29 869
Wijziging van de Wet subsidiëring politieke partijen houdende verhoging van de subsidiebedragen, verbreding van de subsidiabele doelen en aanpassing van de subsidiegrondslag

nr. 17
LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 13 januari 2006

De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties1 heeft de volgende vragen aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voorgelegd inzake zijn brief van 23 augustus 2005 (kamerstuk 29 869, nr. 16) over de uitvoering van de motie-Dubbelboer (kamerstuk 29 869, nr. 14) en over subsidie en vormen van overheidssteun die geschieden buitende kaders van de Wet subsidiëring politieke partijen.

De minister heeft de vragen beantwoord bij brief van 12 januari 2006.

Vragen en antwoorden zijn hieronder afgedrukt.

De voorzitter van de commissie,

Noorman-den Uyl

Adjunct-griffier van de commissie,

Hendrickx

1

Kunt u aangeven in welke omstandigheden lokale partijen niet van belang zijn voor de instandhouding van de lokale democratie en of hen dit, indien deze omstandigheden zich voordoen, onderscheidt van landelijk gebonden lokale partijen?

Het kabinet onderschrijft dat lokaal georganiseerde politieke partijen van belang zijn voor de lokale democratie. Er zijn naar schatting 700 lokaal georganiseerde partijen in Nederland actief op het gemeentelijke en provinciale niveau. Van de bijna 10 000 raadsleden in Nederland is een kwart van een lokaal georganiseerde partij. In veel gemeenten maken lokaal georganiseerde partijen ook deel uit van het college van burgemeester en wethouders. Een op de vier wethouders is van een lokaal georganiseerde partij. Lokaal georganiseerde partijen leveren dus een substantiële bijdrage aan de lokale democratie in Nederland.

2 en 3

Kunt u nader toelichten waarom volgens u lokale partijen geen financieel nadeel ondervinden van het feit dat lokale vertegenwoordigers van landelijke partijen wel een deel van de door u aan de landelijk partijen verstrekte subsidie ontvangen?

Waarom kunnen lokaal georganiseerde politieke partijen niet landelijk gesubsidieerd worden, indien kennelijk van de veronderstelling wordt uitgegaan dat gemeenten lokaal georganiseerde politieke partijen kunnen subsidiëren zonder daarmee het gelijkheids-beginsel aan te tasten omdat de landelijk vertegenwoordigde partij al door het rijk – ook lokaal – wordt gesubsidieerd?

Er is geen zicht op de nadelen die lokaal georganiseerde partijen ondervinden van het feit dat zij geen onderdeel vormen van een landelijke partijorganisatie. Voor lokale afdelingen van landelijk georganiseerde partijen is evenmin een generaliserende uitspraak te doen over het voordeel dat zij eventueel indirect hebben van de subsidie die de landelijke partij van het rijk ontvangt. Het is niet in alle gevallen bekend hoe de interne financieringsstromen binnen landelijke politieke partijen lopen.

De reden voor het niet-landelijk subsidiëren van lokaal georganiseerde partijen is gelegen in de taakverdeling tussen het rijk en de medeoverheden. Ik geef aan dat het aan gemeenten en provincies is om een verzoek tot subsidiëring van een lokaal georganiseerde partij in overweging te nemen en dat zij hierbij de afweging kunnen maken om de plaatselijke afdelingen van landelijke partijen niet te subsidiëren. Het maken van dit onderscheid is een eigenstandige bevoegdheid van de bestuurslaag die de subsidie verstrekt.

4 en 5

Indien de minister van mening is dat provinciale en lokale politieke partijen door respectievelijk provincies en gemeenten dienen te worden gesubsidieerd, is hij dan ook van mening dat de provincies en gemeenten deze subsidies uit eigen middelen moeten bekostigen, of is hij van mening dat het rijk hiervoor (extra) middelen beschikbaar kan of moet stellen?

Indien op provinciaal of lokaal niveau wordt besloten tot subsidie uit eigen middelen, geldt dan ook het criterium dat subsidie nooit de belangrijkste bron van inkomsten mag worden van een politieke partij? Zo ja, hoe wordt dit gewaarborgd?

Tijdens de behandeling van de begroting 2006 heb ik aangeven dat mijn uitgangspunt is dat het subsidiëren van lokaal georganiseerde partijen tot het domein behoort van gemeenten en provincies.

Het is aan de provincies en gemeenten om de criteria voor de eventuele subsidieverlening op te stellen. Denkbaar is dat de bij de vaststelling van de subsidie rekening gehouden zal worden met de overige inkomsten van de lokaal georganiseerde partij. Landelijk uitgangspunt is dat er een balans dient te zijn tussen de eigen middelen van een politieke partij en de subsidie die zij ontvangt op grond van de Wet subsidiëring politieke partijen. Dit is echter gezien de autonomie van de provincie en de gemeente een eigen afweging.

6

Volgt uit de opvatting van de minister, dat lokale partijen niet door de landelijke overheid gesubsidieerd moeten worden uit respect voor de decentrale verhoudingen, dat landelijke partijen slechts subsidie moet worden toegekend op basis van hun landelijke plannen? Krijgt de minister door dit standpunt niet onterecht invloed op de programma’s van zowel landelijke als lokale partijen? Zou de minister een lokale partij met een landelijk programma wel subsidiëren?

Een lokaal georganiseerde partij met een landelijk programma is niet voor de hand liggend. Echter indien deze situatie zich toch zou voordoen zou dat geen reden zijn om tot subsidiëring door het rijk over te gaan. Landelijke partijen krijgen subsidie op basis van het feit dat zij zetels hebben in de volksvertegenwoordiging op landelijk niveau en niet vanwege de inhoud van hun partijprogramma. Het zou een onwenselijke ontwikkeling zijn waarneer het rijk in de inhoud van het partijprogramma een reden zou zien om niet tot subsidiëring over te gaan terwijl vertegenwoordigers van deze partij wel in de volksvertegenwoordiging zijn gekozen. Het rechtsstelsel in Nederland waarborgt dat van een dergelijke overheidsinmenging in het democratische proces geen sprake kan zijn.

7

Kunt u specifieker aangeven, met vermelding van activiteiten en termijnen, welke de inhoudelijke aspecten zijn van de besprekingen die U momenteel met de VNG voert? Wanneer ontvangt de Kamer nadere informatie over de resultaten van deze besprekingen?

Onderwerp van overleg met de VNG is de subsidieverlening aan lokaal georganiseerde partijen en scholing en vorming van politieke ambtsdragers. Conform de code interbestuurlijke verhoudingen is het goed gebruik om van gedachten te wisselen met de bestuurlijke partners over onderwerpen die hun achterban raken. Ervaringen uit de gemeentelijke praktijk zijn medebepalend voor mijn standpunt over de subsidiëring van lokaal georganiseerde partijen. Voor wat betreft scholing en vorming wordt nu bezien of de Vernieuwingsimpuls Dualisme en Lokale Democratie hier voor raadsleden een stimulerende rol zou kunnen spelen. In het eerste kwartaal van 2006 zult u hierover nader bericht ontvangen.

8 en 9

Wat is het oordeel van de regering over het feit dat een politieke partij uit meerdere «potjes» subsidiegelden kan vergaren, nu de regering de subsidietoekenning aan de Stuurgroep Vrouwenparticipatie ChristenUnie op grond van de Subsidieregeling emancipatieprojecten rechtmatig acht?

Acht de regering het wenselijk dat de minister van BZK betrokken wordt bij toekomstige subsidieverleningen aan politieke partijen, door andere departementen en buiten de Wet subsidiëring politieke partijen om, zodat hij het «overzicht» houdt en daar waar nodig kan bijsturen?

Het beeld is niet dat politieke partijen in grote mate subsidie van het rijk ontvangen anders dan de subsidie die zij op grond van de Wet subsidiëring politieke partijen ontvangen. In principe moet een politieke partij met de subsidie op basis van de Wet subsidiëring politieke partijen in combinatie met de inkomsten uit ledenbijdrage in staat zijn om al haar activiteiten te financieren. Vanuit dit beginsel wordt terughoudendheid van rijkswege benadrukt om subsidies aan politieke partijen, anders dan de subsidie op grond van de Wet subsidiëring politieke partijen, uit te keren.


XNoot
1

* Eerder abusievelijk gedrukt onder kamerstuk 29 869, nr. 5.

Samenstelling:

Leden: Kalsbeek (PVDA), Van Heemst (PVDA), Noorman-den Uyl (PVDA), Voorzitter, Vos (GL), Van Beek (VVD), Ondervoorzitter, Van der Staaij (SGP), Luchtenveld (VVD), Wilders (Groep Wilders), De Pater-van der Meer (CDA), Duyvendak (GL), Spies (CDA), Eerdmans (LPF), Sterk (CDA), Van der Ham (D66), Haverkamp (CDA), Van Fessem (CDA), Smilde (CDA), Straub (PVDA), Nawijn (Groep Nawijn), Boelhouwer (PVDA), Dubbelboer (PVDA), Van Hijum (CDA), Van Schijndel (VVD), Irrgang (SP), Vacature (algemeen), Vacature (algemeen) en Vacature (SP).

Plv. leden: De Vries (PVDA), Dijsselbloem (PVDA), Fierens (PVDA), Halsema (GL), Weekers (VVD), Slob (CU), Hirsi Ali (VVD), Szabó (VVD), Rambocus (CDA), Van Gent (GL), Çörüz (CDA), Van As (LPF), Van Haersma Buma (CDA), Koşer Kaya (D66), Knops (CDA), Van Bochove (CDA), Algra (CDA), Hamer (PVDA), Hermans (LPF), Leerdam, MFA (PVDA), Wolfsen (PVDA), Eski (CDA), Van der Sande (VVD), Kant (SP), Balemans (VVD), Vacature (PVDA) en De Wit (SP).

Naar boven