29 892
Wandelbeleid

nr. 13
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 24 november 2005

De vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat1 en de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit2 hebben op 13 oktober 2005 overleg gevoerd met minister Peijs van Verkeer en Waterstaat en minister Veerman van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over:

– brief van het lid Duyvendak, d.d. 22 november 2004, houdende de initiatiefnota «Wandeloffensief-Geef de wandelaar weer ruimte» (29 892, nr. 1);

– brief van de minister van Verkeer en Waterstaat, d.d. 15 februari 2005, houdende een reactie op de initiatiefnota wandeloffensief (29 892, nr. 2);

– brief van het lid Duyvendak, d.d. 15 april 2005, inzake initiatiefnota wandeloffensief (29 892, nr. 3);

– brief van de ministers van Verkeer en Waterstaat en van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, d.d. 16 september 2005, houdende een reactie op de eerste termijn van het AO Wandelbeleid van 23 juni jl. (29 892, nr. 5).

Van dit overleg brengen de commissies bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissies

De heer Koopmans (CDA) vindt dat de inhoud van de brief van het kabinet voorzichtig positief is. Een minpunt is dat daarin allerlei onderzoeken worden aangekondigd. Hij geeft namelijk de voorkeur aan het zo spoedig mogelijk nemen van besluiten in plaats van aan het doen van onderzoek.

Het is belangrijk om wandelpaden te realiseren in plaats van te komen tot een rijkswandelnota. Een goed voorbeeld is het project van de provincie Friesland dat tot doel heeft 400 kilometer aan wandelpaden te realiseren voor € 750 000. Een deel van die wandelroute, namelijk 10%, zal over boerenland gaan. Ondanks dat verschillende organisaties dat project samen met het ministerie van LNV financieren, is er helaas een tekort van €30 000.

Het nadeel van het verplicht inzetten van middelen uit de Brede Doeluitkering (BDU-gelden) is dat daaraan allerlei nota’s ten grondslag moeten liggen. Na twee jaar schrijven en overleggen zal er dan nog geen wandelpad gerealiseerd zijn. Het is voor gemeenten en provincies terecht al mogelijk om een deel van de BDU-middelen in te zetten ten behoeve van het wandelbeleid, maar het gaat te ver om hen daartoe te verplichten. Voor het overgrote deel zijn die middelen in de regio’s overigens al belegd, dus daarvan is momenteel niet veel te verwachten. Is het mogelijk om bijvoorbeeld een gedeelte van de EHS-middelen op de begroting van het ministerie van LNV, bijvoorbeeld 2 mln. per jaar, door te sluizen naar het Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG)? Misschien is het ook mogelijk om voor het ILG 2 mln. per jaar beschikbaar te stellen van de begroting van het ministerie van V en W, bijvoorbeeld een deel van de middelen die jaarlijks ter beschikking worden gesteld aan ProRail voor het oplossen van de overwegenproblematiek.

Welk bedrag heeft de minister van V en W gereserveerd voor de geconstateerde knelpunten op het Pieterpad? Kan zij de Kamer in het najaar van 2006 informeren over de uitgevoerde maatregelen?

Het zou goed zijn om een openbaar register met landgoederen in het leven te roepen, zodat duidelijk wordt welke onder de Natuurschoonwet vallen. Om teleurstelling te voorkomen, zou het ook goed zijn om een meldpunt in te stellen waar wandelaars terechtkunnen met vragen over de toegankelijkheid van gebieden.

De Kamer wil dat veel meer spoorwegovergangen toegankelijk worden gemaakt voor wandelaars en fietsers. Zij heeft over deze kwestie moties aangenomen. De heer Koopmans pleit ervoor om die uit te voeren. Daardoor kan veel geld worden bespaard en er zal geen afbreuk worden gedaan aan de verkeersveiligheid.

Het is niet wenselijk om boeren te verplichten hun land open te stellen voor wandelpubliek. Wel is het goed dat de minister van LNV de suggestie van de Kamer overneemt, namelijk het realiseren van wandelpaden over boerenland, onder andere door gebruikmaking van agrarische natuurpakketten.

