29 854 De moord op de heer Th. van Gogh

Nr. 31 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 3 december 2015

Hierbij bied ik u het toezichtsrapport aan van de Commissie van Toezicht op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (CTIVD/Commissie) van het onderzoek over eventuele handlangers van Mohammed B1. Het rapport bevat geen geheime bijlage.

Per brief d.d. 17 oktober 2014 heb ik de CTIVD gevraagd te onderzoeken of de AIVD beschikte over informatie over eventuele handlangers van Mohammed B. en wat de dienst hiermee heeft gedaan. Dit heeft betrekking op de periode na de moord, omdat de periode tot en met 2 november 2004 reeds onderzocht is (Kamerstuk 29 854, nr. 22). Ik spreek mijn waardering uit over het door de Commissie verrichte onderzoek en over de zorgvuldige beantwoording van de onderzoeksvragen. De Commissie heeft uitgebreid onderzoek gedaan, heeft zeer veel documenten bekeken en heeft gesproken met een groot aantal personen, zowel binnen als buiten de AIVD. Hiermee doet de Commissie recht aan de vraag die leeft in de samenleving of Mohammed B. al dan niet alleen heeft gehandeld bij de moord op Theo van Gogh.

De Commissie heeft onderzoek gedaan op basis van drie vragen:

  • 1. Heeft de AIVD opnames vernietigd die met een microfoon gemaakt zijn in een pand aan de Antheunisstraat in Den Haag?

  • 2. Welke informatie heeft de AIVD verworven dan wel verwerkt vanaf 2 november 2004 over eventuele handlangers van Mohammed B.?

  • 3. Heeft de AIVD ten onrechte informatie over eventuele handlangers van Mohammed B. niet verstrekt aan het Openbaar Ministerie (OM)?

1. Geen opnames vernietigd

De CTIVD komt op basis van haar onderzoek tot de conclusie dat de AIVD opnames, gemaakt met een microfoon in het pand aan de Antheunisstraat, niet heeft vernietigd. Deze opnames zijn thans nog beschikbaar binnen de dienst.

Zoals de Commissie stelt is het geen standaard praktijk voor de AIVD om microfoonopnames volledig uit te luisteren. Microfoons worden uitgeluisterd als er indicaties zijn dat relevante gesprekken worden gevoerd in de omgeving van de microfoon. Vanwege de maatschappelijk impact van de moord op Theo van Gogh, waardoor er over de kwestie van deze microfoonopnames geen onzekerheid mag bestaan, heeft de AIVD in 2015 alle opnames uitgeluisterd. Dit was mede mogelijk doordat technische ontwikkelingen de slechte opnames uit 2004 beter verstaanbaar maakten.

2. Geen concrete aanwijzingen voor handlangers Mohammed B.

De CTIVD concludeert dat er uit de beschikbare gesprekken geen concrete aanwijzingen naar voren komen dat bepaalde personen op de hoogte waren van, dan wel betrokken waren bij de (voorbereiding van de) moord op Van Gogh. Ook uit de overige informatie waarover de AIVD beschikt, kunnen geen concrete aanwijzingen worden afgeleid dat Mohammed B. handlangers had bij de (voorbereiding van de) moord op Theo van Gogh. Ik acht het van groot belang dat de CTIVD met deze vaststelling vragen wegneemt die leven in de samenleving en in uw Kamer.

3. Proces/procedure informatieoverdracht AIVD aan OM

De Commissie stelt vast dat de AIVD volgens de wet niet verplicht is gegevens te verstrekken aan het OM. De wetsgeschiedenis van de Wiv 2002 (Kamerstuk 25 877, nr. 3, p. 58 (MvT)) stelt volgens de CTIVD echter dat wanneer de AIVD op gegevens stuit over ernstige strafbare feiten, de ruimte hierover geen mededeling te doen aan het OM, «uitermate klein- zo niet nihil is.» Evident onjuiste en evident onbetrouwbare informatie valt hier buiten.

De AIVD heeft in de periode na de moord op Theo van Gogh meerdere ambtsberichten uitgebracht aan het OM over de (vermeende) leden van de Hofstadgroep. De Commissie constateert dat na de moord in de loop der jaren (tussen 2004 en 2011) op verschillende momenten informatie ter beschikking kwam van de AIVD over in totaal vier personen die, naar horen zeggen, mogelijk (voor-)kennis hadden van de plannen van Mohammed B. De CTIVD is van oordeel dat de AIVD op die momenten overleg had moeten voeren met het OM, in casu de Landelijk Officier van Justitie Terrorismebestrijding (LOvJ). De Commissie heeft in tien gevallen niet kunnen vaststellen of dat daadwerkelijk is gebeurd, omdat hier geen verslagen van aangetroffen zijn. De AIVD heeft kort na de moord op Van Gogh over drie van die vier personen diverse ambtsberichten uitgebracht, omdat zij destijds mogelijk een dreiging vormden voor de nationale veiligheid. Van de persoon waarover geen ambtsbericht is uitgebracht, heeft de AIVD de identiteit niet met zekerheid kunnen vaststellen.

Ik heb gezien de conclusie van de CTIVD de DG AIVD gevraagd de bedoelde informatie alsnog te delen met de LOvJ.

Aanbeveling CTIVD: overleg en verslag

De CTIVD beveelt aan in toekomstige gevallen bij informatie over ernstige strafbare feiten als uitgangspunt te nemen dat (voor-) overleg plaatsvindt met de LOvJ om te bezien of deze informatie van belang is voor het OM, voordat de AIVD beslist al dan niet een ambtsbericht uit te brengen. Dit hoeft niet als informatie evident onbetrouwbaar of onjuist is. De Commissie beveelt aan van dit overleg verslag te maken.

Ik neem de aanbeveling van de CTIVD over. De AIVD heeft binnen de grenzen van zijn wettelijke kaders een hechte samenwerkingsrelatie met de LOvJ en er is regelmatig overleg. Ik heb de directeur-generaal AIVD opdracht gegeven erop toe te zien dat van dit overleg verslag wordt gemaakt.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

Naar boven