29 877
Wijziging van de Wet milieubeheer, de Wet openbaarheid van bestuur en de Archiefwet 1995 ten behoeve van de implementatie van richtlijn nr. 2003/4/EG van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2003 inzake de toegang van het publiek tot milieu-informatie en tot intrekking van Richtlijn 90/313/EEG van de Raad (PbEU L 41) en van richtlijn nr. 2003/35/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 mei 2003 tot voorziening in inspraak van het publiek in de opstelling van bepaalde plannen en programma's betreffende het milieu en, met betrekking tot inspraak van het publiek en toegang tot de rechter, tot wijziging van de Richtlijnen 85/337/EEG en 96/61/EG van de Raad (PbEU L 156) (Implementatiewet EG-richtlijnen eerste en tweede pijler Verdrag van Aarhus)

nr. 4
VERSLAG

Vastgesteld 21 december 2004

De vaste commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer verslag uit te brengen van haar bevindingen.

Onder het voorbehoud dat de regering de gestelde vragen tijdig en afdoende zal hebben beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van dit wetsvoorstel voldoende voorbereid. Het verslag volgt zoveel mogelijk de opbouw van de memorie van toelichting en behandelt alleen die onderdelen waarover door de genoemde fracties inbreng is geleverd.

Inhoud

1. Algemeen 2

2. EG-richtlijn toegang tot milieu-informatie 2

3. EG-inspraakrichtlijn 3

4. Uitvoeringsaspecten 3

5. Tenslotte 3

1. Algemeen

De leden van de CDA-fractie hebben kennis genomen van het voorliggende wetsvoorstel. Zij onderschrijven de conclusie dat dit wetsvoorstel relatief beperkte gevolgen heeft voor de bestaande wetgeving. Zij onderschrijven de keuze van strikte implementatie van de richtlijnen.

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van het voorliggende wetsvoorstel. Het Verdrag van Aarhus kan een goede bijdrage leveren aan een hoger milieubewustzijn en een betere besluitvorming over milieubeleid.

De leden van de SP-fractie hebben naar aanleiding van het voorliggende wetsvoorstel de behoefte een aantal vragen te stellen.

2. EG-richtlijn toegang tot milieu-informatie

De vragen van de leden van de CDA-fractie richten zich vooral op de totstandkoming van de richtlijn toegang tot milieu-informatie en de inspraakrichtlijn. Deze leden hebben tot hun ongenoegen geconstateerd dat de richtlijn die de toegang tot milieu-informatie regelt een ruimere definitie van het begrip milieu-informatie voorschrijft dat het Verdrag van Aarhus. Deze leden willen van de regering weten hoe dit heeft kunnen gebeuren en hoe en op welke wijze de Kamer hierover is geïnformeerd. Daarnaast vragen deze leden de regering om ook meer inhoudelijk aan te geven wat de materiële consequenties zijn van de uitgebreidere definitie.

Een soortgelijke vraag doet zich volgens de leden van de CDA-fractie voor ten aanzien van de openbaarheid van emissiegegevens. De richtlijn toegang tot milieu-informatie garandeert in meer gevallen dan het Verdrag van Aarhus doet de openbaarheid van milieugegevens. Op welke wijze heeft de Nederlandse regering zich ingezet om te voorkomen dat de richtlijn verder zou gaan dan het Verdrag? In de memorie van toelichting wordt vervolgens gesteld dat het vooral een uitbreiding in juridische zin is, maar dat die in de praktijk niet veel af zal wijken van de huidige situatie. Deze leden vragen om een nadere toelichting op dit punt. Zij willen graag de zekerheid hebben dat de vertrouwelijkheid van commerciële en industriële informatie gegarandeerd is.

De leden van de SP-fractie zijn verheugd dat de nieuwe regelgeving over de openbaarheid van milieu-informatie in februari 2005 in werking treedt. De Nederlandse regelgeving is stevig en dat is een initiatief dat deze leden graag op meerdere terreinen van de milieuwetgeving zouden zien. Er is een verschil in risico en risicoperceptie en deze leden hopen dat door openbaarheid van alle gegevens de burger gerustgesteld wordt. Deze leden willen wel graag duidelijkheid over de uitzonderingsgronden waarover gesproken wordt. Wat zijn precies de gronden voor uitzondering en welke instantie of overheid beslist daarover? Zijn er behalve emissiegegevens nog meer situaties waar we te maken hebben met bedrijfsinformatie die geheim moet blijven? De leden zijn bang voor een hellend vlak waar uitzonderingen eerder de regel worden, mede ten gevolge van de veranderde signalen van dreiging in de maatschappij. Kan de regering hier duidelijkheid over verschaffen?