Mevrouw Kruijsen (PvdA) meent dat er nog steeds te weinig wandelruimte is. Het realiseren van wandelpaden zal leiden tot meer bewegingsmogelijkheden en tot ontsluiting van het landelijk gebied. Als wandelpaden worden gerealiseerd, zal daarmee bovendien een relatie worden gelegd tussen landelijk en stedelijk gebied. Het initiatief van de heer Duyvendak kan een goede bijdrage leveren aan het realiseren van die doelstellingen.

Als de overheid geld investeert in het openstellen van boerenland voor wandelaars, kan boeren wel degelijk de verplichting worden opgelegd om medewerking te verlenen. De minister van LNV heeft toegezegd dat hij de vergoeding voor langeafstandswandelpaden over boerenland wil vertienvoudigen. Is hij ook bereid om te investeren in de kortere wandelpaden? Het is belangrijk dat ook in de komende onderhandelingen over de verdere invulling en uitvoering van het ILG het wandelbeleid expliciet op de agenda komt te staan. Is de minister bereid om zich daarvoor in te zetten? Zo ja, op welke wijze?

Heeft de minister van V en W afgelopen zomer een gesprek gevoerd met de waterschappen over het stimuleren van recreatief medegebruik van oeverpaden? Zo ja, wat heeft dat opgeleverd? Op welke wijze kan openstelling van die paden worden gerealiseerd indien de waterschappen geen medewerking verlenen?

Op het Pieterpad zijn bij een eerste verkenning tachtig knelpunten geconstateerd. Voor het aanpakken van dertig knelpunten is onder andere het Rijk verantwoordelijk. Hoe wenst de minister van V en W medewerking te verlenen aan het aanpakken van die knelpunten?

Kennelijk is met ProRail de principeafspraak gemaakt dat de spoorwegovergangen daar waar mogelijk open blijven. Helaas blijkt in de praktijk dat er veel worden gesloten. Vermoedelijk is een actief beleid van de minister van V en W nodig om ervoor te zorgen dat voor fietsers en wandelaars veel meer spoorwegovergangen open blijven dan ProRail aangeeft.

Hoe staat het met het meerjarenprogramma Vitaal platteland? Welke activiteiten zullen ten behoeve van de wandelaars worden ontplooid?

Het beleid ten aanzien van groen in en om de stad (GIOS-beleid) is erop gericht dat de groenontwikkeling in stedelijke gebieden gelijke tred houdt met de stedelijke ontwikkeling. In de praktijk blijkt helaas dat het groen vaak achterblijft. Vaak wordt het zelfs verwijderd ten gunste van nieuwbouwprojecten. Hoe wenst het kabinet ervoor te zorgen dat behoud en realisatie van groen de hoogste prioriteit krijgen en dat er een inhaalslag wordt gemaakt?

Kan de heer Duyvendak schetsen wat er sinds 23 juni jongstleden in zijn optiek is gebeurd en is hij van mening dat het belangrijk is om vertrouwen te hebben in lokale initiatieven op dit terrein?

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD) maakt uit de brief van het kabinet en uit nagenoeg alle landelijke nota’s op dat wandelen is ingebed in het landelijk beleid. Toch is dat twijfelachtig na lezing van de brief van de minister van V en W waarin staat dat er op dit moment slechts 36 spoorwegovergangen geschikt zijn voor gebruik door langzaam verkeer. Haar voorkeur gaat absoluut niet uit naar een rijkswandelnota, maar naar landelijk en lokaal integraal beleid ten behoeve van wandelaars.

Het zou goed zijn om landelijk actief beleid te voeren met als doel te bewerkstelligen dat mensen over boerenland kunnen wandelen. Het lijkt haar echter niet goed agrariërs te verplichten om hun land open te stellen voor publiek. Het zou niet vreemd zijn om voor herstel van kerkenpaden ILG-middelen in te zetten. Zij ziet bovendien mogelijkheden om met gelden voor het Provinciaal Ontwikkelingsplan (POP-gelden) en ILG-middelen aansluiting te vinden bij het Programma beheer.

Het is niet duidelijk of op het punt van recreatief medegebruik actief beleid wordt gevoerd. Uit de reactie van het kabinet blijkt dat toeristisch recreatief medegebruik van de robuuste verbinding mogelijk zal worden gemaakt als de natuurdoelstelling daaronder niet lijdt. Natuur is echter ook bedoeld om mensen daarvan te laten genieten. Wat is de inzet van het kabinet op dit punt?

