Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 27 augustus 2020
De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid heeft mij op 29 juli 2020 verzocht
uw Kamer voor het einde van het zomerreces een reactie te doen toekomen op het bericht
«Getuige schietpartij Oss overleden nadat hij zichzelf in brand stak»1. In reactie op dit verzoek bericht ik u als volgt.
Op 27 juli jl. kwam Arie den Dekker op een tragische wijze om het leven. Ik spreek
mijn medeleven uit aan de nabestaanden van de heer Den Dekker en overige betrokkenen.
Zoals de burgemeester van Oss tijdens de persconferentie op 28 juli jl. heeft aangekondigd,
wordt een onafhankelijk onderzoek ingesteld naar de onderhavige casus. De gemeenteraad
is opdrachtgever van dit onderzoek en is bezig met de opzet van het onderzoek en de
formulering van de onderzoeksvraag. Daarnaast is de Inspectie Justitie en Veiligheid
(hierna: de Inspectie) een oriëntatie gestart naar het incident in Oss. Dit wil zeggen
dat de Inspectie bekijkt in hoeverre er aanknopingspunten zijn voor de Inspectie om
een incidenten-onderzoek te starten. De Inspectie streeft ernaar om deze oriëntatie
op de korte termijn af te ronden.
Op dit moment kan ik niet ingaan op deze individuele casus, omdat ik niet vooruit
wil lopen op de resultaten van het aangekondigd onafhankelijk onderzoek en de oriëntatie.
Wel kan ik in zijn algemeenheid het volgende melden. Ik onderschrijf dat het van groot
belang is dat burgers bijdragen aan de opsporing van ernstige strafbare feiten, als
zij hier kennis van dragen of zelf getuige van zijn. Wanneer de hulp van een burger
bij opsporing leidt tot een dreiging en risico waartegen de persoon zelf of zijn werkgever
niet op eigen kracht weerstand kan bieden, worden beveiligingsmaatregelen getroffen
door de overheid. Politie en het Openbaar Ministerie (hierna: het OM) hebben hiertoe
middelen tot hun beschikking, onder andere binnen het stelsel bewaken en beveiligen
en in uiterste gevallen onder het Besluit getuigenbescherming. Zoals ik in mijn brief
van 18 juni 2020 over de uitwerking van het Breed offensief tegen ondermijnende criminaliteit
heb aangegeven, zijn bewaken en beveiligen zaken de afgelopen jaren complexer, langduriger
en extremer in omvang en zwaarte geworden.2 Het aantal personen dat langdurig bewaakt en beveiligd wordt, is toegenomen. In diezelfde
brief heb ik aangegeven een bedrag dat oploopt naar 55 miljoen euro per jaar te reserveren
voor een versterking, professionalisering en flexibilisering van de stelsels bewaken
en beveiligen en getuigenbescherming.
Tegelijkertijd met deze brief stuur ik u tevens de antwoorden op de vragen van uw
lid Yeşilgöz-Zegerius (Aanhangsel Handelingen II 2019/20, nr. 3726) over de berichtgeving betreffende de heer Den Dekker.
De Minister van Justitie en Veiligheid,
F.B.J. Grapperhaus