De leden van de SP-fractie hebben verder vragen over de reikwijdte van het Verdrag van Aarhus. Welke gevolgen heeft de inwerkingtreding van het Verdrag van Aarhus bijvoorbeeld voor het recht van toegang tot informatie over de voedselketen? Welke informatie over de voedselketen kan de consument opvragen, en welke niet? Heeft de consument recht van toegang tot de testresultaten van de Voedsel en Waren Autoriteit? Zo ja, hoe gaat dit vormgegeven worden?

3. EG-inspraakrichtlijn

De leden van de PvdA-fractie vragen met betrekking tot de publieke inspraak of de EG-inspraakrichtlijn inspraak toestaat voor een ieder of de inspreker tevens belanghebbende moet zijn? En hoe verhoudt zich dit met de actio popularis?

Deze leden willen voorts weten welke gevolgen de ontwerprichtlijn inzake toegang tot de rechter in milieu-aangelegenheden heeft voor het Nederlandse systeem van rechtsbescherming. Ook willen deze leden weten wat de belangrijkste knelpunten in de discussie over deze richtlijn zijn. Tenslotte vragen de leden zich ook bij deze richtlijn af wat de verhouding is met de actio popularis.

4. Uitvoeringsaspecten

Het onderscheid tussen passieve en actieve openbaarheid schept onduidelijkheid in de uitvoering en de leden van de SP-fractie zouden dit graag concreter willen zien. De regelgeving rondom het antenneregister is hier een goed voorbeeld van. De burger moet te veel inspanningen doen om informatie te krijgen over UMTS-masten in de omgeving. De regering moet ervoor waken dat passieve openbaarheid een weg vol ondoordringbare telefoonnummers en verwijzingen wordt. Ook moet er een duidelijke termijn en een duidelijk (digitaal) loket zijn. Duidelijkheid moet gelden voor zowel de overheden, als de burger. Kan de regering hierop ingaan?

5. Tenslotte

De leden van de SP-fractie willen nog wat onduidelijkheden uitgewerkt zien. Het gaat hierbij om begrippen als «milieu-informatie», de «door de verzoeker gewenste vorm» en de kwaliteitseisen voor milieu-informatie.

De voorzitter van de commissie,

Buijs

De griffier van de commissie,

Van der Leeden


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Duivesteijn (PvdA), Hofstra (VVD), Buijs (CDA), Voorzitter, Schreijer-Pierik (CDA), Van Gent (GL), Geluk (VVD), Dijsselbloem (PvdA), Ondervoorzitter, Snijder-Hazelhoff (VVD), Depla (PvdA), Van Oerle-van der Horst (CDA), Van As (LPF), Van den Brink (LPF), Van Bochove (CDA), De Ruiter (SP), Duyvendak (GL), Huizinga-Heringa (CU), Koopmans (CDA), Spies (CDA), Van Lith (CDA), Van der Ham (D66), Van Velzen (SP), Timmer (PvdA), De Krom (VVD), Verdaas (PvdA), Kruijsen (PvdA), Samsom (PvdA) en Veenendaal (VVD).

Plv. leden: Crone (PvdA), Dezentjé Hamming (VVD), Mastwijk (CDA), Ormel (CDA), Halsema (GL), Luchtenveld (VVD), Boelhouwer (PvdA), Örgü (VVD), Dubbelboer (PvdA), Algra (CDA), Kraneveldt (LPF), Varela (LPF), Ten Hoopen (CDA), Vergeer (SP), Vos (GL), Van der Staaij (SGP), Vietsch (CDA), Sterk (CDA), Haverkamp (CDA), Koser Kaya (D66), Gerkens (SP), Verbeet (PvdA), Balemans (VVD), Waalkens (PvdA), van Heteren (PvdA), Wolfsen (PvdA) en Oplaat (VVD).

Naar boven