29 894
Evaluatie Drank- en Horecawet

27 565
Alcoholbeleid

nr. 13
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 11 augustus 2006

Tijdens het algemeen overleg over het alcohol- en tabaksbeleid op 8 juni jl. heb ik toegezegd uw Kamer op een aantal punten schriftelijk nader te zullen informeren. In deze brief bied ik op de meeste punten de toegezegde nadere informatie.1 Voorts geef ik aan op welk moment ik de nog openstaande toezeggingen gestand zal doen. Hiermee vormt deze brief het antwoord op uw brief van 22 juni jl. (onder kenmerk 06-VWS-B-054).

Deze brief bestaat uit drie hoofdonderdelen. Allereerst ga ik in op onderwerpen die specifiek het alcoholbeleid betreffen. Daarna komen twee onderwerpen aan de orde, die zowel met het alcoholbeleid als met het tabaksontmoedigingsbeleid te maken hebben. Tot slot informeer ik u over enkele zaken met betrekking tot het tabaksontmoedigingsbeleid.

Alcoholbeleid

Verbod op verkoop onder de kostprijs

Tijdens het algemeen overleg heeft het lid Van der Staaij mij verzocht om een reactie op een motie waarin de regering werd verzocht te komen met een wettelijk verbod tot verkoop van alcohol beneden de kostprijs (TK 29 894, nr. 7). Deze motie is op 30 juni 2005 aangenomen. Op 6 november 2001 is een motie aangenomen met een vergelijkbaar verzoek, ingediend door het lid Van der Vlies (TK 27 565, nr. 16).

Het doel van beide moties, verhoging van de consumentenprijs van alcoholhoudende dranken om zodoende alcoholmisbruik tegen te gaan, spreekt mij aan. Derhalve heb ik mij nogmaals beraden over eventueel te nemen maatregelen.

Ten eerste valt te denken aan de introductie van een wettelijk verbod op verkoop van alcoholhoudende dranken beneden de kostprijs. Dit leidt onherroepelijk tot een aanzienlijke vermeerdering van de administratieve lasten. De verstrekker wordt dan namelijk gedwongen een aparte administratie bij te houden om aan te kunnen tonen dat er ten tijde van een vermeende overtreding geen sprake was van verkoop beneden de kostprijs. Gelet op de discussie over de reductie van de administratieve lasten, acht ik een dergelijk voorstel niet haalbaar.

Ten tweede valt te denken aan de introductie van wettelijk vastgestelde minimumprijzen voor alcoholhoudende dranken. De Europese Commissie is evenwel van mening dat het invoeren van een minimumprijs voor accijnsgoederen een onterecht gebruik van belastingwetgeving is. Daarom is de Commissie een klachtprocedure gestart tegen enkele lidstaten, die een minimumprijs voor een accijnsgoed hadden geïntroduceerd, zoals Frankrijk, België en Ierland. Zolang hier niet meer duidelijkheid over bestaat, acht ik het niet verstandig een dergelijk voorstel in onze nationale wetgeving op te nemen.

Ten derde valt te denken aan een structurele verhoging van de prijzen van alcoholhoudende dranken middels verhoging van de accijnzen. Het kabinet heeft zich het afgelopen jaar meermalen ingezet voor een verantwoord pakket aan accijnsvoorstellen. Uw Kamer heeft daar niet mee ingestemd.

Ten vierde valt te denken aan een verbod op stunten met de prijzen van alcoholhoudende dranken. Ten dele is dit al gerealiseerd via zelfregulering. Zo stelt artikel 20 van de Reclamecode voor Alcoholhoudende Dranken dat reclame waarbij alcoholhoudende drank gratis of tegen minder dan de helft van de normale verkoopprijs aan particulieren wordt aangeboden niet is toegestaan. Daarnaast heeft het Platform Verkoop Alcoholhoudende Dranken voor Thuisgebruik in de huisregels opgenomen dat het gratis of tegen een symbolische vergoeding aanbieden van alcoholhoudende drank niet is toegestaan. Ik ben bereid met de branche in overleg te treden om te bezien of het mogelijk is deze regels aan te scherpen. Indien een dergelijke afspraak inderdaad wordt gemaakt en vervolgens niet wordt nageleefd, kan altijd nog bezien worden of zo’n bepaling tot wettelijke maatregel kan worden verheven.

Op 5 april 2006 heb ik reeds in een brief aan uw Kamer aangegeven dat het op dit moment niet in de lijn der verwachtingen ligt dat een verbod op verkoop beneden de kostprijs zal worden opgenomen in het wetsvoorstel tot wijziging van de Drank- en Horecawet dat momenteel wordt voorbereid (TK 29 894 en 27 565, nr. 12). Gelet op het bovenstaande zie ik geen reden om van dit standpunt af te wijken.