De knelpunten op het Pieterpad en op andere langeafstandswandelpaden in onder andere de kuststreken, moeten worden aangepakt.

Mevrouw Vos (GroenLinks) is van mening dat wandelen onderdeel moet uitmaken van het rijksbeleid. Uit de stukken van het kabinet maakt zij op dat het van mening is dat wandelen, met uitzondering van het gebruik van de langeafstandswandelpaden, vooral een zaak is van de provincies en de gemeenten. De brief van de regering van september jongstleden is teleurstellend en terughoudend. De heer Duyvendak heeft in zijn brief duidelijk beschreven welke knelpunten nog resteren en daarbij aangegeven dat het van belang is dat het kabinet die aanpakt.

Hoe staat het met de afspraken met de waterschappen ten behoeve van het recreatief wandelen over de oeverpaden? Zijn de acties van de minister van V en W op dat punt niet te vrijblijvend? Indien dat nodig is, moet het mogelijk zijn om de BDU-gelden voor dit doel in te zetten. Tot nu toe heeft de minister van V en W gezegd dat de BDU-gelden niet kunnen worden ingezet voor de realisatie van wandelpaden voor recreatief gebruik. Het zou goed zijn als ook Rijkswaterstaat investeerde in het recreatief medegebruik van wandelpaden langs de rijkswateren.

De minister van LNV heeft een vertienvoudiging van het budget toegezegd voor de langeafstandswandelpaden over boerenland. Er zijn echter ook veel paden die niet tot de langeafstandswandelpaden kunnen worden gerekend en die toch van belang zijn voor de mensen die in de directe omgeving daarvan wonen. Het zou dus goed zijn om die subsidie ook beschikbaar te stellen voor de kortere wandelpaden. Een wandelpakket in het Programma beheer is een optie. De minister van LNV heeft eerder toegezegd dat hij een apart pakket zal ontwikkelen voor de mestvrije zones van vijf meter langs waterlopen. Dat biedt misschien mogelijkheden voor het creëren van wandelroutes aldaar. Ook daarbij kunnen de BDU-gelden een belangrijke ondersteunende rol vervullen.

Op de langeafstandswandelpaden worden nogal wat knelpunten geconstateerd. Het is niet zinvol om slechts dertig van de tachtig knelpunten aan te pakken die op het Pieterpad zijn geconstateerd. Meer ambitie van het kabinet op dat terrein is wenselijk.

Door aanleg van nieuwe infrastructuur verdwijnen helaas veel wandelpaden. Het zou goed zijn als het kabinet de garantie gaf dat dit in de toekomst niet meer zal gebeuren.

Er zijn veel paden die op grond van de Wegenwet worden beschermd, maar in de praktijk blijkt dat er niet al te goed wordt gehandhaafd. Er is een adviescommissie ingesteld die zich bezighoudt met het voorbereiden van een advies over de Wegenwet. Eén van de ideeën is om die wet te schrappen. Het is echter wel van belang om te voorkomen dat de planologische bescherming van onverharde paden teniet wordt gedaan.

Het is belangrijk om meer druk op ProRail uit te oefenen om te bewerkstelligen dat meer spoorwegovergangen toegankelijk worden gemaakt voor wandelaars en fietsers.

Misschien is het wenselijk om te komen tot een bestuursakkoord nieuwe stijl waarin afspraken tussen het Rijk, provincies en gemeenten over wandelen en de inzet van financiële middelen voor dat doel worden vastgelegd.

Het antwoord van de initiatiefnemer

De heer Duyvendak (GroenLinks) heeft voor zijn initiatiefnota veel steun van de Kamer en van maatschappelijke organisaties gekregen. Hij heeft ook een brief ontvangen van gedeputeerde Schipper uit Noord-Holland met de opmerking dat zijn provincie meer mogelijkheden wil om wandelpaden te creëren en om te voorkomen dat er te veel paden zullen verdwijnen. Deels dient het Rijk die mogelijkheden te scheppen. Het Rijk moet er ook voor zorgen dat de waterschappen op dit recreatieve terrein een taak krijgen. Daarnaast is het belangrijk dat de verantwoordelijke bewindspersonen ervoor zorgen dat er voor de realisatie van dit doel geld beschikbaar komt. Het is niet zijn intentie om een deel van de BDU-gelden verplicht ter beschikking te stellen voor het creëren en het onderhouden van wandelpaden. Wel is het belangrijk om die mogelijkheid open te houden.

