29 893
Veiligheid van het railvervoer

nr. 81
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 27 april 2009

Bijgevoegd ontvangt u de «Voortgangsrapportage Passages Stoptonend Sein, stand van zaken 31 december 2008» van de spoorbranche. Hieronder ga ik nader in op de hierin beschreven ontwikkeling van het aantal stoptonend sein passages, op de voortgang van de implementatie van het ATB Verbeterde versie systeem en op de STS-doelstellingen.

Ontwikkeling aantal stoptonend sein passages

Het aantal stoptonend sein passages (STS-passages) is in 2008 met 13% afgenomen ten opzichte van dat in 2007. In 2008 hebben er in totaal ongeveer 240 STS-passages1 plaatsgevonden. In 2007 waren dat nog 275. Deze substantiële daling is volgens de spoorbranche vooral te danken aan de volgende uitgevoerde maatregelen:

Emplacementanalyse: Op 295 emplacementen zijn ruim 1000 seinen beoordeeld op zichtbaarheid voor machinisten. Op basis van die beoordeling is de zichtbaarheid van 140 seinen verbeterd door deze bijvoorbeeld te verplaatsen of te verhogen of door de plaatsing van zogenaamde herhalingsseinen.

Sneeuw- en zonnekappen: Op 631 seinen zijn bovendien sneeuw- en zonnekappen geplaatst om de zichtbaarheid bij sneeuwval en bij fel zonlicht te verbeteren.

Machinistenprogramma: In het machinistenprogramma is de alertheid van machinisten verbeterd en hun bewustzijn over de oorzaken en risico’s van STS-passages vergroot. Ook zijn verbeteringen doorgevoerd in het aannamebeleid, de wegbekendheid, de afhandeling van STS-passages en de aandacht hiervoor in het werkoverleg. Daarin is bijvoorbeeld extra aandacht besteed aan zogenaamde recidive seinen.

Instelvoorschriften: Door instelvoorschriften is er voor gezorgd dat bepaalde seinen alléén gepasseerd kunnen worden als het daaropvolgende sein óók gepasseerd kan worden.

Ik ben blij met dit behaalde resultaat, het laagste aantal STS-passages sinds 1999. De verwachting van de spoorbranche is dat de daling van met name de risicoreductie zich in 2009 verder zal doorzetten als gevolg van de reeds genomen maatregelen en vooral dankzij de implementatie van ATB Verbeterde versie, die nu in volle gang is. Hieronder beschrijf ik de voortgang daarvan in meer detail.

Voortgang implementatie ATB Verbeterde versie

ATB Verbeterde versie (ATB Vv) is eind 2008 operationeel in 400 treinen1 en bij ruim 900 seinen. In mijn brief aan uw Kamer van 14 juli 20082 heb ik aangegeven dat vóór 1 januari 2009 ongeveer 1200 treinen en 1059 seinen hiermee zouden zijn uitgerust.

Het lagere aantal operationele treinen is met name veroorzaakt omdat meer tijd nodig blijkt te zijn voor ontwikkeling en realisatie van de noodzakelijke veiligheidsdossiers van de ATB Vv-apparatuur. Hierdoor is een deel van de geplande materieelombouw doorgeschoven naar de tweede helft van 2009.

Het lagere aantal uitgeruste seinen is onder andere veroorzaakt door extra, onvoorziene eisen voor een specifieke categorie seinen. Deze extra eisen zijn gerelateerd aan moderne beveiligings- en energievoorzieningssystemen.

De spoorbranche verwacht dat eind 2009 alle treinen3 en medio 2009 1164 seinen4 voorzien zullen zijn van ATB Vv.

STS-doelstellingen

De STS-doelstellingen, zoals die in 2004 door de spoorbranche zijn voorgesteld, ambiëren een reductie van het aantal STS-passages met 50% en een vermindering van het aan deze STS-passages verbonden risico met 75% in 2009 ten opzichte van 2003.

Zoals aangegeven in mijn brief aan uw Kamer van 30 september 20085 verwachtte de Inspectie Verkeer en Waterstaat toen dat de reductie van het aantal STS-passages in 2009 (t.o.v. 2003) 10–15% zou bedragen en de reductie van het daaraan verbonden risico 22–49%.

De spoorbranche geeft in haar voortgangsrapportage nu ook aan dat het onwaarschijnlijk is dat de door haar voorgestelde doelstellingen al in 2009 bereikt zullen worden. Als belangrijkste oorzaak daarvoor voert zij aan dat nog niet al het materieel voorzien is van ATB Vv.

Zoals aangegeven in mijn brief aan uw Kamer van 30 september 2008 blijf ik vasthouden aan het zo spoedig mogelijk realiseren van deze STS-doelstellingen. In het Algemeen Overleg van 2 oktober 2008 heb ik toegezegd dat ik na de zomer van 2009 de STS-cijfers van de eerste helft van 2009 zal rapporteren, samen met een kosten/baten-analyse. Hierin zal worden aangegeven op welke wijze deze doelstellingen gerealiseerd kunnen worden. Ik heb de spoorbranche gevraagd deze kosten/baten-analyse op korte termijn af te ronden. Zodra ik deze ontvangen heb zal ik uw Kamer daarover informeren.

Overigens hecht ik er aan te benadrukken dat de veiligheid van het spoor op geen enkele wijze in het geding is. Zonder de STS-problematiek te bagatelliseren wil ik deze wel in het juiste perspectief plaatsen. Zo maakt elke Nederlandse machinist gemiddeld maar één STS-passage in meer dan 10 jaar tijd, ofwel slechts enkele STS-passages gedurende zijn gehele loopbaan. Bovendien heeft deze reductie van het aantal STS-passages plaatsgevonden bij een toegenomen intensiteit van het treinverkeer. Dat betekent dat de kans dat een trein een stoptonend sein passeert substantieel is afgenomen.

Conclusie

Ik ben blij met de inmiddels gerealiseerde substantiële daling van het aantal STS-passages, maar vind deze nog niet voldoende. Ik blijf de voortgang van de implementatie van ATB Vv en van de overige door de spoorbranche in gang gezette maatregelen nauwgezet volgen. Conform mijn eerdere toezeggingen zal ik uw Kamer in de tweede helft van 2009 informeren over de resultaten van de eerste helft van 2009.

De minister van Verkeer en Waterstaat,

C. M. P. S. Eurlings

BIJLAGEN1

• Bijlage 1: brief «Voortgangsrapportage Passages Stoptonend Sein (STS), december 2008», Spoorbranche, 11 februari 2009, kenmerk 705 530/705 011

• Bijlage 2: Voortgangsrapportage Passages Stoptonend Sein (STS) Spoorbranche, stand van zaken 31-12-2008, februari 2009, kenmerk EDMS 705 011

• Bijlage 3: brief «Reductie STS-passages», Spoorbranche, 4 november 2008, kenmerk DIR/FV/20 814 913

• Bijlage 4: overzicht STS-onderzoeken


XNoot
1

Het definitieve uiteindelijk vastgestelde aantal kan nog iets hiervan afwijken in verband met nog lopend incidentenonderzoek door de Inspectie Verkeer en Waterstaat.

XNoot
1

In de voortgangsrapportage staat dat 650 ATB Vv-installaties in treinen zijn geïnstalleerd. Omdat een groot aantal treinen met 2 ATB-installaties is uitgerust is het aantal treinen dat van ATB Vv wordt voorzien lager dan het aantal ATB Vv-installaties.

XNoot
2

Kamerstuk 29 893, nr. 74.

XNoot
3

In de op 14 juli 2008 naar uw Kamer gestuurde voortgangsrapportage is vermeld dat het gehele materieelpark van in totaal ongeveer 1750 treinen voorzien zal worden van ATB Vv. In verband met de vernieuwing van het materieelpark heb ik de spoorbranche gevraagd mij te informeren over de omvang daarvan per eind 2009 op basis van de huidige inzichten.

XNoot
4

1164 seinen = 1000 seinen uit het oorspronkelijke ATB Vv-programma + 100 extra seinen i.k.v. vervoer gevaarlijke stoffen in Zuid-Holland, Noord-Brabant, en Limburg + 59 extra seinen bij aanlegprojecten + 5 extra seinen bij specifieke aanlegprojecten waarover recent in overleg met de Inspectie Verkeer en Waterstaat besluitvorming heeft plaatsgevonden (3 in Gouda en 2 op de Sloelijn).

XNoot
5

Kamerstuk 29 893, nr. 75.

XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven