29 858
Wijziging van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte en van de artikelen 252 en 253 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek (eenzijdige legesheffing)

nr. 11
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 3 april 2006

Bij de behandeling van het wetsvoorstel 29 858 wijziging van de uitvoeringswet huurprijzen woonruimte (eenzijdige legesheffing) op 30 maart jl. hebben, op het onderdeel motiveringsplicht, zowel de heer Van Bochove als de heer Depla hun zorg geuit over de wijze waarop de huurder geïnformeerd wordt over de onderbouwing van huurverhogingvoorstellen na invoering van de WOZ waarde in het huurbeleid. Naar aanleiding van een amendement van de heer Depla hierover (Kamerstukken II 2005/2006, 29 858, nr. 10) bleek tijdens het debat vooral de noodzaak van duidelijkheid voor de huurder; eerder heb ik uw Kamer al bericht in het kader van de commissie-Leemhuis over de versterking van de positie huurders(organisaties) hier met een informatieplicht in te willen voorzien (Kamerstuk 27 926, nr. 91).

Om in reactie op het debat duidelijkheid te geven zal ik in het wetsvoorstel «modernisering huurbeleid» per 1 januari 2007 de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte in die zin wijzigen, dat bij huurverhogingvoorstellen met een voorgestelde ingangsdatum van 1 juli 2007 of later de hierna gegeven gronden moeten worden aangegeven waarop het voorstel is gebaseerd.

In het betreffende formulier bij de Uitvoeringsregeling huurprijzen woonruimte, die onder voormelde wet hangt, zullen de gronden verder worden uitgewerkt. De informatie zal betrekking hebben op de maximale huurprijsgrens, het puntenaantal, de WOZ-waarde en het relevante segment van huurprijsregulering.

Bij de huurverhogingvoorstellen voor 1 juli 2007 ga ik ervan uit dat achteraf inzicht wordt geboden in de additionele huurverhoging van 0,5% per 1 januari 2007, zoals voorgesteld in de brief van 17 maart 2006 (Kamerstukken II 2005/2006, 27 926, nr. 91), voor zover dat niet al eerder is gedaan.

Ik merk hier overigens bij op dat het, vanuit een oogpunt van goede omgang tussen verhuurder en huurder, in de rede ligt dat verhuurders hun huurders voor het eind van dit jaar zullen informeren over de elementen waarop een eventuele extra huurverhoging van 0,5% per 1 januari 2007 gebaseerd is.

Op deze wijze kom ik naar mijn mening tegemoet aan zowel de door de heer Depla, als de door de heer Van Bochove gevraagde duidelijkheid.

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

S. M. Dekker

Naar boven