29 911 Bestrijding georganiseerde criminaliteit

Nr. 262 BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 6 december 2019

Tijdens het AO Ondermijning van 13 november jl. heeft het lid Van Toorenburg (CDA) gevraagd naar de mogelijkheid om een deel van een bedrijventerrein te sluiten wanneer daar ondermijnende activiteiten worden gesignaleerd.

Ik heb uw Kamer toegezegd een schriftelijke reactie op deze vraag te geven.

Hierbij doe ik deze toezegging gestand.

Een veilig bedrijventerrein

Een veilig bedrijventerrein is een essentiële randvoorwaarde voor een goed vestigingsklimaat voor bedrijven. Gemeenten bevorderen samen met het openbaar ministerie en private partners de ontwikkeling van vitale bedrijventerreinen met een goed vestigingsklimaat. Veelal slagen gemeenten daar goed in. Helaas biedt de anonimiteit van sommige bedrijventerreinen een dekmantel voor bedrijven die ook illegale activiteiten ontplooien. Soms blijkt zelfs dat meerdere bedrijven op een bedrijventerrein dergelijke activiteiten ontplooien.

Brede aanpak

In de praktijk is sprake van een aanpak langs meerdere sporen. Het gaat om het toepassen van strafrechtelijke en bestuursrechtelijke instrumenten: politie en Openbaar ministerie kunnen zorgdragen voor opsporing en vervolging, het gemeentebestuur kan de passende bevoegdheden toepassen. In een aantal gevallen wordt ook in RIEC1-verband samenwerking met andere overheidspartners gezocht, zodat uitvoering wordt gegeven aan een brede aanpak. Hierbij kan iedere RIEC-partner de eigen bevoegdheden toepassen. Daarnaast wordt de publiek-private samenwerking gezocht om een goed vestigingsklimaat op bedrijventerreinen te bevorderen.

Een bevoegdheid om als reactie op illegale activiteiten op een bedrijventerrein tot een generieke sluiting van (grote) delen daarvan over te gaan, is zowel in het strafrecht als in het bestuursrecht niet aanwezig. Introductie van een dergelijke bevoegdheid ligt ook niet in de rede; zo’n bevoegdheid kan niet snel als proportioneel gezien worden, omdat daarmee ook bedrijven waar geen illegale activiteiten plaatsvinden, worden getroffen. Meer proportionele maatregelen zijn daarom aangewezen.

Hieronder ga ik in op wat er wél mogelijk is om veiligheid ten behoeve van een goed vestigingsklimaat op bedrijventerreinen te bevorderen. Daarbij geef ik eerst een schets van de juridische aanpak waarbij ik in ga op de bevoegdheden om een (individueel) bedrijf op een bedrijventerrein te sluiten. Vervolgens ga ik in op de publiek-private samenwerking bij het bevorderen van een goed en veilig ondernemersklimaat.

Juridische instrumenten

Wanneer illegale activiteiten in de vorm van strafrechtelijke overtredingen of misdrijven worden geconstateerd, ligt strafrechtelijke vervolging in de rede. In geval van een zwaarwegende verdenking van een economisch delict kan de officier van justitie in spoedeisende gevallen de strafrechter vragen om te bevelen dat de onderneming van de verdachte vooruitlopend op de behandeling van de strafzaak geheel of gedeeltelijk wordt stilgelegd.2 Als de strafrechter de verdachte veroordeelt voor een economisch delict, kan de rechter als bijkomende straf de sluiting van de onderneming tot maximaal één jaar opleggen.3

Ook gemeenten hebben een belangrijke rol bij het bevorderen van een goed vestigingsklimaat op bedrijventerreinen. Dit doen gemeenten in de praktijk door enerzijds bestuurlijk-juridische instrumenten in te zetten en anderzijds door nauwe samenwerking met de ondernemers op een bedrijventerrein te zoeken.

Een voor de hand liggend instrument voor een goed vestigingsklimaat op bedrijventerreinen is het vaststellen van een bestemmingsplan waarbij bepaalde bedrijvigheid – of een groeiende omvang daarvan – wordt tegengegaan. Vervolgens komt het aan op de handhaving daarvan. Wanneer activiteiten plaatsvinden die niet binnen de geldende bestemmingen passen, kan besloten worden tot het opleggen van een last onder dwangsom of toepassen van bestuursdwang (inclusief eventuele sluiting van een inrichting of erf). Ook is – afhankelijk van de norm uit het bestemmingsplan die wordt overtreden – strafrechtelijke vervolging van de dader(s) mogelijk.

Een tweede instrument betreft de plicht van de burgemeester om toezicht te houden op voor het publiek openstaande gebouwen (zoals winkels en horeca) en daarbij behorende erven en om uitvoering te geven aan de verordeningen van de gemeenteraad die daarover gaan.4 De gemeenteraad kan de burgemeester in de Algemene plaatselijke verordening de bevoegdheid geven om dergelijke panden en erven tijdelijk te sluiten in het belang van de openbare orde, veiligheid of gezondheid of in geval van bijzondere omstandigheden. Zo’n sluitingsbevel is ook strafrechtelijk handhaafbaar.

Het gemeentebestuur beschikt daarmee over een effectief instrumentarium om winkels op een bedrijventerrein te sluiten wanneer de omstandigheden daartoe aanleiding geven. Niet alle panden en erven op een bedrijventerrein zijn overigens voor het publiek toegankelijk. Besloten bedrijven kan de burgemeester derhalve niet op grond van deze bevoegdheid sluiten. Daar ligt een strafrechtelijke aanpak voor de hand.

Sluiting door de burgemeester is ook mogelijk in geval van drugsgerelateerde activiteiten in een al dan niet besloten (bedrijfs-)pand, zoals de teelt of opslag van hennep of de opslag van zaken, bedoeld voor de productie van synthetische drugs.

Een relatief nieuw instrument dat een aantal gemeenteraden via de Algemene plaatselijke verordening heeft geïntroduceerd5 betreft de bevoegdheid om gebouwen, gebieden of bedrijfsmatige activiteiten aan te wijzen waarvoor een vergunningplicht gaat gelden omdat de leefbaarheid of de openbare orde en veiligheid onder druk staan. Door het stellen en handhaven van voorwaarden aan een vergunning en de mogelijkheden om op basis van screening van de aanvrager of houder van een vergunning (bijvoorbeeld op goed levensgedrag of via de Wet Bibob) een vergunning te weigeren, kan een gemeentebestuur richting geven aan de bedrijven die zich op een bedrijventerrein willen vestigen of juist sluiting van een bepaald bedrijf bevorderen. Hiermee kan het gemeentebestuur effectieve barrières opwerpen om de leefbaarheid, openbare orde, veiligheid en de integriteit van de overheid te waarborgen.

Publiek-private samenwerking

Goedwillende ondernemers hebben vaak last van illegale activiteiten van hun collega’s op hetzelfde bedrijventerrein en staan daarom open voor nauwe samenwerking met de gemeente. Juist die goedwillende ondernemers hebben last van andere ondernemers die de anonimiteit van een bedrijverterrein benutten om criminele activiteiten te faciliteren of te ontplooien en criminele netwerken ontstaan. Het is belangrijk dat op deze bedrijventerreinen wordt samengewerkt aan een vitaal en integer economisch ontwikkelklimaat. Voor het bereiken van duurzame verandering is de inzet van publieke én private partijen nodig. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de kracht van lokale ondernemersnetwerken die betrokken zijn bij het gebied. Afgezien van bestuurlijk ingrijpen om de leefbaarheid, het vestigingsklimaat en de openbare orde te bevorderen en strafrechtelijke interventies, worden criminele netwerken bestreden via sociaal-maatschappelijke netwerken en het versterken van het economisch potentieel. Het ontwikkelen van een nieuwe ruimtelijk-economische visie, het aantrekken van innovatieve bedrijven, het verbeteren van de voorzieningen en het ontwikkelen van directe contacten met de ondernemers in het gebied, zijn hiervoor belangrijke pijlers.

De Spaanse Polder in de gemeenten Rotterdam en Schiedam kan hierbij dienen als voorbeeld. Op dit bedrijventerrein wordt het vestigingsklimaat voor «bonafide» ondernemers versterkt en van malafide ondernemers verstoord. Integrale samenwerking tussen bedrijven, overheid en verschillende overheidsdisciplines staat hierbij centraal. De verbetering van het ondernemersklimaat werpt hier zijn vruchten af. Sinds de start van de aanpak is de infrastructuur verbeterd, de leefbaarheid verbeterd, zijn leegstaande panden door de gemeente opgekocht en gesloopt of gesaneerd en is door private partners geïnvesteerd in vastgoed.

Verdere aanpak

Het realiseren van vitale bedrijventerreinen vergt een voortdurende inzet van politie, openbaar ministerie, gemeenten, en private partijen. De betrokken partijen beschikken over voldoende instrumenten.

Een generieke sluitingsbevoegdheid voor een deel van een bedrijventerrein zou daarbij een zodanig buitenproportioneel instrument zijn, dat ik geen mogelijkheid zie een dergelijk wettelijk instrument te introduceren.

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus


X Noot
1

Regionaal Informatie- en Expertisecentrum.

X Noot
2

Art. 29, eerste lid, onder a, Wet op de economische delicten.

X Noot
3

Art. 7, onder c, Wet op de economische delicten.

X Noot
4

Art. 174, eerste lid, Gemeentewet.

X Noot
5

Zie bijv. art. 2:39 APV ’s-Hertogenbosch en art. 2:80 APV Winterswijk 2019.

Naar boven