarin aangifte op nummer nader is uitgewerkt.

  • Getuigenbescherming Met name in het geval van deze hardnekkige problematiek, is voor getuigen en slachtoffers in bepaalde gevallen een verdergaande vorm van bescherming noodzakelijk dan domiciliekeuze en aangifte doen op nummer. Onlangs zijn over getuigenbescherming uitgebreide Kamervragen gesteld door het Lid Hennis-Plasschaert. Graag verwijs ik voor dit onderwerp naar de beantwoording van deze vragen, die uw Kamer op korte termijn zal ontvangen.

Het opsporingsinstrumentarium:

Naar aanleiding van geconstateerde uitdagingen bij de opsporing, hebben politie en OM het signaal afgegeven dat mogelijk meer ruimte moet worden gecreëerd voor de inzet van mogelijke opsporingsbevoegdheden. Mede naar aanleiding van deze signalen heb ik de Kamer in het Algemeen Overleg financieel-economische criminaliteit van 27 april 2011, toegezegd te komen met een standpunt over de criminele burgerinfiltrant. Hierover ben ik met de betrokken partijen in overleg, waarbij zowel naar de huidige als naar de gewenste mogelijkheden wordt gekeken. Niet alleen de optie van de criminele burgerinfiltrant wordt verkend, maar ook minder vergaande en ingrijpende mogelijkheden, zoals het wegnemen van knelpunten bij de inzet van -niet-criminele- burgers als informant of infiltrant. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan het wegnemen van de nu nog vaak bestaande onduidelijkheden rond de afscherming van de identiteit van burgers die zich inzetten voor de opsporing.

Tijdens het Algemeen Overleg Georganiseerde Criminaliteit van 14 juni 2012 werd duidelijk dat uw Kamer zich ook graag nader laat informeren over de rol van getuigen in het kader van de opsporing; aangekondigd is dat de Kamer een (vertrouwelijke) hoorzitting zal arrangeren. Deze problematiek vraagt immers om de nodige zorgvuldigheid, waarbij niet over één nacht ijs moet worden gegaan.

V. Internationaal:

Uit strafrechtelijke onderzoeken blijkt dat leden van deze clubs zich bezighouden met grensoverschrijdende criminaliteit, onder meer met drugs- en wapenhandel. Ook blijkt dat de Satudarah zich zeer recent net over de grens heeft gevestigd in België en Duitsland. Net als de Hells Angels zijn ook zij nu een internationale outlawbiker-motorclub. Dit soort bewegingen worden nauwlettend in de gaten gehouden. Daarbij werkt de Nederlandse politie samen met de collega’s in onze buurlanden. Ook worden – onder meer in samenwerking met Europol – de verschillende chapters aan weerszijde van de grens met Duitsland en België in kaart gebracht.

In tal van andere Europese landen is momenteel eveneens sprake van een intensivering van de aanpak van outlawbikers en loopt men in de aanpak tegen veelal dezelfde aspecten aan. Met name in Europol-verband, maar ook in rechtstreekse contacten met andere landen, worden ervaringen en best practices uitgewisseld. Inmiddels hebben met deze insteek overleggen plaatsgevonden met Duitsland, Zweden, Canada en Denemarken.

VI. Waar staan we nu?

Dit eerste half jaar de balans opmakend van de ingezette brede geïntegreerde aanpak van outlawbikers, kan ik concluderen dat in dit korte tijdbestek reeds een aantal sprekende eerste resultaten is bereikt. Veel kansrijke initiatieven over een brede linie zijn en worden ingezet. De verschillende betrokken partijen zijn inmiddels voortvarend aan de slag gegaan. Veel ingezette maatregelen vragen de komende tijd vragen om nadere aandacht en uitwerking. Door nu te werken aan het verkrijgen van een sterke en brede informatiepositie kunnen we meer effect gaan sorteren met bestuurlijke, fiscale en strafrechtelijke interventies. Op deze wijze wordt een stevige basis gelegd voor een succesvol, breed offensief. Ik wil gezamenlijk met alle partijen dit elan vasthouden en de ingezette initiatieven krachtig verder uitbouwen.

De minister van Veiligheid en Justitie, I. W. Opstelten

Naar boven