29 911 Bestrijding georganiseerde criminaliteit

Nr. 222 BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 28 maart 2019

Tijdens het Algemeen Overleg Georganiseerde Criminaliteit d.d. 14 maart jl. heb ik toegezegd dat ik uw Kamer samen met de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat zou informeren over een structurele oplossing voor de opruimkosten van drugsafval op particulier terrein. Met deze brief doe ik deze toezegging, mede namens de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, gestand.

Drugsdumpingen komen helaas steeds vaker voor. Het is belastend voor betrokkenen en levert schade op. Bovendien voedt het de onveiligheid in wijken en buitengebieden, bijvoorbeeld door explosies of brandgevaar. Het is daarom van belang dat de overheid vanuit haar verschillende verantwoordelijkheden werkt aan zowel het verstoren van de drugsproductie als het beperken van schade voor mens en milieu.

Ik zet in op het voorkomen van dumpingen van drugsafval door het aanpakken van de drugsproductie, onder meer door te voorkomen dat de voor drugsproductie benodigde grondstoffen ons land binnenkomen en door drugslabs te ontmantelen; waar geen drugs meer geproduceerd kunnen worden ontstaat immers ook geen drugsafval. Voor het kabinet, en voor mij als Minister van Justitie en Veiligheid in het bijzonder, geldt daarbij dat de aanpak van georganiseerde criminaliteit in ons land topprioriteit moet hebben. Het kabinet heeft ingezet met aanzienlijke extra middelen, waaronder het bekende ondermijningsfonds van € 100 mln. Daarbij richt de aanpak zich in belangrijke mate op de grootste aanjager van georganiseerde criminaliteit: de illegale drugscriminaliteit, inclusiefproductie van en handel in synthetische drugs, en de criminele geldstromen die daarmee gepaard gaan. Over de wijze waarop deze aanpak versterkt wordt, informeerde ik uw Kamer per brief van 15 februari jl.1 In Brabant, waar de meeste dumpingen plaatsvinden, is tevens reeds een aantal jaren de Taskforce Brabant-Zeeland en de Intensivering Zuid-Nederland actief om criminele netwerken te verstoren en de productie van (en handel in) synthetische drugs terug te dringen.

In het geval van een drugsafvaldumping is het van belang dat er zo snel mogelijk adequaat wordt opgeruimd door de verantwoordelijke instanties om eventuele schade voor mens en milieu te beperken. Op regionaal en lokaal niveau wordt geïnvesteerd in de samenwerking tussen ketenpartners om hier effectief op te treden.

Het is zeer onwenselijk wanneer een onschuldige particuliere grondeigenaar buiten zijn schuld wordt geconfronteerd met gedumpte drugschemicaliën op zijn perceel. De particulier heeft immers geen overtreding begaan, maar wordt wel geconfronteerd met de gevolgen daarvan. Op 27 februari 2019 heeft de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin een gemeente de opruimkosten wilde verhalen op de particuliere grondeigenaar.2 Uitkomst van deze casus is dat de particulier niet hoeft te betalen voor het opruimen van drugsafval indien zij geen schuld hebben aan de dumping. Deze kosten blijven gelet op de wettelijke verantwoordelijkheden voor rekening van de gemeente.

Vanuit het Rijk was voor de jaren 2015, 2016 en 2017 in totaal al € 3 miljoen beschikbaar gesteld voor het co-financieren van de opruimkosten van drugsdumpingen, via een amendement op de begroting van Infrastructuur en Waterstaat (Kamerstuk 34 000 XII, nr. 49). Het doel van het amendement was om een duurzame financieringsoplossing van provincies en gemeenten te vinden en de eerste drie jaar, in afwachting daarvan, te overbruggen door vanuit het Rijk geld beschikbaar te stellen. Hiermee hadden provincies en gemeenten drie jaar de tijd om vanuit hun verantwoordelijkheid voor toezicht en handhaving zelf een duurzame financieringsoplossing te vinden.

In de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken van 19 november 20183 is uw Kamer geïnformeerd dat de bijdrage van € 3 miljoen vanuit het Rijk niet volledig is benut en dat de totale onderbesteding van deze afgelopen, tijdelijke co-financieringsregeling € 1,2 miljoen bedraagt. Op grond van het Convenant waarin deze regeling is uitgewerkt, dient het geld geheel ten goede te komen aan het doel waarvoor het op basis van het amendement beschikbaar is gesteld. De directe kosten voor het opruimen van drugsafval op particulier terrein bedragen jaarlijks € 100.000 tot € 200.000, zo is geraamd door een onafhankelijke onderzoeksbureau dat in opdracht van de interbestuurlijke werkgroep, onder leiding van IPO, de kosten en financieringsmogelijkheden in kaart bracht. Provincies kunnen dus nog vooruit met de reeds beschikbaar gestelde middelen en kunnen particulieren snel helpen met raad, daad en financiële compensatie voor de directe opruimkosten. De meeste provincies hebben inmiddels provinciale subsidieregelingen ingesteld, die overigens worden gevoed door de resterende € 1,2 miljoen vanuit het Rijk.

Een structurele subsidieregeling vanuit het Ministerie van Justitie en Veiligheid en het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat is niet aan de orde. Gelet op de verantwoordelijkheden in het voorkomen van mogelijke schade voor volksgezondheid en milieu, ligt hier de verantwoordelijkheid bij regionale en lokale overheden. Wel zullen het Ministerie van Justitie en Veiligheid en het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat als laatste bijdrage ieder nog eenmalig voor de komende twee jaar € 100.000 per jaar beschikbaar stellen ter compensatie van de directe opruimkosten op particuliere grond. Daarmee is er voor zowel 2019 als 2020 € 200.000 extra beschikbaar, en hebben de provincies en gemeenten nog eens twee jaar extra de tijd om zelf met een structurele financieringsoplossing te komen.

Ik stel voor dat provincies en gemeenten ter ondersteuning hiervan een bestuurlijk verkenner aanstellen om een duurzame financieringsoplossing van provincies en gemeenten uit te werken. Verder zal ik in het voorjaar aan de betrokken partners advies en input vragen voor een domeinoverstijgende aanpak van de drugsdumpingen. Zodra deze adviezen voldoende duidelijkheid geven zal ik uw Kamer informeren.

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus


X Noot
1

Kamerstuk 29 911, nr. 218

X Noot
2

Raad van State, 27 februari 2019, Uitspraak 201800854/1/A1

X Noot
3

Kamerstuk 35 000 VII, nr. 73.

Naar boven