Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2005-2006 | 29876 nr. 6 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2005-2006 | 29876 nr. 6 |
Vastgesteld 21 september 2005
De commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties1 heeft een aantal vragen voorgelegd aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over het jaarverslag van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (29 876, nr. 4).
De minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 19 september 2005. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.
Wat zal het toenemen van het handelend vermogen van de AIVD en de zelfstandige reductie van risico's en dreigingen inhouden? Welke activiteiten zal de AIVD zelf uitoefenen? Zal dit ook geweld in kunnen houden?
De grondslag voor het handelend vermogen van de AIVD ligt in de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002 (Wiv 2002). Artikel 21, eerste lid, onder a, onderdeel 2, biedt de mogelijkheid dat natuurlijke personen, al dan niet onder dekmantel van een aangenomen identiteit of hoedanigheid, onder verantwoordelijkheid en onder instructie van de AIVD maatregelen treffen of bevorderen ter bescherming van door de AIVD te behartigen belangen. Het plegen van strafbare feiten kan hieronder vallen. Het toepassen van maatregelen ter verstoring van activiteiten die een bedreiging vormen voor de nationale veiligheid kan nodig zijn in het geval er geen andere mogelijkheden zijn om de dreiging te reduceren. Over de activiteiten die de AIVD op dit terrein kan uitoefenen wordt in het openbaar geen mededeling gedaan, aangezien dit inzicht zou geven in de werkwijzen van de AIVD. Het bevorderen of treffen van bedoelde maatregelen is een bijzondere bevoegdheid van de dienst waaraan de Wiv 2002 strikte voorwaarden stelt, zoals toetsing aan de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit en het verkrijgen van toestemming voorafgaand aan de uitoefening van de bevoegdheid.
Zal de AIVD met haar voorgenomen uitbreidingen adequaat in personeel kunnen voorzien? Waar zullen de nieuwe mensen vandaan komen? Zal dit ten koste gaan van de slagkracht van de politie? Naar welke expertises is de dienst vooral op zoek? Welke moeilijkheden verwacht het kabinet bij werving en selectie van deze nieuwe mensen?
Vacatures van de AIVD leveren doorgaans een hoge respons op. De AIVD wordt door veel mensen gezien als een aantrekkelijke werkgever. De uitbreiding – en daarmee de werving – richt zich op vrijwel alle binnen de AIVD benodigde functies. De uitbreiding van de personele capaciteit verloopt naar verwachting. Het wervingstraject richt zich niet op medewerkers uit bepaalde sectoren van bedrijfsleven of overheid en de AIVD onderneemt geen specifieke wervingsacties gericht op politiepersoneel. Gezien het voorstaande wordt verwacht dat de werving en selectie van nieuwe medewerkers de komende jaren over het algemeen geen problemen zal opleveren. Dat neemt niet weg dat de werving en selectie van grote aantallen nieuw personeel een buitengewone inspanning van de dienst vergt in termen van screening, opleiding en coaching, mede gericht op het voorkomen van veiligheidsrisico's. Tevens blijft het moeilijk om voldoende capabele tolk/vertalers voor de verschillende relevante talen te werven.
Is de AIVD voldoende in staat om de rekrutering voor de islamitische jihad in Nederland te volgen en de dreiging te reduceren? Welke expertises worden door de dienst in dit verband ontwikkeld en hoe gebeurt dat?
De AIVD is voldoende in staat om de rekrutering voor de islamitische jihad in Nederland als verschijnsel en de dreiging die daar van uitgaat te onderkennen, te volgen en zichtbaar te maken. Er moet echter altijd rekening gehouden worden met een ongekende dreiging. De taak van de AIVD is primair het zichtbaar maken van die dreiging. De bestrijding ervan is primair de taak van andere bevoegde overheidsinstanties, zowel op rijks- als op lokaal niveau, waar de AIVD nauw mee samenwerkt. Zo informeert de dienst andere overheidsinstellingen over het verschijnsel van radicalisering en rekrutering en over hoe dit verschijnsel te herkennen is.
Over de door de dienst ontwikkelde expertise kan in het openbaar geen mededeling worden gedaan, omdat dit zicht zou bieden op het actuele kennisniveau en de werkwijzen van de dienst.
Bestaat bij de AIVD voldoende expertise om de financiële bronnen van terrorisme te kunnen volgen en in kaart brengen? Wat wordt hieraan gedaan?
De AIVD heeft in de afgelopen jaren kennis en ervaring opgedaan met onderzoek naar de financiering van terrorisme. De dienst heeft hiervoor medewerkers met een financieel-economische achtergrond geworven en werkt samen met andere overheidsdiensten op dit terrein. Voor het op peil houden van hun kennis en ervaring volgen de huidige medewerkers interne en externe opleidingen. Zij nemen deel aan relevante projectgroepen van het Financieel Expertise Centrum en bezoeken conferenties over aan financiering van terrorisme gerelateerde onderwerpen.
Betekent de mededeling dat onderzoek naar andere (mogelijke) bedreigingen van de nationale veiligheid dan terrorisme en radicalisering ook nodig bleef, omdat aan dit laatste onderdeel prioriteit moest worden gegeven, dat de in het werkplan 2004 omschreven doelen niet (geheel) zijn gehaald? Wat waren de gevolgen in de praktijk van deze beperkte aandacht? Acht het kabinet het zorgwekkend dat aan deze andere (mogelijke) bedreigingen van de nationale veiligheid te weinig aandacht kan worden besteed? Zo ja, welke maatregelen worden genomen om dit probleem op te lossen?
Gezien de toenmalige dreigingsituatie heeft medio 2004 binnen de AIVD een herprioritering plaatsgevonden ten gunste van de aandachtsgebieden terrorisme en radicalisering en ten koste van ander aandachtsgebieden. Als gevolg hiervan zijn een aantal voor het jaar 2004 voorgenomen activiteiten van de dienst niet of in mindere mate uitgevoerd. Daarbij is zorgvuldig te werk gegaan. De aandacht voor andere belangrijke dreigingen voor de nationale veiligheid is nimmer onverantwoord laag geweest. Over de herprioritering en de consequenties daarvan is gesproken in het kabinet en is de commissie voor de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten van de Tweede Kamer geïnformeerd. Eind 2004 zijn de AIVD extra middelen toebedeeld opdat de verhoogde inzet op terrorisme en radicalisering voortgezet en uitgebreid kan worden en de capaciteit voor de andere aandachtsgebieden van de AIVD hersteld kan worden.
Wat is de actuele stand van zaken met betrekking tot de uitvoering van het ontwikkelplan ter uitvoering van de aanbevelingen van de Commissie bestuurlijke Evaluatie AIVD?
Over de inhoud en het beoogde traject van het ontwikkelprogramma «Prospect 2007» van de AIVD bent u geïnformeerd in de begeleidende brief bij het Jaarverslag AIVD 2004 (Tweede Kamer, 2004–2005, 29 876, nr. 4). De uitvoering van dit ontwikkelprogramma – en daarmee de uitvoering van de aanbevelingen van de Commissie Bestuurlijke Evaluatie AIVD – vordert volgens schema. Er zijn een groot aantal dienstbrede verbetertrajecten ter versterking van het onderzoekend, duidend, mobiliserend en handelend vermogen van de dienst gestart en de werving van nieuw personeel verloopt volgens planning. Ook wordt de nieuwe jaarplancyclus ter realisatie van een meer eenduidige aansturing en prioritering door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties op dit moment voor de eerste maal uitgevoerd.
Wanneer wordt het advies van de werkgroep over de informatieverstrekking van de AIVD aan burgemeesters verwacht?
De werkgroep zal eind september 2005 rapporteren. Naar verwachting zal het rapport van de werkgroep voor het einde van dit jaar aan de Tweede Kamer kunnen worden aangeboden.
In hoeverre was de waarschuwing van de AIVD in december 2002 dat de dreiging van het islamitisch terrorisme meer in en vanuit het Westen zou komen, ingegeven door de gebeurtenissen in New York en Washington van 11 september 2001?
De gebeurtenissen van 11 september 2001 stonden daar los van. De AIVD heeft in de nota «Rekrutering in Nederland voor de jihad: van incident naar trend» een ontwikkeling in vijf fasen geschetst waarin sprake is van een verschuiving van de herkomst van het islamistisch terorristisch geweld van buiten de samenleving naar van binnenuit de samenleving. De vijfde fase, aangeduid als «jihad in het Westen», was op dat moment een extrapolatie van de ontwikkelingen die op dat moment door de AIVD werden waargenomen. De moord op de heer Van Gogh en de recente aanslagen in Londen lijken deze ontwikkeling te bevestigen.
Ging of gaat er van uit in de jaren negentig teruggekomen veteranen uit Afghanistan een verhoogde dreiging uit tegen de Europese samenleving? Heeft die dreiging zich in de praktijk geuit?
Van de veteranen – die overigens niet alleen uit Afghanistan zijn gekomen, maar ook uit bijvoorbeeld Tsjetsjenië of Bosnië – ging en gaat in algemene zin een dreiging uit richting de Europese samenleving. In praktische zin heeft deze dreiging zich reeds een aantal malen geuit. Een aantal aanslagen dat door dergelijke veteranen in Europa werd voorbereid, is verijdeld. Onder andere de voorgenomen aanslagen op de Straatburgse Kerstmarkt in 2000 en die op de Amerikaanse ambassade in Parijs dan wel op de Belgische vliegbasis Kleine Brogel in 2001, zijn hiervan voorbeelden. De dreiging die uitgaat van deze veteranennetwerken blijft bestaan, hoewel de activiteiten van deze netwerken zich momenteel met name op het faciliteren van de strijd in Irak lijken te richten. Deze veteranennetwerken moeten echter nog steeds in staat geacht worden tot het uitvoeren van aanslagen in het Westen.
Hoeveel cellen van internationale terroristische netwerken zijn naar schatting in Nederland actief?
Deze vraag is moeilijk specifiek te beantwoorden. Eerder heb ik aangegeven dat er in Nederland tussen de tien en twintig terroristische netwerken actief zijn. Netwerken zijn echter geen vaste, duidelijk af te bakenen organisatiestructuren, maar eerder fluïde, dynamische en vaag afgegrensde (gelegenheids)structuren die een aantal personen omvatten die onderling te relateren zijn. Er hoeft daarbij niet altijd sprake te zijn van – en het niet altijd duidelijk of het gaat om – «cellen». Bovendien is onderscheid te maken tussen lokale autonome netwerken, internationaal georiënteerde lokale netwerken en transnationale (veteranen)netwerken. Het onderscheid tussen die drie soorten netwerken is niet scherp en er bestaan allerlei tussenvormen. De commissie voor de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten van de Tweede Kamer is en wordt hierover regelmatig geïnformeerd.
Kan de stelling dat de grootste gevoeligheid voor rekrutering voor de jihad bestaat onder «islamitische jongemannen die niet volledig geïntegreerd zijn» worden verklaard? Hoe verhoudt zich deze stelling tot het feit dat Mohammed B. in tal van opzichten goed in de Nederlandse maatschappij was geïntegreerd?
De stelling kan worden verklaard wanneer wordt gelet op tal van – ook niet direct zichtbare – factoren, zoals de psychische gesteldheid van de persoon in kwestie, de relatie tot ouders en de eigen cultuur, de wijze waarop de persoon in kwestie staat ten aanzien van de islam. Vandaar dat ook een ogenschijnlijk goed geïntegreerde jonge man als Mohammed B. heeft kunnen komen tot de moord op iemand die in zijn ogen een vijand van de islam is. De aanhoudingen van leden van het Hofstadnetwerk en de recente aanslagen in Londen laten zien dat in het Westen geboren en getogen, goed opgeleide en ogenschijnlijk goed geïntegreerde jongeren vatbaar kunnen zijn voor radicalisering en rekrutering voor de jihad.
Is de AIVD voldoende toegerust voor het volgen van rekruteringen via het internet? Zo ja, op welke wijze? Op welke wijze doet zij pogingen deze rekruteringen te voorkomen? Welke juridische middelen staan hierbij ter beschikking?
Op basis van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002 (Wiv 2002) doet de AIVD onderzoek met betrekking tot organisaties en personen die aanleiding geven tot het ernstige vermoeden dat zij een gevaar vormen voor de nationale veiligheid. Dergelijk onderzoek wordt zowel met gewone als met bijzondere inlichtingenmiddelen verricht. In dat kader doet de AIVD ook onderzoek naar radicalisering en rekrutering via het internet. Over de modaliteiten van dergelijk onderzoek kunnen in het openbaar geen mededelingen worden gedaan, omdat daarmee zicht zou worden gegeven op het actuele kennisniveau en de werkwijzen van de AIVD.
Het ongericht en in de volle breedte scannen van internet behoort niet tot de wettelijke taak van de AIVD en zou capacitair ook niet mogelijk zijn. Rekrutering voor de jihad – ook via internet – is strafbaar. Mijn ambtgenoot van Justitie en ik werken aan een versterking van het repressief ingrijpen door de overheid door opsporing, verstoring en vervolging van radicale en haatzaaiende uitingen en andere aanverwante strafbare uitingen via internet. In de tweede halfjaarlijkse voortgangsrapportage terrorismebestrijding die mijn collega van Justitie en ik op 5 juni jongstleden naar de Tweede Kamer zonden (Tweede Kamer, 2004–2005, 29 754, nr. 24) zijn wij uitgebreid op dit onderwerp en de diverse initiatieven op dit gebied (zoals het National High Tech Crime Center en het zogheten Notice & Take Down-systeem) ingegaan.
Kan een nadere omschrijving worden gegeven van het materiaal dat in aanzienlijke hoeveelheden in beslag is genomen bij huiszoekingen op locaties die verband houden met de DHKP/C?
Het materiaal waar op wordt gedoeld, is bij huiszoekingen door de politie in beslaggenomen ten behoeve van een lopend strafrechtelijk onderzoek. Over het voor de AIVD relevante materiaal is ex. artikel 62 van de Wet op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (Wiv 2002) vanuit het Openbaar Ministerie mededeling gedaan aan de AIVD. Over de aard van dit materiaal kan in het openbaar geen mededeling worden gedaan omdat het een lopend strafrechtelijk onderzoek betreft en omdat dit zicht zou geven op het actuele kennisniveau van de AIVD.
Hoe is het feit dat de leider van de Communistische Partij van de Filippijnen (CPP) op de lijst staat van terroristische personen en instellingen te rijmen met het feit dat Noorwegen hem heeft uitgenodigd voor onderhandelingen? Is hierover overlegd met Noorwegen? Zo ja, wat was de uitkomst hiervan? Zo neen, waarom niet?
De Filippijnse autoriteiten proberen – ondanks de aanslagen die regelmatig door de NPA (de gewapende vleugel van de CPP) worden gepleegd – de dialoog met de CPP gaande te houden. Hiertoe is de Noorse regering door beide partijen verzocht te bemiddelen. Sinds enige tijd vinden in Oslo regelmatig besprekingen plaats tussen vertegenwoordigers van de Filippijnse overheid en vertegenwoordigers van de CPP. De CPP laat zich bij de onderhandelingen vertegenwoordigen door leden van het National Democratic Front (NDF) dat haar zetel in Utrecht heeft. José Maria Sison is als «adviseur» toegevoegd aan de delegatie van het NDF. Sison dient voor ieder overleg in Oslo speciaal toestemming te vragen om Nederland te mogen uitreizen. Deze toestemming verkrijgt hij uitsluitend om deel te mogen nemen aan de onderhandelingen in Noorwegen. Hiertoe wordt regelmatig overlegd door vertegenwoordigers van de Nederlandse en Noorse ministeries van Buitenlandse Zaken.
Kan een overzicht worden verschaft van alle mutaties in de EU-bevriezingslijst gedurende het jaar 2004?
In 2004 zijn 10 Italiaanse anarchistische groeperingen op de lijst geplaatst en is één Hamas-leider van de lijst gehaald in verband met zijn overlijden. Wijzigingen in de EU bevriezingslijst zijn overigens wijzigingen in wetgeving die standaard aan de Tweede Kamer worden gezonden. De meest actuele lijst, is te vinden opwww.europa.eu.int/comm/external_relations/cfsp/sanctions/measures.htm onder het kopje «Terrorist Groups». Hier is ook te vinden de separate EU bevriezingslijst ter implementatie van VN-regelgeving die alleen betrekking heeft op personen en organisaties die te relateren zijn aan Al Qa'ida en Taliban.
Welke afspraken zijn er precies gemaakt met de organisaties in de vreemdelingenketen en wat is binnen die afspraken de rol van de AIVD? Op basis van welke AIVD-informatie kan een verblijfsvergunning worden onthouden?
Op werkniveau zijn met de partners in de vreemdelingenketen, zoals de Immigratie- en Naturalisatiedienst, het Ministerie van Buitenlandse Zaken, de Koninklijke Marechaussee, het Centraal orgaan Opvang Asielzoekers en de Vreemdelingenpolitie, afspraken gemaakt over het verder inzichtelijk maken van internationale reisbewegingen van (potentiële) terroristen, in het bijzonder naar, via of vanuit Nederland. De AIVD adviseert en begeleidt de ketenpartners terzake. Gelet op het karakter van deze samenwerking kunnen hierover geen nadere mededelingen worden gedaan.
De AIVD kan, indien zij daarover beschikt, gegevens verstrekken aan de ketenpartners in de vreemdelingenketen over aan terrorisme te relateren personen. Het gaat hier dan bijvoorbeeld om gegevens over (vermeende) betrokkenheid bij (de voorbereiding van) een terroristische aanslag of het uitvoeren van faciliterende activiteiten voor de gewelddadige jihad. Doel van de informatieverstrekking is dat de bevoegde instanties kunnen overwegen om vreemdelingenrechtelijk maatregelen te nemen. Het is aan de bevoegde instanties in de vreemdelingenketen om al dan niet over te gaan tot het intrekken van een verblijfsvergunning, het ongewenst verklaren of het niet toelaten tot de reguliere of asielprocedure.
Kunnen de incidenten die zich binnen het onderwijs hebben voorgedaan, nader worden beschreven?
Een van de incidenten betrof een poging van twee jonge, schoolgaande Amsterdammers om in januari 2003 naar Tsjetsjenië te reizen om daar de Tsjetsjeense rebellen te steunen. Een ander incident betrof enkele jonge moslima's die in conflict kwamen met de schoolleiding, omdat zij weigerden om tijdens de lessen hun sluier af te doen. Daarnaast deden zich op verschillende scholen incidenten tussen schoolleiding en studenten voor, waarbij de laatste speciale en exclusieve faciliteiten eisten voor moslims, zoals een eigen gebedsruimte met gescheiden delen voor mannen en vrouwen. Ook hebben de AIVD de laatste tijd verschillende signalen bereikt uit het onderwijsveld over het toenemende aantal vrouwonvriendelijke, homofobe en antisemitische uitingen van leerlingen, die ingegeven zouden zijn door radicaal-islamitische opvattingen.
Geeft de AIVD en zo ja, hoe, voorlichting aan scholen over hoe zij moeten omgaan met ultraorthodoxe dan wel extremistische uitingen van het geloof en welke rol zij kunnen spelen in het tegengaan van radicalisering van de jeugd? Zo nee,waarom niet? Acht het kabinet dit nodig?
De AIVD onderhoudt contacten met vertegenwoordigers van verschillende instellingen in het onderwijsveld. De AIVD zet zich actief in om de verworven inzichten met betrekking tot radicalisering en extremisme met het onderwijsveld te delen. De AIVD maakt dreigingen tegen de nationale veiligheid zoveel mogelijk zichtbaar en verstrekt waar mogelijk adviezen om de weerstand te verhogen. De AIVD onderhoudt in dit kader bijvoorbeeld contacten met de Inspectie van het Onderwijs, die enige tijd geleden door middel van een notitie en presentaties voor vertrouwensinspecteurs en hun managers informatie heeft ontvangen over radicalisering en extremisme. Het is vervolgens aan de primaire belangendragers zelf om concreet gevolg te geven aan die inzichten en adviezen. Zo heeft de Inspectie van het Onderwijs alle onderwijsinstellingen in Nederland er op gewezen dat het reeds bestaande Meldpunt vertrouwensinspecteurs gebruikt kan worden de melding en bespreking van signalen inzake discriminatie, onverdraagzaamheid, fundamentalisme, radicalisering, extremisme en dergelijke en hen gevraagd hier breed bekendheid aan te geven.
Kan de gesignaleerde toenemende religieuze radicalisering van moslimjongeren van Marokkaanse afkomst met (indicatieve) cijfers worden gestaafd?
Nee. De constatering van de AIVD in het jaarverslag dat religieuze radicalisering toeneemt onder moslimjongeren van Marokkaanse afkomst is gedaan op basis van de inzichten die zijn verkregen tijdens onderzoek naar specifieke gevallen en de veelvuldige contacten die voor het verrichten van dergelijk onderzoek worden onderhouden met vertegenwoordigers van diverse overheden, de wetenschap en het maatschappelijk middenveld. Op basis hiervan zijn geen gezaghebbende algemene cijfers te geven.
Is er een verklaring voor de plotseling toegenomen vatbaarheid van Turken voor het salafitische gedachtegoed?
Het salafisme is een ideologie die nationaliteit en etniciteit overstijgt. Moslims met verschillende nationale of etnische achtergronden kunnen zich om persoonlijke en religieuze redenen hiertoe aangetrokken voelen. Zo blijken de laatste tijd ook individuen met een Pakistaanse of Bosnische achtergrond vatbaar te raken voor deze ideologie.
Hoe is de samenwerking tussen de Europese collega-diensten geïntensiveerd om de radicalisering te onderzoeken en om een tegenstrategie te ontwikkelen? Kunnen hierdoor de beoogde doelen worden bereikt, en zo nee, wordt er overwogen om de samenwerking nog meer te intensiveren?
De Counter-terrorist Group (CTG), een samenwerkingsverband van Europese veiligheidsdiensten, heeft hier op twee manieren vorm aan gegeven. In de eerste plaats is besloten tot het onderzoeken van de invloed op de radicalisering van moslimsjongeren van media in het algemeen en internet in het bijzonder. Voorts is een omvangrijk onderzoek uitgevoerd naar de processen die spelen op rekruteringslocaties, waarover ook in het Jaarverslag 2004 is gerapporteerd.
Het onderzoek van naar radicalisering en rekrutering wordt in 2005 gecontinueerd en bouwt voort op de resultaten van het in 2004 uitgevoerde onderzoek. Ten opzichte van het onderzoek in 2004 – dat erop gericht was om het fenomeen Europa-breed in kaart te brengen – vindt thans een verdiepingsslag plaats gericht op concrete rekruteringsvoorvallen in enkele Europese lidstaten. De combinatie van het brede inzicht in het fenomeen met de analyse van een aantal Europese casus zal de basis vormen voor het verder ontwikkelen van specifieke contra-strategieën tegen radicalisering en rekrutering van veiligheidsdiensten.
De aanslagen in Londen in juli van dit jaar hebben het belang van dit onderzoek andermaal bevestigd en de bereidheid van de aan de CTG deelnemende diensten om aan het onderzoek mee te werken is dan ook onverminderd groot.
Zijn er aanwijzigen dat de activisten in de klassieke betekenis van het woord, zoals het in het jaarverslag van de AIVD is omschreven, ondanks dat ze op dit moment niet openlijk actievoeren, nog wel aanwezig zijn en dat de aandacht voor deze groepen daarom niet mag verslappen?
Die aanwijzingen zijn inderdaad aanwezig. Ten aanzien van het Nederlandse linkse activisme is al sinds decennia sprake van een golfbeweging waar het gaat om activiteiten. Actieterreinen als bijvoorbeeld antimilitarisme, kernenergie en (radicaal) milieuactivisme geven soms verhoogde activiteit te zien, om vervolgens weer weg te zakken. De AIVD houdt ook in periodes van luwte de vinger aan de pols, teneinde vroegtijdig een opleving binnen één of meer activistische aandachtsvelden te onderkennen.
Betekent de vaststelling dat het linkse activisme zich over de brede linie in een dal bevindt en het feit dat zich nauwelijks gewelddadigheden hebben voorgedaan, dat de aandacht die de AIVD aan dit verschijnsel besteedt, in omvang zal afnemen?
In tijden van activistische rust verlegt de aandacht van de AIVD zich naar een meer door scannen van open bronnen en sonderingen via gesprekscontacten in de gaten houden van eventuele ontwikkelingen. Pas wanneer indicaties bestaan voor hernieuwde aandacht voor bepaalde actieterreinen en het inzetten van radicalere vormen van activisme, zal de AIVD navenant grijpen naar andere, zwaardere, inlichtingenmiddelen.
Hoe bereidt de AIVD zich voor op het mogelijk ondergronds gaan van radicale en gewelddadige dierenrechtactivisten?
Het dierenrechtenactivisme heeft een hoge prioriteit vanwege het deels gewelddadige karakter ervan. De AIVD beschikt over middelen om inzicht te krijgen in en zicht te houden op dit verschijnsel. Waar nodig worden die ingezet.
In welke mate vormt Nieuw Rechts een bedreiging voor de staatsveiligheid en de rechtsorde? Is de organisatie in 2004 in omvang en kracht gegroeid?
Nieuw Rechts wordt door de AIVD gezien als een burgerlijk rechtse partij. De partij voegt zich in hoge mate naar de spelregels van de democratie. Van een bedreiging voor de staatsveiligheid en democratische rechtsorde is geen sprake. De organisatie heeft met name na en vanwege de moord op Theo van Gogh een cijfermatige groei doorgemaakt, zonder daarbij echt aan kracht te winnen.
Wordt voor de inlichtingentaak buitenland extra menskracht beschikbaar gesteld om voortaan in alle gevallen intensief onderzoek te kunnen verrichten? Zo neen, waarom niet?
Het kabinet heeft in december 2004 besloten tot verdubbeling van de formatie voor de taak Inlichtingen Buitenland alsmede tot uitbreiding van de capaciteit voor onderzoek naar proliferatie. De uitbreiding van de formatie geschiedt stapsgewijs en zal in 2009 worden voltooid. Die extra capaciteit zal het mogelijk maken vaker intensief onderzoek te doen naar gekende probleemgebieden en ook meer onderzoek te entameren in de breedte. Met dat laatste wordt beoogd nieuwe dreigingen voor de nationale veiligheid te onderkennen en tijdig te signaleren («early warning»).
Welke aanbevelingen voor verbetering zijn gedaan op de bestaande situatie voor de beveiliging van bijzondere informatie bij Regionale Inlichtingendiensten, inlichtingendienst KLPD en de bijzondere inlichtingendienst KMAR en tot welke verbeteringen heeft dit geleid?
De aanbevelingen die zijn gedaan liggen op het terrein van organisatorische en fysieke beveiligingsmaatregelen en van maatregelen die nodig zijn voor de implementatie van het Voorschrift informatiebeveiliging rijksdienst – bijzondere informatie (VIR-BI). Uit beveiligingsoverwegingen kunnen geen mededelingen worden gedaan over de concrete invulling van de getroffen maatregelen.
Hoe heeft de aandacht voor de uitbreiding van de NAVO met nieuwe lidstaten eruit gezien met betrekking tot de National Security Authority (NSA) activiteiten?
De nieuwe NAVO-lidstaten moeten er voor zorgen dat in hun staat een structuur wordt gecreëerd voor de beveiliging van NAVO-informatie, die in overeenstemming is met de vigerende NAVO-regelgeving. In de praktijk betekent dit dat er nationale wetgeving tot stand moet komen voor de beveiliging van gerubriceerde (NAVO)-informatie en dat er een National Security Authority ingesteld moet worden. De nieuwe lidstaten worden bij dit proces intensief begeleid door het NATO Office of Security. Het NATO Security Committee, waarin de National Security Authorities van alle NAVO lidstaten zijn vertegenwoordigd, volgt de voortgang binnen iedere nieuwe NAVO lidstaat en geeft waar nodig aanbevelingen. Daarnaast geven de National Security Authorities individuele ondersteuning aan de nieuwe lidstaten: zo organiseert de Nederlandse National Security Authority in het komende najaar een expertmeeting over actuele beveiligingskwesties voor de nieuwe lidstaten.
Is het samenhangende pakket van maatregelen ter bescherming van de vitale infrastructuur naar de Kamer verzonden en zo nee, zal dat, zoals toegezegd, nog dit kwartaal gebeuren? Zo nee, waarom is dit niet gebeurd en wanneer kan de Kamer deze informatie verwachten?
Nee. Met de vitale sectoren is een tijdplanning overeengekomen om te realiseren dat voor het einde van het tweede kwartaal van 2005 een samenhangend pakket van maatregelen aan de Tweede Kamer verzonden zou worden. In maart van dit jaar werd echter duidelijk dat het de meeste sectoren niet zou lukken de resultaten van de kwetsbaarheidanalyses conform planning aan te leveren. Hiervoor zijn verschillende oorzaken aan te wijzen, zoals het te laat starten met het traject van de kwetsbaarheidanalyse en het onvoldoende tijd hebben voor de benodigde interne, externe en intersectorale afstemming. Naar verwachting zal het samenhangende pakket van maatregelen in de tweede helft van september 2005 aan de Tweede Kamer gezonden kunnen worden.
Waarom hebben niet alle vitale sectoren gebruik gemaakt van het aanbod van de AIVD om een bijdrage te leveren aan de kwetsbaarheidsanalyse of zal dit in de recente toekomst nog wel gebeuren? Stimuleert de AIVD het gebruik op enige wijze?
De AIVD is vanaf de start (april 2002) nauw betrokken geweest bij het interdepartementale project Bescherming Vitale Infrastructuur. De AIVD was betrokken bij het opstellen van het stappenplan. De kwetsbaarheidanalyses alsmede een door de AIVD aanbevolen wijze van opstellen daarvan maken daar onderdeel van uit. In het project heeft de AIVD regelmatig aan de orde gesteld dat ondersteuning bij de uitvoering van de kwetsbaarheidanalyses mogelijk en wenselijk is. Vanaf het laatste kwartaal in 2003 heeft de AIVD daarnaast ook in de directe contacten met de projectleiders van de betrokken departementen de methodiek nader toegelicht en het aanbod ter ondersteuning aan de orde gesteld.
Van de 12 vitale sectoren hebben uiteindelijk de sectoren Voedsel, Gezondheid, Openbare Orde en Veiligheid, Openbaar Bestuur en Rechtsorde geen gebruik gemaakt van die mogelijkheid. De redenen daarvoor zijn in een aantal gevallen gelegen in het feit dat de desbetreffende sectoren voor hun kwetsbaarheidanalyses expertise van andere instanties hebben betrokken. Daarbij is overigens wel gebruik gemaakt van de door de AIVD aanbevolen wijze van uitvoeren van kwetsbaarheidanalyses. In een aantal andere gevallen was er eenvoudigweg sprake van tijdgebrek.
Dit laat onverlet de bereidheid en wil van de AIVD om ook met deze sectoren samen te werken bij de aanpak van de bescherming van de vitale infrastructuur. De AIVD zal daarom ook in het vervolg aan alle vitale sectoren ondersteuning blijven aanbieden bij het uitvoeren van kwetsbaarheidanalyses, het leveren van informatie over dreigingen met betrekking tot bewust menselijk handelen en adviseren over te treffen beveiligingsmaatregelen.
Welke taak heeft de AIVD als de kwetsbaarheidanalyses eenmaal zijn voltooid?
De AIVD heeft een wettelijke taak ten aanzien van de beveiligingsbevordering van de vitale infrastructuur. Naast het aanbieden van kennis over het maken van kwetsbaarheidanalyses en het ondersteunen van de uitvoering ervan, levert de AIVD ook informatie over dreigingen met betrekking tot bewust menselijk handelen en adviseert de AIVD over te treffen beveiligingsmaatregelen.
Het maken van kwetsbaarheidanalyses maakt onderdeel uit van een cyclisch proces waarbij de sectoren iedere vier jaar de kwetsbaarheidanalyse actualiseren.
De taak van de AIVD is steeds ondersteunend en adviserend. De verantwoordelijkheid voor bescherming van de vitale sectoren en daarmee ook voor het ondernemen van de benodigde activiteiten en het treffen van maatregelen is de verantwoordelijkheid van de betreffende sectoren.
Hoeveel bedraagt de extra formatie voor de uitvoering van de taken in het kader van het nieuwe stelsel van bewaken en beveiligen?
Om invulling te geven aan het nieuw stelsel was voorzien in een versterking van de AIVD met uiteindelijk 50 fte vanaf 2005. Daarnaast is naar aanleiding van de brief van het kabinet d.d. 10 november 2004 over de moord op de heer Van Gogh (Tweede Kamer, 2004–2005, 29 854, nr. 3) besloten tot een structurele verhoging van het budget van de AIVD. Deze verhoging is deels ten behoeve van de capaciteit voor het vervaardigen van producten in het kader van het stelsel bewaken en beveiligen. Dit betreft 60 fte extra. Het gaat hier om een groei in een opbouwreeks tot 2009. De Tweede Kamer is hierover geïnformeerd in de brieven over terrorismebestrijding (Tweede Kamer, 2004–2005, 29 754, nr. 5) en over de evaluatie AIVD (Tweede Kamer, 2004–2005, 29 876, nr. 3), beide van 24 januari 2005.
Hoe verhoudt het aantal dreigingsmeldingen en dreigingsinschattingen in 2004 zich tot het aantal in 2003?
Het aantal meldingen en inschattingen in 2003 is niet af te zetten tegen het aantal van 2004. De Tweede Kamer heeft in september 2003 ingestemd met het Stelsel Bewaken en Beveiligen. Pas daarna heeft de AIVD in 2003 een definitieve aanvang kunnen maken met de implementatie van het nieuwe stelsel.
Waarom zijn aparte veiligheidsonderzoeken nodig voor de politie en het Koninklijk Huis? Waarin verschillen deze onderzoeken van de reguliere veiligheidsonderzoeken?
De vertrouwensfuncties en veiligheidsonderzoeken bij de politie en het Koninklijk Huis zijn van een latere datum dan de andere categorieën veiligheidsonderzoeken. De vertrouwensfuncties bij zowel de politie als het Koninklijk Huis zijn onderverdeeld in twee categorieën. De zwaarste categorie komt overeen met het reguliere A-veiligheidsonderzoek. Het verschil zit in de minder zware categorieën: de zogenaamde P- en de KH-veiligheidsonderzoeken.
De zwaarte van een veiligheidsonderzoek wordt bepaald door de kwetsbaarheden van de betreffende vertrouwensfunctie. Voor de minder zware categorie vertrouwensfuncties bij de politie en het Koninklijk Huis kon niet worden aangesloten bij de reguliere B-veiligheidsonderzoeken, omdat de kwetsbaarheden van de betreffende vertrouwensfuncties toch hoger werden ingeschat, met name op het gebied van integriteit. Daarom bestaan de zogenaamde P- en KH-veiligheidsonderzoeken standaard niet alleen uit een administratief onderzoek, maar ook een beperkt veldonderzoek. Deze P- en de KH-veiligheidonderzoeken worden onder mandaat van de AIVD uitgevoerd door respectievelijk de desbetreffende politiekorpsen en het KLPD.
Welke maatregelen worden genomen om de doorlooptijd voor A-veiligheidsonderzoeken verder te bekorten? Hoe zijn de doorlooptijden voor de B- en C-veiligheidsonderzoeken? Nemen deze toe of af?
Het uitvoeringsproces van de A-veiligheidsonderzoeken is onlangs door de AIVD kritisch onder de loep genomen met het oog op het verkorten van de doorlooptijden daarvan. Waar mogelijk heeft de AIVD efficiency maatregelen genomen om de doorlooptijden te bekorten. Daarnaast onderzoekt de AIVD langs verschillende wegen mogelijkheden om de uitvoering van de (A-)veiligheidsonderzoeken verder te verbeteren, zowel waar het gaat kwaliteit als om efficiëntie. In 2005 wordt in dat licht de leidraad voor het aanwijzen van vertrouwensfuncties ontwikkeld. Uitgangspunt daarbij is de zogenaamde sluitstukgedachte: het aanwijzen van vertrouwensfuncties en het uitvoeren van veiligheidsonderzoeken dient het sluitstuk te zijn van een set samenhangende beveiligingsmaatregelen. Vanuit veiligheidsperspectief heeft het immers weinig zin gescreend personeel in te zetten als de beveiliging verder niet op orde is. Screening zou dan bovendien een onnodige inbreuk op de privacy van betrokkene betekenen. Deze leidraad zal naar verwachting eind 2005 gereed zijn. De verwachting is dat door het strikt hanteren van de sluitstukgedachte het aantal (A-) vertrouwensfuncties kan afnemen en dat de behoefte aan A-veiligheidsonderzoeken beter overeen zal komen met de beschikbare onderzoekscapaciteit.
Gepoogd wordt tevens om het arbeidsintensieve veldonderzoek te ontlasten door verzwaring van de voorafgaande onderzoeksfase, waardoor het veldonderzoek beter gericht of gedeeltelijk ondervangen kan worden, en door toepassing van nieuwe onderzoeksmethoden.
Het overgrote deel van de B- en C-onderzoeken en daarmee ook het grootste deel van de veiligheidsonderzoeken, wordt binnen de wettelijke termijn afgerond. Daar waar de wettelijke termijn niet wordt gehaald, gaat het meestal om onderzoeken waarbij informatie moet worden verkregen uit het buitenland of om complexe onderzoeken waarbij op basis van verkregen informatie (veel) aanvullend onderzoek nodig is. Door de verzwaring van het administratieve onderzoek wordt ook de kwaliteit van de Ben C-veiligheidsonderzoeken verbeterd, omdat zo een grotere verscheidenheid aan informatie in het onderzoek kan worden betrokken. Een mogelijk nadeel kan zijn dat door de extra onderzoeksinspanning in de administratieve fase van het onderzoek de doorlooptijd van die fase kan toenemen. De AIVD past de verzwaring van het administratieve onderzoek zo efficiënt mogelijk in het uitvoeringsproces in.
Met welke instrumenten is de AIVD begonnen met het beoordelen van de bruikbaarheid en inpasbaarheid van verschillende nieuwe onderzoeksinstrumenten om de doorlooptijd en kwaliteit van de veiligheidsonderzoeken te verbeteren? Wanneer zal dit onderzoek worden afgerond?
Het gaat met name om methodieken die het huidige arbeidsintensieve veldonderzoek beter kunnen richten of gedeeltelijk kunnen ondervangen. De methoden zijn erop gericht om, voordat het veldonderzoek start, risicosignalen te genereren op basis waarvan het verdere onderzoek efficiënter en effectiever kan worden gericht en uitgevoerd. Daarbij worden geen bijzondere inlichtingenmiddelen ingezet. Het onderzoek naar de bruikbaarheid en inpasbaarheid van die methoden wordt naar verwachting eind 2005 afgerond.
Wanneer wordt het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet veiligheidsonderzoeken (Wvo) bij de Kamer ingediend?
Het wetsvoorstel is momenteel in voorbereiding. De verwachting is dat het wetsvoorstel nog dit jaar ingediend kan worden bij de Tweede Kamer.
Kan de stijging van het aantal gevallen in de burgerluchtvaart waarin geen verklaring van geen bezwaar lijkt te kunnen worden afgegeven, worden verklaard?
In 2003 zijn in de burgerluchtvaart 2 065 personen geweigerd voor een verklaring van geen bezwaar. In 2004 zijn 1 513 personen geweigerd. Er is derhalve geen sprake van een stijging, maar van een daling.
Overweegt het kabinet, behalve een andere plaats binnen de rijksoverheid en meer voorlichting, eveneens opheffing van het Meldpunt Integriteitsaantastingen (Mepia)?
Nee. Gezien het belang van het onderwerp integriteit is dat voor het kabinet geen overweging.
Vooralsnog is het meldpunt ondergebracht bij de AIVD. In opdracht van mijn ministerie wordt door een externe instantie onderzoek gedaan naar de meest geschikte plaats voor het onderbrengen van een meldpunt voor integriteitaantastingen binnen de openbare sector. Naar verwachting wordt het onderzoek afgerond in oktober 2005. Op basis van het rapport zal ik door mijn ministerie worden geadviseerd over de positionering van het meldpunt.
Waardoor zijn er bij Mepia de afgelopen jaren veel meldingen binnengekomen die in feite niet om integriteitaantastingen gingen en kan aan deze onnodige meldingen een einde worden gemaakt?
Deze meldingen heeft de AIVD met name ontvangen via het meldpunt Meld Misdaad Anoniem bij het Meldpunt Integriteitsaantastingen. Vaak ging het om meldingen die wel pasten binnen de taakvelden van de AIVD, maar die niet aansloten bij de doelstelling en de criteria van Mepia. De AIVD heeft het meldpunt Meld Misdaad Anoniem daarop geattendeerd.
Hoe wil het kabinet in de toekomst verdergaan met de informatievoorziening door het uitbrengen van verschillende publicaties en hoe wordt besloten of een onderwerp aanleiding geeft voor een publicatie?
De ingezette lijn om door middel van rapporten en publicaties de Tweede Kamer en de samenleving zo goed mogelijk te informeren over veiligheidsrisico's wordt voortgezet. In dit kader is op 11 juli 2005 nog een rapport over «Lonsdale jongeren» aan de Tweede Kamer gezonden. Eind dit jaar zal een nieuwe publicatie over de actuele dreiging van het islamistisch terrorisme het licht zien.
Aanleiding voor een publicatie kan zijn dat zich een nieuwe dreiging voordoet waarvoor de samenleving gewaarschuwd moet worden, zodat zij haar weerbaarheid kan vergroten. Ook kan het zijn dat over een bestaand veiligheidsrisico in het publieke debat onvoldoende duidelijkheid bestaat en informatie van de AIVD kan bijdragen aan meer inzicht in dit verschijnsel.
Hebben de inspanningen van de minister van BZK en van de AIVD op het gebied van uitleg en voorlichting over taken en bevoegdheden van de AIVD op dit moment al tot meer duidelijkheid over deze taken en bevoegdheden geleid? Zijn deze maatregelen voldoende en zo nee, is het kabinet bereid te kijken naar aanvullende maatregelen?
Het is niet mogelijk te zeggen of door de inspanningen van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van de AIVD op dit moment meer duidelijkheid bestaat over de taken en bevoegdheden van de dienst dan een jaar geleden. Voor een antwoord op deze vraag zou onderzoek noodzakelijk zijn en dat heeft niet plaatsgevonden. Het geven van duidelijkheid over de taken en bevoegdheden van de AIVD ziet het kabinet als een voortdurende opgave. Zowel de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties als de dienst zullen zich blijven inspannen om deze duidelijkheid langs diverse kanalen te blijven geven, bijvoorbeeld in het overleg met de Tweede Kamer, interviews, presentaties, publicaties en de websites van het ministerie van BZK en de AIVD.
Hoe luidde het advies van de Commissie van Toezicht over de derde klacht over de AIVD?
Inzake de zogenoemde «derde klacht» is door de Commissie van Toezicht betreffende de inlichtingen- en veiligheidsdiensten (CTIVD) geadviseerd de klacht grotendeels ongegrond te verklaren. Voor één onderdeel van de klacht adviseerde de commissie te oordelen dat de gegrondheid daarvan niet is komen vast te staan.
Overigens heeft de commissie ten aanzien van de vierde in het jaarverslag genoemde klacht eveneens geadviseerd de klacht ongegrond te verklaren.
Op basis waarvan zijn de eerste ervaringen van CT Infobox «veelbelovend»?
Deze uitspraak is gebaseerd op de hoeveelheid gebundelde en geanalyseerde informatie, de aantallen adviezen die verstrekt zijn aan de participerende diensten waarin wordt geadviseerd om in het kader van terrorismebestrijding informatie aan een andere dienst te verstrekken en de aantallen adviezen die betrekking hadden op vervolgstappen die diensten zouden kunnen nemen. Op basis hiervan mag worden gesteld dat de CT Infobox een leemte vult in de informatie-uitwisseling en de operationele coördinatie inzake terrorismebestrijding.
Werkt de visie op de toekomst van de Regionale Inlichtingendiensten (RID) dat geldt als «werkend perspectief» voor de toekomstige samenwerking tussen politie/RID en AIVD efficiënt en welke vervolgstappen zullen de komende jaren volgen?
De visie op de (toekomstige) samenwerking tussen de AIVD en de RID/politie heeft geleid tot verbeterde afstemming in de keten AIVD-politie-RID. Zo worden in het Inlichtingen Behoefte Plan (IBP) algemene samenwerkingsafspraken tussen de AIVD en RID neergelegd. Daarnaast worden in het IBP de kerntaken van de RID geschetst en concrete activiteiten en afspraken tussen de AIVD en de RID beschreven. Voorts zal binnen de AIVD accountmanagement geïmplementeerd worden om de relatie tussen de korpsen en de AIVD te onderhouden en te verbeteren. Tevens wordt er gewerkt aan een kwaliteitsverbetering van de RID-medewerkers door het formuleren van competenties, de ontwikkeling van een gezamenlijk (politie/AIVD) opleidingstraject en de inbreng van de AIVD bij de selectie van nieuwe RID-medewerkers. Verbetering van de informatie-uitwisseling zal plaatsvinden door deelname van AIVD-medewerkers aan verschillende samenwerkingsverbanden binnen de korpsen. Op korte termijn zullen de aanwijzingen op grond van artikel 60 Wiv 2002 (dat handelt over de aanwijzing van politieambtenaren die werkzaamheden verrichten ten behoeve van de AIVD) worden geëvalueerd.
Een belangrijke stap in de verbetering van de interactie tussen de AIVD en de RID wordt gezet door het realiseren van een betere aansluiting van de wederzijdse werkprocessen door toepassing van de procesbeschrijvingsmethodiek OMP die ok bij de politie wordt gehanteerd. In de komende jaren zullen de opvolgende relevante werkprocessen bij de AIVD en koppeling hiervan aan de werkprocessen van de RID worden beschreven.
Wanneer moet de verbeterde samenwerking met de politie vruchten afwerpen? Aan de hand van welke criteria wordt wanneer beoordeeld of dat zo is? Wanneer wordt aan de hand van welke criteria beoordeeld of de regionale inlichtingendiensten beter zijn gaan functioneren?
Komend jaar zullen de Inlichtingen Behoefte Plannen (IBP's) voor de verschillende korpsen worden geïmplementeerd door vaststelling van het plan door de korpsleiding en dienstleiding van de AIVD. Tevens zullen de, naar aanleiding van de afgesproken wederzijdse inspanningsverplichtingen, geleverde prestaties zichtbaar gemaakt worden door het opstellen van prestatie-indicatoren. Halfjaarlijks zullen de IBP's geëvalueerd worden en jaarlijks zullen de IBP's opnieuw worden vastgesteld.
Waar kan volgens het gezamenlijk onderzoek van de AIVD en de Militaire inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD) de bestaande samenwerking worden verbeterd en op welke terreinen kan deze worden geïnitieerd?
De samenwerking tussen de operationele diensten, waaronder de inlichtingen- en veiligheidsdiensten, is een speerpunt van het regeringsbeleid in de strijd tegen terrorisme. De CT Infobox, waarin AIVD en MIVD participeren, is hiervan een goed voorbeeld. Voor de verdere beantwoording van deze vraag wordt verwezen naar het Convenant inzake de samenwerking tussen de AIVD en de MIVD, dat op 8 juli jongstleden is ondertekend en is gepubliceerd in de Staatscourant (nr. 2005/135 van 15 juli 2005) en waarover de Tweede Kamer reeds is geïnformeerd in de brief van 8 juli jongstleden (Tweede Kamer, 2004–2005, 30 070, nr. 6). In dit convenant wordt uitgebreid aangegeven op welke terreinen de AIVD en de MIVD zullen samenwerken c.q. de samenwerking zal worden verbeterd of geïntensiveerd.
Kan aan de hand van voorbeelden worden verduidelijkt op welke wijze de samenwerking tussen de veiligheidsdiensten van het Koninkrijk is verbeterd? Wat betekent «een meer inhoudelijk niveau» in dezen?
De verbetering van deze samenwerking komt tot uitdrukking in het opstellen en ondertekenen van een convenant waarin voor beide partijen helder de wederzijdse verplichtingen tot samenwerking worden beschreven. Dit biedt de basis voor een volwassen samenwerkingsrelatie tussen de veiligheidsdiensten binnen het Koninkrijk. In dit convenant is opgenomen dat onderzoeksresultaten worden gedeeld, beantwoording van wederzijdse vragen sneller en gerichter zal plaatsvinden en dat kennis over relevante ontwikkelingen binnen het Koninkrijk beter zal worden gedeeld. In halfjaarlijkse expertmeetings wordt afgesproken naar welke ontwikkelingen en fenomenen in de Koninkrijksdelen de drie diensten onderzoek zullen doen. Op analytisch niveau worden de uitkomsten hiervan gedeeld en besproken. Het is de bedoeling dat ten aanzien van de aangewezen fenomenen, zoals terrorisme, hetzelfde kennisniveau wordt bereikt. De Rijksministerraad wordt schriftelijk op de hoogte gehouden van de voortgang.
Is het convenant voor de samenwerkingsmodaliteiten al is vastgesteld? Zo nee, wanneer gebeurt dit, en zo ja wat staat hier precies in?
Het convenant tussen de Veiligheidsdienst Nederlandse Antillen (VNA), de Veiligheidsdienst Aruba (VDA) en de AIVD is 29 september 2004 getekend door de respectieve hoofden van dienst. Het convenant bevat een artikelgewijze uitwerking van de wijze waarop wordt samengewerkt bij operationele onderzoeken, de informatie-uitwisseling en samenwerking bij het verrichten van veiligheidsonderzoeken, de kaders voor het verstrekken van die informatie en het afgesproken beveiligingsregime.
Waarom heeft de Counter Terrorist Group (CTG) geen formeel karakter? Op welke wijze vindt binnen het CTG uitwisseling van gegevens van veiligheidsdiensten plaats?
De CTG is direct na de aanslagen van september 2001 opgericht om de operationele samenwerking tussen de Europese inlichtingen- en veiligheidsdiensten, competent op het terrein van de terrorismebestrijding, te versterken. Aan het initiatief, afkomstig vanuit de JBZ-raad, kon destijds met gebruikmaking van de infrastructuur van de informele Club de Berne zeer snel vorm gegeven worden. Inmiddels is het uitgegroeid tot een volwaardig instituut met een sturings- en verantwoordingssystematiek in relatie tot de hoofden van de verschillende deelnemende diensten, met een samenstelling die gelijk is aan die van de huidige EU inclusief Zwitserland en Noorwegen, met een werkplan dat aansluit op de actuele behoeften en met een eigen veilig communicatienetwerk dat eveneens gebruikt wordt voor een snelle en veilige informatie-uitwisseling na majeure terroristische incidenten Nog steeds is het echter zo dat het werk binnen het kader van de nationale veiligheid niet onder het Verdrag van de Europese Unie en binnen de scoop van de Europese instituties valt. In die zin is de CTG informeel. Wel is geregeld dat producten zoals de dreigingsanalyses van de CTG hun weg vinden naar de daarvoor in aanmerking komende Europese instanties.
De informatie-uitwisseling binnen de CTG vindt overigens in eerste instantie plaats via het beveiligde elektronische netwerk. Daarnaast geven ook de reguliere vergaderingen (plenair en in kleinere zaak- of onderwerpsgerichte verbanden) de mogelijkheid tot uitwisseling van gegevens, meningen en inzichten. Ten derde zijn er regelmatig delegatiebezoeken, wanneer de aard van de informatie-uitwisseling die noodzakelijk maken.
Acht het kabinet het nodig om vier verschillende Europese samenwerkingsverbanden te hebben op gebied van inlichtingen- en veiligheidsdiensten en kan dit tot dubbele en soms tegenstrijdige belangen tussen de verschillende samenwerkingverbanden leiden? Zo ja, hoe wordt dit geminimaliseerd?
De in het jaarverslag van de AIVD beschreven samenwerkingsverbanden van inlichtingen- en veiligheidsdiensten verschillen in samenstelling, in aard van de deelnemende diensten, in inhoudelijke specialisatie en in ontstaansgeschiedenis. Dit rechtvaardigt deze ogenschijnlijke veelheid aan overlegfora.
Daarbij dient in overweging genomen te worden dat deze samenwerkingsverbanden, met hun regelmatige vergaderingen, hun fenomeengerichte werkgroepen en hun veilige netwerken de basis vormen van en voorwaardenscheppend zijn voor de operationele samenwerking en informatie-uitwisseling die zich gezien de aard der zaak vrijwel uitsluitend in bilateraal verband afspeelt. Het feit dat de AIVD, mede omdat die zowel een inlichtingenals een veiligheidsdienst is, lid is van al deze samenwerkingsverbanden werkt in positieve zin mee aan zijn informatiepositie.
In de praktijk is er geen sprake van tegenstrijdige belangen, gegeven de hierboven beschreven verschillen tussen de verbanden. Een goede interne afstemming bij het deelnemen in deze verbanden tussen de verschillende competente dienstonderdelen optimaliseert de positionering van de AIVD in deze internationale verbanden.
Met name sinds de uitbreiding van de EU en van de NAVO valt een tendens van convergentie qua samenstelling van de verbanden te constateren die op termijn wellicht tot een concentratie zal leiden. Op dit moment heeft evenwel elk beschreven verband bestaansrecht.
Kan het kabinet meer duidelijkheid verschaffen over de erkenning van internationale CC-erkenning voor het Nederlandse schema voor evalueren en certificeren van IT-beveiligingsproducten?
In mei 2000 heeft Nederland de Common Criteria Recognition Arrangement (CCRA) mede ondertekend. Deze CCRA is een overeenkomst waarin de overheden van de deelnemende landen wederzijds elkaars certificaten van IT-beveiligingsproducten erkennen. In de CCRA wordt hierbij een onderscheid gemaakt tussen certificaat producerende en certificaat consumerende landen. Omdat Nederland tot voor kort geen certificaten op basis van de Common Criteria standaard kon uitgeven is Nederland een certificaat consumerend land.
Begin 2004 heeft TNO-Certification met behulp van de AIVD het Nederlands Schema voor Certificatie op het gebied van IT-Beveiliging (NSCIB) opgericht. Onder dit schema worden momenteel reeds evaluaties uitgevoerd en eind 2004 is het eerste Common Criteria certificaat uitgereikt. De Nederlandse Common Criteria certificaten worden echter nog niet internationaal erkend onder de CCRA. Hiervoor is het eerst nodig dat Nederland erkend gaat worden als certificaat producerend land. Dit houdt in dat een tweetal bestaande certificaat producerende landen een audit gaan uitvoeren op de procedures en werkwijzen van ons schema. Eind 2004 is de formele aanvraag voor de erkenning als certificaat producerend land ingediend. Naar verwachting zal in de herfst de noodzakelijke audit op het NSCIB worden uitgevoerd waarna, bij goed gevolg, Nederlandse Common Criteria certificaten internationaal erkend zullen gaan worden.
Voor welke functiecategorie is een groepsfunctie ingevoerd in 2004, voor welke andere functiecategorieën zal dit in de nabije toekomst gebeuren en hoe vergroot dit precies de flexibiliteit van het operationele werkproces en de ontwikkelingsmogelijkheden voor werknemers?
Een groepsfunctie is ingevoerd voor de functies van bewerker, operateur, onderzoeker en analist. Doordat een medewerker gedurende eenbepaalde periode meerdere functies vervult zal de inzetbaarheid van een dergelijke medewerker binnen het operationele proces verbreed worden. Dit komt zowel ten goede aan de interne flexibiliteit als aan de ontwikkelmogelijkheden van een individuele medewerker. Eind 2005 wordt de invoering van de groepsfunctie geëvalueerd.
Wat is de uitkomst van het evaluatieonderzoek na de interactie tussen de AIVD en de RID'en?
De AIVD voert een reguliere, interne (beleids)evaluatie uit met betrekking tot de invulling van de bijzondere gezagsverhouding van het hoofd van de AIVD ten opzichte van de RID en van de interactie tussen AIVD en de RID. Deze evaluatie is nog niet afgerond. Een eerste stap in deze evaluatie was een AIVD-interne enquête naar de kwaliteit van de wisselwerking tussen de AIVD en de RID. Die enquête is in juni 2004 afgerond. De enquête leverde zowel positieve als verbeterpunten op met betrekking tot thema's als de invloed van de AIVD op de door de RID in te schakelen expertise, de eenduidigheid in de aansturing, de zogenaamde «twee-bazen-problematiek» en wederzijds vertrouwen.
De resultaten zijn ingebracht in het bredere project «Keten en Kwaliteit AIVD – Politie – RID» dat is gericht op de verbetering van de kwaliteit en de effectiviteit van de RID. De aan de AIVD gerelateerde bevindingen zijn ook ingepast in het ontwikkelprogramma «Prospect 2007» van de AIVD.
De reguliere, AIVD-interne (beleids)evaluatie voorziet in een resultaatmeting, een jaar na implementatie van de verbetervoorstellen van het project «Keten en Kwaliteit AIVD – Politie – RID», wederom door een enquête, maar dan ook vanuit het perspectief van de RID. De afgeronde AIVD-interne enquête is in dat kader te beschouwen als een nulmeting.
Welke externe graadmeters leveren naast het medewerkers waarderingsonderzoek de input voor het ontwikkeltraject van de AIVD en welke ontwikkelingen streeft de AIVD na?
Als onderdeel van het ontwikkelprogramma «Prospect 2007» stelt de AIVD een vorm van strategisch relatiebeheer in waarbij met samenwerkingspartners en belangendragers jaarlijks concrete afspraken worden gemaakt over de vorm en inhoud van samenwerking en wederzijdse informatieverstrekking. Met het uitvoeren van de nieuwe jaarplancyclus is hiermee inmiddels een aanvang gemaakt. Deze afspraken worden gedurende het lopende jaar regelmatig geëvalueerd, hetgeen waardevolle externe informatie oplevert over de kwaliteit van de samenwerking en de resultaten van het ontwikkelprogramma. Daarnaast zal de dienst periodiek zgn. «omgevingsonderzoeken» uitvoeren in zijn politiek-bestuurlijke omgeving teneinde inzicht te verkrijgen in (veranderingen in) de mate van tevredenheid ten aanzien van de AIVD en zijn producten.
Welke stappen zijn er precies gezet op het gebied van registratie, documentatie en archivering en tot welke verbeteringen heeft dit geleid? Verlopen de beheersaspecten en verantwoordelijkheden als gevolg van de nieuwe beheersregeling beter?
Het handboek voor registratie en de richtlijnen voor documentatie zijn herzien. Hiermee wordt uniformiteit van vastlegging geborgd en daardoor ook de terugvindbaarheid van de procesgang. Daarbij zijn ook de opleidingen herzien en toegespitst op specifieke functies.
Tevens ligt het Basis Selectie Document van de dienst, die de basis vormt voor de selectie en vernietiging van archiefbescheiden uit de periode voor de inwerkingtreding van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002 (Wiv 2002), totstandgekomen in nauwe samenwerking met de MIVD, op dit moment voor bij de staatsecretaris van Onderwijs, cultuur en Wetenschappen.
Voorts is, zoals in het jaarverslag aangegeven, in interdepartementaal verband samengewerkt om tot de aanschaf van een nieuw systeem voor document management, workflow management en records management. Deze aanschaf is inmiddels gerealiseerd en de implementatie gaat binnenkort van start.
Naar aanleiding van het rapport van de Commissie Bestuurlijke Evaluatie AIVD vindt bovendien een heroriëntatie plaats op de informatiehuishouding alsmede op de inrichting van de administratieve processen van de dienst. De (fysieke en digitale) documentaire informatievoorziening wordt hierop afgestemd.
Als gevolg van de instelling van de Beheersregeling Documentaire Informatievoorziening is een juiste uitvoering van de wettelijke verantwoordelijkheden en bevoegdheden op het gebied van fysieke en digitale archivering beter geborgd.
Tenslotte zijn risico's op het gebied van registratie, documentatie en archivering beter in kaart gebracht en kan het toezicht op de naleving worden verstevigd door interne of externe controle (bijvoorbeeld door de Archiefinspectie).
Voldoen de begrotingsmiddelen aan de wettelijk geldende doelmatigheidcijfers voor de accountantsverklaringen? Zo nee, waarom niet? Hoeveel lager zijn de doelmatigheidscijfers?
De AIVD maakt onderdeel uit van de BZK-brede accountantsverklaring. Met uitzondering van het geheime begrotingsartikel wordt geen afzonderlijke accountantsverklaring over de begrotingsmiddelen van de AIVD afgegeven. Volgens de departementale auditdienst geldt dat de besteding van de middelen bij de AIVD in zijn algemeenheid zo doelmatig mogelijk plaatsvindt.
Waarom wordt niet verklaard met welk gedeelte van de extra middelen in 2004 welke activiteiten zijn verricht dan wel hoeveel extra mensen voor dat geld zijn aangenomen?
De AIVD geeft in het openbaar geen informatie over de exacte verdeling van middelen over de verschillende dossiers. In het jaarverslag wordt expliciet gesteld dat de capaciteitsuitbreidingen in 2004 met name ten goede zijn gekomen aan de aan islamistisch terrorisme te relateren dossiers en aan het stelsel van bewaken en beveiligen.
Hoe zien de directiejaarplannen er voor 2005 uit?
De directiejaarplannen vormen een onderdeel van de planningssystematiek binnen de AIVD en geven het verband weer tussen de vooraf beoogde activiteiten en de daarvoor benodigde middelen.
Welke bevindingen in de accountantscontrole hebben geleid tot verbeterplannen en hoe zien deze verbeterplannen eruit?
De bevindingen uit de accountantscontrole hebben betrekking op de procedurele inbedding van processen op het gebied van inkopen en materieel beheer. De verbeterplannen geven aan op welke punten binnen deze procedurele inbedding verbeteringen mogelijk zijn en op welke wijze de verbeteringen geïmplementeerd kunnen worden.
Samenstelling: Leden: Kalsbeek (PvdA), Van Heemst (PvdA), Noorman-den Uyl (PvdA), Voorzitter, Vos (GL), Adelmund (PvdA), De Wit (SP), Van Beek (VVD), Ondervoorzitter, Van der Staaij (SGP), Luchtenveld (VVD), Wilders (Groep Wilders), De Pater-van der Meer (CDA), Duyvendak (GL), Spies (CDA), Eerdmans (LPF), Sterk (CDA), Van der Ham (D66), Haverkamp (CDA), Van Fessem (CDA), Smilde (CDA), Straub (PvdA), Nawijn (Groep Nawijn), Boelhouwer (PvdA), Dubbelboer (PvdA), Van Hijum (CDA), Nijs MBA (VVD), Van Schijndel (VVD), Vacature (SP).
Plv. Leden: De Vries (PvdA), Dijsselbloem (PvdA), Fierens (PvdA), Halsema (GL), Vacature (PvdA), Kant (SP), Weekers (VVD), Slob (CU), Hirsi Ali (VVD), Szabó (VVD), Rambocus (CDA), Van Gent (GL), Çörüz (CDA), Van As (LPF), Van Haersma Buma (CDA), Koser Kaya (D66), Bruls (CDA), Van Bochove (CDA), Algra (CDA), Hamer (PvdA), Varela (LPF), Leerdam, MFA (PvdA), Wolfsen (PvdA), Eski (CDA), Balemans (VVD), Van der Sande (VVD), Vergeer (SP).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-29876-6.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.