Het Rijk dient daarnaast het wantrouwen bij agrariërs weg te nemen door aan te geven dat het gebied waarover mag worden gewandeld, voldoende zal worden beschermd. Veel agrariërs vrezen namelijk dat de kans op ziekten toeneemt naarmate het aantal wandelpaden over het boerenland wordt uitgebreid. In tijden van crises kunnen de paden echter voor publiek worden afgesloten. Daarnaast is een financiële vergoeding uiteraard belangrijk. Het is dus te overwegen om agrariërs te verplichten hun land voor wandelaars open te stellen. Afgesloten wandelpaden over boerenland moeten in ieder geval weer toegankelijk worden gemaakt voor wandelpubliek. Dat neemt niet weg dat het in het voorjaar nu en dan nodig kan zijn om betreding van een bepaald natuurgebied en van boerenland te verbieden. Dat zal nodig zijn op het moment dat een natuurgebied te kwetsbaar is en belangrijke natuurwaarden in het geding zijn. De handhaving dient te worden overgelaten aan de provincies en de gemeenten die zijn belast met het creëren van die wandelpaden.

Het zou te betreuren zijn als de aanleg van wandelpaden ten koste ging van de creatie of het behoud van natuurgebieden. Misschien is het mogelijk om vanwege het positieve effect van wandelen en de natuur op de gezondheid aan het ministerie van VWS een financiële bijdrage te vragen.

Het antwoord van de bewindspersonen

De minister van Verkeer en Waterstaat merkt op dat het kabinet nog steeds enthousiast is over het initiatief van de heer Duyvendak. In de brief van het kabinet is getracht duidelijkheid te geven over de verantwoordelijkheid van en de taakverdeling tussen de verschillende bewindspersonen.

Voor het uitgeven van BDU-gelden is een duidelijke wettelijke grondslag vereist. Alle financiële middelen voor de provincies en de gemeenten ten behoeve van verkeer en vervoer zijn nu ondergebracht bij de BDU-middelen. De wet die daaraan ten grondslag ligt, is door de Kamer behandeld en laatstgenoemde heeft haar goedkeuring daaraan gegeven. Het ministerie van V en W is verantwoordelijk voor het lopen dat onder het bestemmingsverkeer valt. Daarnaast is er een recreatief wandelbeleid met een eigen budget, dat is ondergebracht bij het ministerie van LNV. Nu stelt de Kamer voor om een deel van de BDU-gelden voor realisatie en behoud van wandelpaden in te zetten. Als aan dat voorstel invulling wordt gegeven, zullen de provincies en de gemeenten protesteren. Er is immers gekozen voor ontschotting en er is vastgesteld dat de BDU-gelden niet zijn bestemd voor recreatief wandelen. In 2007 zal de Wet op de BDU-gelden worden geëvalueerd. Aan de hand daarvan is het eventueel mogelijk om wijzigingen aan te brengen. Het is niet mogelijk het ministerie van V en W te verplichten om ieder wandelpad langs een rijksweg van een onderdoorgang te voorzien. Daarmee zou de aanleg van infrastructuur uit financieel oogpunt namelijk op onverantwoorde wijze worden verzwaard.

De nota Mobiliteit is opgesteld door de decentrale overheden en het ministerie. Alle daarin vermelde zaken zijn ook voorgelegd aan de achterban. Een essentieel onderdeel daarvan is dat bij de aanleg van infrastructuur zorgvuldig zal worden nagegaan of er geen wandelpaden worden afgesloten die veelvuldig worden gebruikt. Op korte termijn zullen er over de nota Mobiliteit hoorzittingen worden gehouden. In de nota Ontsnippering is niet alleen aandacht voor alle bestaande belemmeringen op het terrein van wandelroutes, maar ook voor knelpunten die kunnen ontstaan op het moment dat nieuwe wandelwegen worden aangelegd. In die nota wordt ook ingegaan op de ontsnippering van rijksinfrastructuur.

Het Wandelplatform heeft geconstateerd dat er op het Pieterpad tachtig knelpunten zijn waaraan iets moet worden gedaan. Rijkswaterstaat zou ongeveer tien knelpunten kunnen aanpakken en de verantwoordelijke bewindspersonen zullen nagaan welke zij voor hun rekening kunnen nemen. Zodra daarover duidelijkheid is, zal de Kamer een rapportage ontvangen.

Onlangs heeft de Kamer verzocht om de spoorwegovergangen beter te beveiligen of te sluiten, omdat er nogal eens ongelukken gebeuren met dodelijke afloop. Zojuist heeft de Kamer in tegenstelling tot dat verzoek de wens geuit om meer spoorwegovergangen open te stellen voor recreatieve wandelaars. Het is lastig om steeds die afweging te moeten maken. In Echt-Susteren is een compromis gesloten tussen de gemeente en ProRail. Die overweg zal openblijven tot medio 2007. De gemeente en ProRail werken nog aan een oplossing voor de wandelaars.

De minister geeft aan niet voor gedwongen openstelling van oeverpaden van waterschappen te zijn. Duidelijk is dat sommige waterwerken dermate cruciaal zijn dat daar geen wandelpaden kunnen worden gecreëerd. Er wordt een nota Vitale infrastructuur opgesteld waaruit zal blijken dat calamiteiten op enkele plaatsen tot gevolg kunnen hebben dat de helft van Nederland onder water loopt. De waterschappen hebben hun medewerking toegezegd, maar hun kerntaken mogen er niet onder lijden.

De minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit beaamt dat het ministerie van LNV verantwoordelijk is voor het wandelbeleid en dat hij met de minister van V en W zal nagaan hoe met de belemmeringen kan worden omgegaan. Het beleid ten aanzien van recreatief wandelen van het ministerie van LNV heeft in de eerste plaats tot doel om iedereen de mogelijkheid te geven zich te ontspannen. In de tweede plaats heeft wandelen en dus ook het wandelbeleid een steeds duidelijkere relatie met de gezondheid. In de derde plaats heeft dat beleid tot doel om een verbinding te leggen tussen de stad en het platteland.

Van het GIOS-beleid maken ook wandelverbindingen tussen de stad en het platteland onderdeel uit. Daarnaast richt LNV zich op de landelijke routenetwerken. Tevens investeert het ministerie van LNV in de recreatieve toegankelijkheid van bos en natuurgebied. Staatsbosbeheer besteedt 20 mln. per jaar aan het openstellen van zijn gebieden voor recreatie en dus ook aan recreatief wandelen. Met recreatie en groen bereiken we 6 halen, 1 betalen. Immers, het groen bij de steden reduceert de automobiliteit. Dat is een verantwoordelijkheid van het ministerie van V en W, waarover nog een discussie met de verantwoordelijke minister zal plaatsvinden. Er zijn ook duidelijke aanwijzingen dat groen in en om de stad kan bijdragen aan de invangen van fijn stof. Hij zegt daarom toe dat hij daarover met de minister van VROM zal spreken. Duidelijk is dat meer groen een goede gezondheid bevordert en ruimte biedt aan sportieve activiteiten. Er zal dus ook een gesprek volgen met de minister van VWS. Doordat de realisatie van groen in en om de stad tot verbetering van het vestigingsklimaat zal leiden, moet ook de minister van Economische Zaken onder het mes. Groen draagt eveneens bij aan de biodiversiteit en daarvan kan in de vrije tijd gebruik worden gemaakt. Dat regardeert het ministerie van LNV. Ook zal de minister van LNV contact opnemen met ziektekostenverzekeraars. Als het gebruik van bepaalde soorten margarine ertoe leidt dat de poliskosten worden verlaagd, vraagt hij zich af waarom het creëren van wandelmogelijkheden niet tot een financiële bijdrage van die verzekeraars zou kunnen leiden.

