29 911 Bestrijding georganiseerde criminaliteit

Nr. 194 BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 4 april 2018

Op donderdag 29 maart 2018 is in Amsterdam-Noord de broer van de kroongetuige Nabil B. vermoord. Het is bijzonder schokkend dat deze onschuldige man op klaarlichte dag in zijn kantoor is doodgeschoten. Deze liquidatie volgt op een reeks van gewelddadige aanslagen, maar niet eerder werd een familielid van een kroongetuige daarvan het slachtoffer. Het opsporingsonderzoek heeft snel geleid tot aanhoudingen in deze zaak, maar daarmee is het leed dat de nabestaanden van het slachtoffer is aangedaan niet verlicht. Deze gebeurtenis en het geweld tegen buitenstaanders toont de noodzaak van een keiharde aanpak van georganiseerde criminaliteit.

Naar aanleiding van dit incident heeft uw Kamer tijdens de Regeling van Werkzaamheden op 29 maart 2018 een verzoek gedaan om een debat over de strijd tegen het liquidatiegeweld (Handelingen II 2017/18, nr. 67, Regeling van Werkzaamheden). Tevens is mij verzocht om uw Kamer voorafgaand aan het debat een brief te doen toekomen, waarin de laatste stand van zaken zal worden gegeven en waarin tevens enkele algemene achtergronden zullen worden besproken. De relevante achtergrondinformatie treft u aan in de bijlage bij deze brief.

Hoewel het aantal liquidaties op jaarbasis redelijk constant lijkt te zijn, lijkt wel sprake van een toename in ongecontroleerd en grof geweld, met automatische vuurwapens in de openbare ruimte.1 Er is de politie en het Openbaar Ministerie (OM) veel aan gelegen om dit geweld een halt toe te kunnen roepen. Als – zoals in deze zaak – iemand uit het crimineel milieu zich uit eigen beweging met cruciale informatie bij het OM meldt, kan dit een doorslaggevende bijdrage leveren voor de opsporing en vervolging van dergelijke feiten. In zo’n geval geeft de kroongetuigenregeling het OM de mogelijkheid om aan een verdachte die bereid is om een belastende getuigenverklaring af te leggen in een strafzaak tegen een andere verdachte van een ernstig misdrijf, toezeggingen te doen die onder meer strekken tot strafvermindering. In de bijlage bij deze brief wordt de kroongetuigenregeling nader uiteengezet.

Het OM heeft bericht dat Nabil B. zichzelf vorig jaar geheel uit eigen beweging bij politie en justitie heeft gemeld, omdat hij – zo verklaarde hij – zich bedreigd voelde en in gewetensnood was gekomen vanwege zijn eigen betrokkenheid bij liquidaties. B. is vervolgens op zijn eigen aanwijzing aangehouden in Amsterdam, op verdenking van het bezit van een vuurwapen. Hierna heeft hij kluisverklaringen afgelegd over liquidaties, pogingen tot moord en voorbereidingen voor moord.

B. heeft in december 2017 een overeenkomst gesloten met het OM, een zogenoemde kroongetuigeregeling. Hij heeft niet alleen over zichzelf verklaard, maar ook over zijn opdrachtgevers en andere betrokkenen. Het OM ziet de verklaringen van de kroongetuige in deze zaak als een belangrijke mogelijkheid om niet alleen de schutters, maar ook de opdrachtgevers van de liquidaties voor de rechter te brengen.

Indien er sprake is van een kroongetuige, wordt veel aandacht besteed aan het inschatten van de veiligheidsrisico’s voor de getuige zelf en diens naasten en aan de mogelijke beschermingsmaatregelen om aan die risico’s weerstand te kunnen bieden. Het OM en de politie hebben met eerdergenoemde kroongetuige en zijn familieleden meerdere gesprekken gevoerd over beveiligingsmaatregelen. Voor adequate beveiligingsmaatregelen is het akkoord en de medewerking van betrokkenen essentieel. Over de inhoud van de hierover gevoerde gesprekken en de maatregelen alsook het strafrechtelijk onderzoek naar de liquidaties kan ik geen mededelingen doen.

Ik ben mij bewust van de moeilijke positie waarin familieleden van criminelen terecht kunnen komen als deze kroongetuigen worden. Ongevraagd komen zij in een situatie terecht waarin zij worden geconfronteerd met de vraag of zij bereid zijn hun sociaal en maatschappelijk leven zoals ze dat tot dan toe leidden, op te geven vanwege keuzes die hun familielid gemaakt heeft. Dat vergt veel van mensen en is geen gemakkelijke keuze. De betrokken diensten zetten zich ervoor in de veiligheid van betrokkenen zo goed mogelijk te waarborgen, binnen de grenzen die betrokkenen daarin zelf stellen voor wat betreft de impact van de beveiligingsmaatregelen op hun leven.

Het belang van een harde aanpak van de georganiseerde criminaliteit wordt door dit incident nogmaals aangetoond. Zoals reeds eerder aan uw Kamer2 is gemeld, werkt het kabinet aan een aantal maatregelen die deze ernstige uitingen van ondermijnende criminaliteit aanpakt en die het potentiële daders zo lastig mogelijk maakt. Zo wordt de handel in automatische wapens aangepakt. Gisteren heeft uw Kamer de motie van de leden Van Toorenburg en Rutte met betrekking tot de verdubbeling van de strafmaat voor categorie II-wapens als bedoeld in de Wet wapens en munitie aangenomen. Deze motie zal voortvarend worden uitgevoerd. Daarnaast kom ik binnenkort met een wetsvoorstel voor het verhogen van de straffen voor daders die zware delicten, zoals geweld en liquidaties, plegen in georganiseerd verband (artikel 140 Wetboek van Strafrecht).

De kroongetuigenregeling als zodanig is in een internationaal (rechts)vergelijkend onderzoek door het WODC tegen het licht gehouden. Dit onderzoek zal eind april openbaar worden gemaakt en aan uw Kamer worden aangeboden. Ik ben voornemens om uw Kamer kort nadien een reactie op de uitkomsten van dit onderzoek te doen toekomen.

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

Bijlage I

De kroongetuigenregeling

De kroongetuigenregeling is verankerd in het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering en is zoals gezegd bedoeld om ingezet te worden tegen ernstige vormen van misdaad, waaronder de georganiseerde criminaliteit. De regeling geeft het OM de mogelijkheid om aan kroongetuigen toezeggingen te doen die onder meer strekken tot strafvermindering. Indien een verdachte bereid is om een belastende getuigenverklaring af te leggen in een strafzaak tegen een andere verdachte van een ernstig misdrijf, kan het OM toezeggen strafvermindering te bevorderen van ten hoogste de helft van de straf die die officier van justitie van plan is te eisen. De Aanwijzing toezegging aan getuigen in strafzaken bevat het beleidsmatig kader waarbinnen een officier van justitie een toezegging tot strafverminderingin ruil voor een getuigenverklaring kan overwegen. De officier van justitie kan toezeggingen doen strekkende tot:

  • a) de vermindering van de te vorderen straf met ten hoogste de helft bij een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf, taakstraf bestaande uit een werkstraf of geldboete;

  • b) de omzetting van ten hoogste de helft van het onvoorwaardelijke gedeelte van de vrijheidsstraf, taakstraf bestaande uit een werkstraf of van een geldboete in een voorwaardelijk gedeelte;

  • c) de vervanging van maximaal de helft van de vrijheidsstraf door een taakstraf bestaande uit een werkstraf of een onvoorwaardelijke geldboete.

Overige toelaatbare toezeggingen zijn het intrekken van een uitgaand verzoek tot uitlevering of een Europees arrestatiebevel ten behoeve van strafvervolging of het verminderen van de vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.

Getuigenbeschermingsprogramma

Indien er sprake is van een kroongetuige, wordt veel aandacht besteed aan een inschatting van de veiligheidsrisico’s voor de getuige zelf en diens naasten en aan de mogelijke beschermingsmaatregelen om aan die risico’s weerstand te kunnen bieden. De overheid heeft een zorgplicht voor getuigen en hun naasten die als gevolg van het verlenen van medewerking aan het strafproces in gevaar komen. Per situatie wordt bekeken of er bescherming nodig is en zo ja, in welke mate. Dit kan ertoe leiden dat vergaande beschermingsmaatregelen in het kader van een beschermingsprogramma nodig zijn om risico’s zoveel mogelijk uit te sluiten. Dergelijke maatregelen zullen de persoonlijke vrijheid van de betrokkene in hoge mate beperken. Er zijn dan ook situaties denkbaar waarin, na een beoordeling van alle feiten en omstandigheden van het geval, minder vergaande maatregelen worden getroffen ter beveiliging van een bedreigde persoon binnen het lokale stelsel van bewaken en beveiligen.

Stelsel van bewaken en beveiligen

In het stelsel van bewaken en beveiligen werken OM, politie, inlichtingen- en veiligheidsdiensten en bestuurlijke organisaties samen met als doel het voorkomen van aanslagen op personen, objecten en diensten. In het stelsel is geregeld hoe op basis van dreigings- en risicoinformatie tot beveiligingsmaatregelen wordt besloten en wie verantwoordelijk is voor de uitvoering. De beveiliging van personen gebeurt onder de verwantwoordelijkheid van de officier van justitie, als onderdeel van de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde. De beveiliging kan bestaan uit fysieke beveligingsmaatregelen rondom woning of werkplek, surveillance in de omgeving en in bepaalde gevallen persoonsbegeleiding of -beveiliging. De beveiligingsmaatregelen wordenuitgevoerd door de politie en/of de Koninklijke Marechaussee.

Verschillen tussen stelsel bewaken en beveiligen en getuigenbescherming

Alle personen in Nederland kunnen in geval van bedreiging vallen onder de werking van het Stelsel bewaken en beveiligen. Dat geldt ook voor slachtoffers van zware en georganiseerde criminaliteit en/of levensdelicten. Indien zij ook getuigen zijn in een strafzaak is het mogelijk dat rondom deze personen maatregelen worden getroffen in het kader van een getuigenbeschermingsprogramma. Dit kan wanneer een ernstige dreiging jegens het slachtoffer is ontstaan als gevolg van het verlenen van medewerking aan het strafproces en daarmee verband houdend overheidsoptreden.

In het kader van het stelsel van bewaken en beveiligen is het uitgangspunt dat, indien beveiligingsmaatregelen op basis van een bestaande dreiging nodig is, de te beveiligen persoon zijn privé en maatschappelijke activiteiten moet kunnen voortzetten binnen de beperkingen van de beveiliging. De noodzakelijk geachte maatregelen zijn echter geen onderwerp van onderhandeling.

Bij de bescherming binnen een getuigenbeschermingsprogramma neemt de getuige afscheid van het leven zoals hij dat had opgebouwd en start een nieuw leven, vaak elders en onder een andere identiteit. Doel van het getuigenbeschermingsprogramma is dat de getuige binnen afzienbare tijd weer volledig op eigen benen kan staan in een nieuwe omgeving. Teneinde dat doel te bereiken is het noodzakelijk dat er goed wordt gekeken naar de nieuwe woonomgeving, eventuele professionele werkzaamheden van de getuige en culturele aspecten van de nieuwe vestigingsplek. Daarbij spelen ook de wensen van de getuige een rol om de kans op het behalen van voornoemd doel zo groot mogelijk te maken. Daarbij merk ik op dat de beschermingsmaatregelen die worden getroffen en waarmee de getuige instemt, altijd gebonden zullen zijn aan dat doel.


X Noot
1

Voor meer informatie over de aard en de omvang van liquidaties verwijs ik u naar het verslag van het verkennende onderzoek dat door het WODC is uitgevoerd: zie Kamerstuk 29 911, nr. 157.

X Noot
2

Kamerstuk 29 911, nr. 180.

Naar boven