Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 27 augustus 2015
Bij mijn brief van 29 april 20151 bent u geïnformeerd over de veiligheid en de inzet van de treinen van het type Materieel
’64 (Mat’64). In deze brief heb ik toegezegd u te zullen informeren over de uitkomsten
van het onderzoek dat de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) zal doen naar de
ontsporingsrisico’s van spoorvoertuigen zonder baanschuiver.
Het onderzoek (quick scan) stuur ik u hierbij toe2. Er is een inventarisatie gemaakt van het spoormaterieel dat in Nederland wordt ingezet
voor vervoer van reizigers en goederen. Er zijn daarnaast nog enkele typen speciale
voertuigen, zoals rijdend gereedschap, in gebruik. Dit materiaal is buiten beschouwing
gelaten, gelet op het feit dat met deze voertuigen relatief een gering aantal kilometers
en veelal ook met geringe snelheid wordt gereden. Bovendien worden deze voertuigen
vooral op buiten dienst gesteld spoor gebruikt.
Uit de genoemde inventarisatie komt naar voren, dat op dit moment alleen de voertuigtypen
Mat’64 en SGMm (stadsgewestelijk materieel moderne versie) niet zijn voorzien van
een baanschuiver. Beide voertuigtypen worden gebruikt door NS Reizigers (NSR). Van
het type Mat’64 is bekend dat het onder bepaalde omstandigheden gevoelig is voor ontsporing.
Dit type wordt door NSR met ingang van de dienstregeling 2016 uit de dienst genomen.
Vanaf 2016 zal het voertuigtype SGMm daarmee nog het enige type zijn dat in dienst
is, die niet is voorzien van een baanschuiver. Het type SGMm is in de jaren zeventig
in dienst genomen als sprinter voor korte afstanden. Dit type heeft aan de kop van
de trein een groter gewicht dan het type Mat’64 door de plaats van het motordraaistel
en de kans op ontsporing na een aanrijding met wegverkeer is daardoor kleiner. Het
voertuigtype SGMm wordt vanaf 2018, met de komst van de sprinter nieuwe generatie,
geleidelijk uit de dienst genomen.
Gelet op de genoemde eigenschappen van het voertuigtype SGMm is de inspectie van oordeel
dat de risico’s op ontsporing na een aanrijding op een overweg niet zodanig zijn dat
aanvullende maatregelen moeten worden getroffen. Ik onderschrijf dit oordeel.
Ik vertrouw u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,
W.J. Mansveld