De vergoeding voor wandelen over boerenland zal zoals toegezegd inderdaad worden verhoogd tot € 0,45 per strekkende meter per jaar. Voor de wandelmogelijkheden op regionale schaal zijn de provincies verantwoordelijk. Hij zegt daarom toe dat hij met provinciale autoriteiten in overleg zal treden om de knelpunten aan te pakken. De aanpak van de knelpunten tussen de stad en het platteland zal voorrang krijgen. Het is bijvoorbeeld mogelijk om daarvoor in het kader van de ILG bepaalde gelden te bestemmen. Het behoort tot de mogelijkheden om het bevorderen van wandelen over boerenland onderdeel te maken van de beheerspakketten. Het is tevens de moeite waard na te gaan of het realistisch is om een combinatie te maken met het punt van de bemestingsvrije zones.

De minister zal met de provincies nagaan of er de bereidheid is om op vrijwillige basis 500 kilometer extra aan wandelpaden over boerenland te financieren in de verhouding 50%-50%. Daarnaast zal hij zich inzetten om € 30 000 extra beschikbaar te stellen voor het project van de provincie Friesland dat tot doel heeft 400 kilometer aan wandelpaden te realiseren voor een bedrag van € 750 000. Dan zal er geen sprake meer zijn van een tekort.

De EHS-middelen maken onderdeel uit van het ILG. Die zijn bestemd voor natuurbeheer. Openstelling van natuurgebieden is een vast onderdeel van het beleid van het ministerie van LNV.

Het lijkt hem niet nodig om een bestuursakkoord nieuwe stijl op te stellen. Met het ILG is er immers voldoende gelegenheid om met de provincies afspraken te maken over de rijksdoelen op dit terrein. Het ILG biedt voor provincies bovendien mogelijkheden om binnen de rijksdoelstellingen en in een tijdspanne van zeven jaar de prioritaire volgorde te bepalen. De minister zegt toe dat hij bij de provincies nogmaals de nadruk zal leggen op het belang van het creëren van wandelmogelijkheden.

Ten slotte doet hij de toezegging dat hij zal onderzoeken of het nodig is om een openbaar register met landgoederen in het leven te roepen, zodat duidelijk wordt welke onder de Natuurschoonwet vallen. Zodra daarover duidelijkheid is, zal de Kamer daarover een brief ontvangen.

Nadere gedachtewisseling

Mevrouw Vos (GroenLinks) beschouwt de toezegging van de minister van LNV om samen met de provincies na te gaan of wandelen over boerenland kan worden gefinancierd – hij stelt voor om aanvankelijk uit te gaan van 500 kilometer aan wandelroutes – als een begin.

Zij betreurt het dat de minister van V en W niet bereid is om de mogelijkheid te bieden de BDU-middelen voor recreatief wandelen in te zetten. Het zou ook goed zijn om meer druk uit te oefenen op de waterschappen om aan de wensen van wandelaars tegemoet te komen.

Het is belangrijk dat de minister van V en W meer druk uitoefent op ProRail om te bewerkstelligen dat meer spoorwegovergangen voor wandelaars toegankelijk worden.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD) is gelukkig met het feit dat ook het kabinet het wandelen onderdeel wil maken van het integraal overheidsbeleid.

In de nieuwe plannen en in de nota Ruimte wordt wel degelijk rekeninggehouden met de realisatie en het behoud van groen in en om de stad. Er doen zich wat dat betreft echter nog problemen voor waarvoor oplossingen moeten worden gevonden.

Mevrouw Kruijsen (PvdA) hecht eraan om aan de minister van V en W duidelijk te maken dat ook zij voorstander is van veilige spoorwegovergangen. Dat neemt niet weg dat het belangrijk is te bevorderen dat wandelaars de ruimte krijgen om hun weg te vervolgen. Dat is inderdaad een lastig dilemma voor de minister van V en W.

Misschien is het mogelijk om op de kwestie van het openstellen van oeverpaden over een jaar terug te komen en dan na te gaan of er daadwerkelijk iets is bereikt.

De heer Koopmans (CDA) is tevreden met de toezegging van de minister van LNV ten behoeve van het zogenaamde ommetje. Mocht er behoefte zijn aan meer dan 500 kilometer, dan is het van belang om gezamenlijk op zoek te gaan naar middelen om aan die wens tegemoet te komen.

De heer Duyvendak (GroenLinks) beschouwt de toezegging van de minister van LNV ten behoeve van het ommetje als een begin.

De discussie over de barrières dient te worden gevoerd naar aanleiding van de nota Mobiliteit. Daarin is namelijk een passage aan die kwestie gewijd. Het zou goed zijn als de lagere overheden de mogelijkheid kregen om een deel van de BDU-gelden voor recreatief wandelen in te zetten.

Geconstateerd is dat er bij de waterschappen veel weerstand is tegen het openstellen van de oeververbindingen voor wandelaars. Er is dus veel meer pressie van het kabinet nodig om dat doel te bereiken.

De minister van Verkeer en Waterstaat zegt toe dat zij een brief zal schrijven aan de waterschappen om de kwestie van het openstellen van oeverpaden nogmaals onder hun aandacht te brengen.

Het zou naar haar idee goed zijn om aan de hand van de evaluatie van de Wet op de BDU-gelden in 2007 na te gaan of aanpassingen nodig zijn.

De minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit is het ermee eens dat zijn toezegging over de 500 kilometer extra voor wandelen over boerenland als een begin kan worden beschouwd.

De voorzitter van de vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat,

Atsma

De voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Schreijer-Pierik

De adjunct-griffier van de vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat,

Kool


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Duivesteijn (PvdA), Dijksma (PvdA), Hofstra (VVD), ondervoorzitter, Atsma (CDA), voorzitter, Van Gent (GroenLinks), Timmermans (PvdA), Van Bommel (SP), Van der Staaij (SGP), Depla (PvdA), Van As (LPF), Mastwijk (CDA), Duyvendak (GroenLinks), Koopmans (CDA), Gerkens (SP), Van Lith (CDA), Van der Ham (D66), Haverkamp (CDA), Boelhouwer (PvdA), De Krom (VVD), Verdaas (PvdA), Hermans (LPF), Dezentjé Hamming (VVD), Van Hijum (CDA), Roefs (PvdA), Van der Sande (VVD), Lenards (VVD), Knops (CDA).

Plv. leden: Heemskerk (PvdA), Samsom (PvdA), Snijder-Hazelhoff (VVD), Hessels (CDA), Vos (GroenLinks), Smeets (PvdA), Slob (ChristenUnie), Waalkens (PvdA), Herben (LPF), Van Winsen (CDA), Halsema (GroenLinks), Jager (CDA), Vergeer (SP), Van Haersma Buma (CDA), Bakker (D66), De Pater-van der Meer (CDA), Van Dam (PvdA), Van Beek (VVD), Dubbelboer (PvdA), Van den Brink (LPF), Luchtenveld (VVD), Buijs (CDA), Van Dijken (PvdA), Szabó (VVD), Aptroot (VVD), Ten Hoopen.

XNoot
2

Samenstelling:

Leden: Van der Vlies (SGP), ondervoorzitter, Vos (GroenLinks), Buijs (CDA), Van Beek (VVD), Schreijer-Pierik (CDA), voorzitter, Atsma (CDA), Oplaat (VVD), Mosterd (CDA), Waalkens (PvdA), Snijder-Hazelhoff (VVD), Verbeet (PvdA), Van den Brink (LPF), Vergeer (SP), Tichelaar (PvdA), Ormel (CDA), Duyvendak (GroenLinks), Koopmans (CDA), Eerdmans (LPF), Van der Ham (D66), Van Velzen (SP), Koomen (CDA), Boelhouwer (PvdA), Douma (PvdA), Dubbelboer (PvdA), Kruijsen (PvdA), Lenards (VVD).

Plv. leden: Slob (ChristenUnie), Vendrik (GroenLinks), Spies (CDA), Dezentjé Hamming (VVD), Mastwijk (CDA), Ten Hoopen (CDA), Hofstra (VVD), Samsom (PvdA), De Krom (VVD), Duivesteijn (PvdA), Van Heteren (PvdA), Van Lith (CDA), Van Gent (GroenLinks), Van Bochove (CDA), Van As (LPF), Van der Laan (D66), Gerkens (SP), Jager (CDA), Timmer (PvdA), Depla (PvdA), Fierens (PvdA), Verdaas (PvdA), Örgü (VVD).

Naar boven