Wel ben ik bereid met de levensmiddelenbranche te praten over aanscherping van de bestaande regels omtrent het stunten met de prijzen van alcoholhoudende dranken. In dit overleg zal ik tevens de mogelijkheid van alcoholvoorlichting via supermarktbladen bespreken. Dit overleg zal dit najaar plaatsvinden. In het verlengde van dit gesprek met de levensmiddelenbranche over stunten met prijzen, zal ik ook nader overleggen met Koninklijk Horeca Nederland over happy hours en stunten met prijzen. Dit om gevolg te geven aan de motie van de leden Timmer en Van der Staaij (TK 29 894, nr. 5).

90 punten plan

Het lid Buijs heeft mij tijdens het algemeen overleg verzocht geïnformeerd te worden over de stand van zaken met betrekking tot de 90 voorstellen tot vermindering administratieve last en bureaucratie van de CDA Tweede-Kamerfractie van 20 september 2005, meer in het bijzonder de 5 voorstellen die betrekking hebben op de Drank- en Horecawet.

Voor zover ik heb kunnen nagaan zijn er maar 4 voorstellen die betrekking hebben op de Drank- en Horecawet, te weten de voorstellen met de nummers 33, 37, 53 en 79. Punt 40, het «afschaffen verlof niet-alcoholische dranken» heeft geen betrekking op de Drank- en Horecawet. Het is een voorstel dat betrekking heeft op een vergunningstelsel dat door gemeenten zelf wordt gehanteerd.

Hieronder zal ik de stand van zaken ten aanzien van de 4 overige punten aangeven.

Punt 33, het «bundelen en versimpelen vergunningplicht voor de horeca. Bundeling van exploitatievergunning, gebruiksvergunning, vergunning Drank- en Horecawet». Recent heb ik een voorontwerp van een wetsvoorstel tot wijziging van de Drank- en Horecawet afgerond. Eén van de elementen van dit wetsvoorstel is vereenvoudiging van de Drank- en Horecawetvergunning. Daarnaast heb ik in de wet een coördinatiebepaling opgenomen. Burgemeesters krijgen straks de plicht gelijktijdig te besluiten over de Drank- en Horecawetvergunning en alle andere gemeentelijke horecavergunningen die vereist zijn, zoals een terrasvergunning of een exploitatievergunning.

Punt 37, het «intrekken verbod op verkoop van alcoholhoudende (streek-) producten op streekmarkten». Inmiddels heb ik de Voedsel en Waren Autoriteit gevraagd geen prioriteit te geven aan het toezicht op de naleving van het uit artikel 18 Drank- en Horecawet voortvloeiende verbod op straatverkoop van zwak-alcoholhoudende streekproducten voor gebruik elders dan ter plaatse op jaarmarkten, braderieën en dergelijke.

Punt 53, het «vereenvoudigen van de aanwezigheidsplicht voor leidinggevenden in horecabedrijven en afschaffen van de vergunning op naam». Gedurende de openingstijden van een horeca- of slijtersbedrijf moet één in de vergunning genoemde leidinggevende in de inrichting aanwezig zijn. Vervanging is mogelijk door een collega-leidinggevende van een ander filiaal. Achtergrond van deze bepaling is dat als er problemen zijn, iemand met kennis en inzicht op het terrein van verantwoorde verstrekking direct handelend kan optreden. In het voorontwerp van het wetsvoorstel tot wijziging van de Drank- en Horecawet is opgenomen dat in de vergunning voortaan alleen de inrichtingsgebonden zaken (het pand) en de vergunninghouder (bedrijf of eigenaar) worden vermeld. De personalia van de leidinggevenden komen in een aanhangsel bij de vergunning en dus niet meer in de vergunning zelf, waardoor niet voor iedere wijziging een nieuwe vergunning hoeft te worden aangevraagd. Voor de wijziging van het aanhangsel komt een meldprocedure. De mogelijkheid voor het toetsen van leidinggevenden blijft behouden. Het geheel schrappen daarvan zou tot gevolg hebben dat niet meer kan worden opgetreden als de eigenaar of een andere leidinggevende een crimineel verleden blijkt te hebben. Uit het oogpunt van criminaliteitspreventie is dat onwenselijk.

Ik ga er van uit dat met het bovenstaande tevens wordt voldaan aan de tijdens het VAO Preventiebeleid van 21 juni 2006 ingediende motie van de leden Schippers en Buijs (TK 22 894, nr. 95). Binnenkort zal het kabinet een goed beargumenteerd voorstel tot wijziging van de Drank- en Horecawet aan uw Kamer doen toekomen. Ik stel mij voor het vergunningstelsel van de Drank- en Horecawet tijdens de parlementaire behandeling van dit wetsvoorstel uitgebreid met u te bespreken.

Punt 79, het «afschaffen inrichtingseisen slijterijen en vereenvoudiging van de vergunningensystematiek». Ik heb in het voorontwerp van het komende wijzigingsvoorstel van de Drank- en Horecawet de inrichtingseisen voor slijterijen ten aanzien van ventilatie, oppervlakte, plafondhoogte en toiletten laten vallen en de eisen als gesteld in het Bouwbesluit 2003 van toepassing verklaard. Ook heb ik de vergunningensystematiek aanzienlijk vereenvoudigd. Er zal een forse vermindering van het aantal vergunningen worden gerealiseerd en tevens zullen er verbeteringen in de uitvoering plaatsvinden via digitalisering.

Alcoholreclame

Tijdens het algemeen overleg heb ik verder nog toegezegd in overleg te zullen treden met STAP en de STIVA omtrent de formulering van het verbod op alcoholreclame voor jongeren onder de achttien jaar in de meest recente versie van de Reclamecode voor Alcoholhoudende Dranken. Dit overleg zal dit najaar plaatsvinden.

Alcohol- en tabaksbeleid

Budgetten

Tijdens het algemeen overleg heb ik toegezegd u schriftelijk inzicht te geven in de begroting voor het alcohol- en tabaksbeleid. Hieronder treft u een overzicht aan van de budgetten voor 2006. Omwille van de vergelijkbaarheid tussen de beide budgetten is de helft van het voor de handhaving beschikbare bedrag toegerekend aan de Drank- en Horecawet en de andere helft aan de Tabakswet.

 AlcoholbeleidTabaksbeleid
Begroting 2006981 0001 443 000
Incidenteel 20061 700 0001 500 000
Handhaving 20063 145 0003 145 000
Leefstijlcampagne 2006 (via ZONMw)965 0002 700 000
Totaal6 791 0008 788 000

Gezonde school en genotmiddelen

Het lid Azough heeft mij tijdens het Algemeen Overleg verzocht aan te geven op hoeveel scholen preventielessen gezonde school en genotmiddelen plaatsvinden.

Volgens het jaarverslag 2005 van het Trimbos-Instituut neemt naar schatting 50% van de scholen voor voortgezet onderwijs en 20% van de basisscholen deel aan dit project. Beoogd is dat de implementatiegraad van het project in 2006 en 2007 in het voortgezet onderwijs behouden blijft en dat de implementatiegraad in het basisonderwijs stijgt.

Tabaksontmoedigingsbeleid

Evaluatie tabaksontmoedigingsbeleid

In reactie op de inbreng van het lid Hermans (LPF) heb ik geantwoord niet bang te zijn voor enige objectieve evaluatie van beleid of voor het op de «pijnbank» leggen hiervan.

Maar, zoals ik eerder al heb aangegeven, bijvoorbeeld in een algemeen overleg over het tabaksontmoedigingsbeleid op 22 juni 2005, zal «meer onderzoek niet beduidend meer inzicht verschaffen in de effectiviteit van afzonderlijke maatregelen, want deze effecten zijn niet van elkaar te scheiden. Over de gehele linie is het beleid effectief geweest, gelet op de daling van het aantal rokers». Uit internationaal onderzoek blijkt dat een samenhangend pakket maatregelen – voorlichting, wetgeving en prijsbeleid – het meeste effect sorteert. De ervaring in Nederland bevestigt dit. In uw brief van 22 juni 2006 (kenmerk: 06-VWS-B-054) spreekt u ten aanzien van de evaluatie over «validiteit, betrouwbaarheid en geloofwaardigheid van een op feiten gebaseerde evaluatie». Naar mijn mening wekt u hiermee ten onrechte de indruk dat de evaluatie niet op feiten gebaseerd zou zijn. Ter illustratie van het feit dat de evaluatie wel degelijk gebaseerd is op onafhankelijke bronnen heb ik enkele onderzoeksrapporten bij deze brief gevoegd.

Eerste monitoring stappenplan Koninklijk Horeca Nederland

Tijdens het algemeen overleg heb ik inzicht gegeven in de voorlopige resultaten van de eerste monitoring van het stappenplan van KHN die ik kort daarvoor had ontvangen. Ik heb toegezegd het definitieve rapport zo spoedig mogelijk aan uw Kamer aan te bieden. Ik heb dit gedaan met mijn brief van 5 juli jl. (TK 30 300 XVI, nr. 160).

Kleurenfoto’s op tabaksverpakkingen

Verschillende leden van de vaste commissie voor VWS hebben vraagtekens geplaatst bij de effectiviteit van deze maatregel. In reactie hierop heb ik toegezegd hierop schriftelijk nader te zullen ingaan, waarbij ik onder meer de Canadese ervaringen met «pictorials» zal behandelen. Ik wil de beschikbare informatie over dit onderwerp zorgvuldig op een rij laten zetten. Dit zal enige tijd in beslag nemen. Ik streef er naar om u hierover voor het eind van dit jaar te informeren.

Ingrediënten in tabaksproducten

In antwoord op de inbreng van het lid Kant (SP) heb ik geantwoord dat ik uw Kamer schriftelijk zal informeren over de rechtszaak die de tabaksfabrikanten tegen de Staat hebben aangespannen naar aanleiding van de wettelijke verplichting om inzicht te geven in de samenstelling van hun producten. In deze brief, die ik in de loop van september naar uw Kamer zal sturen, zal ik ook aangeven wat de mogelijkheden zijn voor regulering van ingrediënten in tabaksproducten.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

J. F. Hoogervorst


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven