nr. 2
VOORSTEL VAN WET
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is in verband
met de door de regering aangekondigde visie op de taak en organisatie van
de publieke omroep op lange termijn en de wettelijke uitwerking daarvan, de
met ingang van 1 september 2005 te verlenen erkenningen voor landelijke
publieke omroep van rechtswege te verlenen en de duur van erkenningen en voorlopige
erkenningen voor landelijke publieke omroep te beperken;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der
Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en
verstaan bij deze:
Artikel 1
In afwijking van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 31, eerste
tot en met derde lid, en 32 tot en met 34 van de Mediawet, wordt aan de omroepverenigingen
en de educatieve omroepinstelling aan wie een erkenning als bedoeld in artikel
31 van de Mediawet voor de periode van 1 september 2000 tot 1 september
2005 is verleend, van rechtswege met ingang van 1 september 2005 een
erkenning voor een periode van drie jaren verleend.
Artikel 2
De met ingang van 1 september 2005 te verlenen voorlopige erkenningen,
bedoeld in artikel 37 van de Mediawet, worden in afwijking van het tweede
lid van genoemd artikel verleend voor een periode van drie jaren.
Artikel 3
In afwijking van artikel 39f, eerste lid, van de Mediawet, wordt de door
het Commissariaat voor de Media met ingang van 1 september 2005 aan kerkgenootschappen
en genootschappen op geestelijke grondslag, dan wel aan rechtspersonen
waarin twee of meer van deze genootschappen samenwerken, te verlenen zendtijd
verleend voor een periode van drie jaren.
Artikel 4
1. Indien Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap vóór
het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet aan omroepverenigingen en een
educatieve omroepinstelling erkenningen als bedoeld in artikel 31 van de Mediawet
heeft verleend voor een periode van vijf jaren, worden deze erkenningen met
ingang van het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet van rechtswege omgezet
in erkenningen voor een periode van drie jaren.
2. Indien Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap vóór
het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet aan omroepverenigingen voorlopige
erkenningen als bedoeld in artikel 37 van de Mediawet heeft verleend voor
een periode van vijf jaren, worden deze voorlopige erkenningen met ingang
van het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet van rechtswege omgezet
in voorlopige erkenningen voor een periode van drie jaren.
Artikel 5
Indien het Commissariaat voor de Media vóór het tijdstip
van inwerkingtreding van deze wet op grond van artikel 39f van de Mediawet
aan kerkgenootschappen en genootschappen op geestelijke grondslag, dan wel
aan rechtspersonen waarin twee of meer van deze genootschappen samenwerken,
zendtijd heeft verleend voor een periode van vijf jaren, wordt deze zendtijd
met ingang van het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet van rechtswege
omgezet in zendtijd voor een periode van drie jaren.
Artikel 6
1. Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap kan de in de artikelen
1, 2 en 4 bedoelde periode van drie jaren met ten hoogste twee jaren verlengen.
2. Het Commissariaat voor de Media kan de in de artikelen 3 en 5 bedoelde
periode van drie jaren met ten hoogste twee jaren verlengen.
Artikel 7
Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte
van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.
Artikel 8
Deze wet vervalt met ingang van 1 september 2008. Bij koninklijk
besluit kan een ander tijdstip worden bepaald waarop deze wet vervalt.
Artikel 9
Deze wet wordt aangehaald als: Tijdelijke wet verkorting erkenningenduur
publieke omroepen.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat,
aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,