29 854
De moord op de heer Th. van Gogh

nr. 20
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 6 februari 2007

De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties1 en de vaste commissie voor Justitie2 hebben op 18 januari 2007 overleg gevoerd met minister Remkes van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en minister Hirsch Ballin van Justitie over:

– de brief van de minister d.d. 18 december 2006 inzake Evaluatie overheidsoptreden rondom de moord op de heer Th. van Gogh (29 854, nr. 18);

– de lijst van vragen en antwoorden (29 854, nr. 19).

Van dit overleg brengen de commissies bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissies

De heer Koenders (PvdA) vindt dat de evaluatie in de brief van 18 december 2006 geen recht doet aan de motie van de PvdA die door de Kamer is aangenomen, waarin om een gedegen evaluatie van de periode vóór de moord op Theo van Gogh wordt gevraagd en er op wordt aangedrongen daarbij maximale openbaarheid te betrachten. Er is bijvoorbeeld nog steeds geen antwoord op de vragen 8, 10 en 12, vragen rond de beëindiging van de observatie en de telefoontaps van Mohammed B. Zijn er verder signalen niet goed opgepakt? Zijn er lessen te trekken? Wat is er precies gebeurd in de periode van september 2003 tot aan de moord, een periode waarin Mohammed B al uiterlijke kenmerken van radicalisering vertoonde? Het is nog steeds niet duidelijk of Mohammed B. informant is geweest. Hadden de betrokken overheidsdiensten met de kennis van toen wellicht tot een andere afweging moeten komen bij het leggen van prioriteiten? Uit de rechtszaak blijkt dat Mohammed B. de spil van de Hofstadgroep was, terwijl hij volgens de AIVD een randfiguur was.

Er staat niets nieuws in deze evaluatie en er is geen zelfkritiek van de overheid in terug te vinden. Fouten die eventueel zijn gemaakt, zijn wellicht om heel begrijpelijke redenen gemaakt. Toch is het zeer onbevredigend dat er over deze politieke moord zo veel onduidelijkheid overblijft en er veel vragen in de samenleving en in het parlement overblijven. Deze evaluatie is kortom erg onbevredigend en op grond hiervan kan het parlement geen eindoordeel geven en lessen voor de toekomst trekken. Wellicht moet een onafhankelijke commissie deze zaak nog eens evalueren om die goed te kunnen afronden. De heer Koenders heeft er begrip voor als wordt gezegd dat niet alle informatie in de openbaarheid kan worden gewisseld. Hij benadrukt dat de wens om te evalueren niet voortkomt uit twijfel aan de integriteit van de AIVD, maar uit de wens om precies te weten hoe een en ander is gegaan en om lessen voor de toekomst te kunnen trekken.

De heer Van Haersma Buma (CDA) benadrukt dat het CDA niet vóór de motie-Koenders heeft gestemd, omdat men, net als de regering, de uitslag van het proces tegen de Hofstadgroep wilde afwachten alvorens te evalueren. Een evaluatie zou immers het proces kunnen hinderen. Het heeft de heer Van Haersma Buma daarom verbaasd dat het kabinet nu toch met een evaluatie is gekomen, terwijl het proces tegen de Hofstadgroep nog gaande is. Bovendien suggereert deze brief een evaluatie te zijn, maar is het meer een brief van de minister waarin hij schrijft dat er geen fouten zijn gemaakt. Dat is niet waar de Kamer in de motie om heeft gevraagd. Is dit dé eindevaluatie, of komt er nog een evaluatie na afronding van het proces tegen de Hofstadgroep? De minister schrijft immers dat de uitkomst van de evaluatie nog kan veranderen naar aanleiding van het proces. Deze brief geeft niet het gevoel dat er een degelijke evaluatie van deze belangrijke zaak heeft plaatsgevonden. De vraag blijft bijvoorbeeld onbeantwoord, hoe het mogelijk was dat de persoon die achteraf een centrale rol bleek te spelen, niet goed in het vizier was. Kan de Commissie voor Toezicht betreffende de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (CTIVD) een rol spelen bij een afrondende evaluatie?

Mevrouw Griffith (VVD) heeft bij de beoordeling van de brief van 18 december betrokken dat er in de afgelopen jaren bij diverse gelegenheden zeer uitgebreid over de moord op Theo van Gogh is gerapporteerd. Het is jammer dat de ministers zich er bij het schrijven van deze brief gemakkelijk van heeft afgemaakt door slechts te verwijzen naar eerder bekendgemaakte informatie.

Mohammed B. is de enige die Theo van Gogh heeft vermoord; niet de bewindspersonen of de veiligheidsdiensten hebben dat gedaan. Verder is het belangrijk een onderscheid te maken tussen wat de diensten wisten vóór en ná de moord. Dat onderscheid is niet terug te vinden in de evaluatie. De rechter komt verder tot de conclusie dat Mohammed B. een centrale rol heeft gespeeld, terwijl die volgens de AIVD en het kabinet slechts een facilitator was. Deze inschatting van de AIVD is achteraf gezien onjuist gebleken. Had deze verkeerde inschatting, los van de schuldvraag, niet in de evaluatie aan de orde moeten komen? Er zijn overigens al lessen uit deze zaak getrokken en naar aanleiding ervan zijn maatregelen getroffen. De CTIVD doet ook diepteonderzoeken. Heeft deze commissie zich al met dit dossier beziggehouden?

De heer Brinkman (PVV) benadrukt dat nooit bekend zal worden of Theo van Gogh niet was vermoord als de AIVD Mohammed B. niet tot de periferie, maar tot de kern van de Hofstadgroep had gerekend. Toch is het glashelder dat de AIVD in deze zaak op een verschrikkelijke manier heeft gefaald. Al vóór de moord waren er immers genoeg zaken over Mohammed B. bekend die de AIVD tot de conclusie hadden moeten brengen dat hij tot de kern van de Hofstadgroep behoorde en aan de groep van toen 168 personen in de CT Infobox had moeten worden toegevoegd. Hoe kan het dat de inlichtingendienst Mohammed B. eind oktober 2004 ineens uit het oog verloor? Waarom verschuilt de minister zich bij zijn weigering te zeggen of Mohammed B. aangeboden is informant van de AIVD te worden, achter de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten? In de evaluatiebrief van 18 december 2006 wordt op al deze zaken niet nader ingegaan. De brief heeft het politieke oordeel van de PVV-fractie over het overheidsoptreden in deze zaak geen millimeter veranderd.

De heer Van Raak (SP) constateert dat de AIVD terecht niet kan uitsluiten dat in Nederland mensen het slachtoffer worden van een politieke moord. Het is echter nog steeds niet helemaal duidelijk of de dienst had kunnen voorkomen dat Theo van Gogh werd vermoord. Hoe komt de minister tot de conclusie dat de betrokken diensten met de toenmalige kennis niet tot een andere conclusie hadden kunnen komen dan dat Mohammed B. weliswaar een ideoloog was van de Hofstadgroep, maar geen voorbereidingen trof voor een aanslag? Moet het parlement de minister hierbij op zijn blauwe ogen geloven?

De brief van 18 december 2006 getuigt niet van een voldragen evaluatie. Was de uitwisseling van informatie tussen de AIVD, politie en justitie voldoende? Waarom heeft de AIVD signalen van de politie, dat Mohammed B. aan het radicaliseren was, niet opgepikt? Is er een verband met het gebrek aan communicerend vermogen van de AIVD, waaraan volgens de minister wordt gewerkt? Is de informatie-uitwisseling tussen politie en AIVD inmiddels op orde? Welke lessen zijn er uit deze moord getrokken? Kan de minister bevestigen dat de blik van de AIVD, anders dan vóór de moord, nu wél gericht is op acties van individuen en de bescherming van individuen, naast het werk om grootschalige acties op «soft targets» te voorkomen? Hoe kan worden voorkomen dat jongeren die in Nederland zijn geboren en opgegroeid, met de rug naar de samenleving gaan staan en aanslagen willen plegen?

Mevrouw Azough (GroenLinks) vindt het essentieel dat de vraag van de Kamer gehoor krijgt om een gedegen evaluatie van deze belangrijke zaak met enorme repercussies. De brief van 18 december 2006 is een onvoldoende overtuigende evaluatie en geeft meer een mening van het kabinet weer. De evaluatie geeft geen enkele verklaring van het feit dat de AIVD tot heel andere conclusies is gekomen dan de rechtbank. Had de AIVD destijds tot een andere conclusie kunnen of moeten komen? Onduidelijk blijft wat er precies achteraf bij de rechtbank meer bekend was dan vooraf bij de AIVD. Er moet een manier te vinden zijn om aan de vraag van de Kamer om democratische controle en een degelijke evaluatie tegemoet te komen, terwijl tegelijkertijd geheimhouding van gevoelige informatie voldoende wordt gewaarborgd.

Volgens de brief is er door de moord meer aandacht gekomen voor preventie en het eerder herkennen van radicalisering. Mevrouw Azough vraagt zich af of er daadwerkelijk iets aan preventie is gedaan en of daarvoor de nodige middelen zijn uitgetrokken. Voor terrorismebestrijding is 300 mln. uitgetrokken, voor het voorkomen van radicalisering 3 mln.

Antwoord van de bewindslieden

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties benadrukt dat de minister-president zich bij de algemene politieke beschouwingen, in reactie op vragen van de heren Bos en Wilders, bereid heeft verklaard om een terugblik op te stellen als de juridische procedures zouden zijn afgerond. De Kamer heeft daarna de motie-Koenders aangenomen waarin erop wordt aangedrongen niet met deze evaluatie te wachten totdat alle processen zijn afgerond. Om daaraan tegemoet te komen is de brief van 18 december 2006 opgesteld, ondanks dat het proces tegen de Hofstadgroep nog niet is afgerond. De brief is niet meer dan een terugblik van twee ministers op de gang van zaken vóór 2 november 2004 en de reflectie op de twee strafprocessen, in de vorm zoals die is toegezegd door de minister-president. Het is geen volledige en wetenschappelijk onderbouwde evaluatie. Bij het besluit om niet te wachten totdat alle processen zijn afgerond heeft ook de politieke overweging een rol gespeeld, dat de volgende minister van BZK niet met deze politieke discussie belast zou moeten worden. Door de evaluatie te houden voordat alle processen zijn afgerond, blijft het risico echter bestaan dat er nog aanvullende informatie op tafel komt die de uitkomst van de evaluatie alsnog zou kunnen beïnvloeden. Bij de formulering van de brief is bovendien getracht om het lopende proces niet te beïnvloeden.

Over de moord op Theo van Gogh is bij diverse gelegenheden zeer uitvoering verantwoording afgelegd. De minister bestrijdt het beeld dat sommigen nu schetsen, dat er geen openheid van zaken wordt gegeven en er door de overheid onvolledige informatie wordt verstrekt. Vooral de brief van november 2004 bevat vele details en een uitvoerige tijdslijn. Bovendien is er op diverse tijdstippen de nodige vertrouwelijke informatie over deze zaak naar de commissie IVD gegaan. Er staat inderdaad niet veel nieuwe informatie in de laatste brief, omdat er geen nieuwe informatie is. De Kamer is immers de afgelopen jaren naar eer en geweten en volledig geïnformeerd.

Er is nogal wat informatie via de commissie IVD gelopen. Daarom zegt de minister toe de voorzitter van de commissie IVD voor te stellen dat hij nog eens samen met de leden van deze commissie IVD zal ingaan op alle vragen waarmee de Kamer is blijven zitten. Op deze manier zou volledige parlementaire verantwoording kunnen worden afgelegd en zou de indruk kunnen worden weggenomen – als die al bestaat – dat er rond deze zaak iets te verbergen zou zijn. Het voortdurend twijfel laten bestaan over het functioneren van de overheidsdiensten is bovendien niet goed voor de zaak, de overheid en het antiterrorismebeleid. Het moet iedereen duidelijk zijn dat er ook in de periode vóór de moord door de AIVD op een integere en professionele wijze afwegingen zijn gemaakt.

De minister schetst nog eens uitvoerig de feiten en overwegingen op grond waarvan de AIVD zijn keuzes heeft gemaakt en tot de conclusie is gekomen dat Mohammed B. slechts een faciliterende rol speelde. Op dit punt heeft de commissie IVD meer specifieke informatie ontvangen. Ook benadrukt hij nogmaals dat het onontkoombaar is dat de AIVD keuzes maakt, gegeven de juridische beperkingen en de beperkingen in capaciteit. Feit blijft echter, dat in deze zaak altijd en bij elke evaluatie relevante informatie niet openbaar zal kunnen worden gemaakt. De CTIVD is verder in de eerste plaats in het leven geroepen voor de rechtmatigheidstoetsing. Zij heeft bovendien uitsluitend een taak bij de controle van de AIVD en de MIVD, en niet bij die van andere overheidsdiensten. Bij een uitwisseling over overgebleven vragen binnen de commissie IVD is uiteraard wel een goede afstemming tussen de leden van de commissie IVD en de leden van de Kamercommissie nodig en moeten de vragen waarover meer duidelijkheid gewenst wordt, tevoren nauwkeuriger worden geformuleerd. De minister zal met de CTIVD overleggen of zij zich na afronding van het proces tegen de Hofstadgroep over de zaak wil buigen, of dat ze daarmee al daarvoor wil beginnen.

Ook een minister moet zich houden aan de wet. Op grond van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten kan hij daarom geen mededelingen doen over de vraag of Mohammed B. is aangeboden om informant van de AIVD te worden. Zelfs in de commissie IVD is hij zeer terughoudend met het geven van dit soort informatie. Hij herhaalt een eerdere uitlating, dat de verhalen hierover meer Dichtung dan Wahrheit bevatten.

Er zijn inmiddels lessen getrokken uit de moord op Theo van Gogh. Alle arrestaties van leden van de Hofstadgroep zijn gedaan op grond van ambtsberichten van de AIVD aan de politie. Ook aan de zaak Samir A. ligt uitstekend werk van de AIVD ten grondslag. Het gebruik van de CT Infobox is sterk uitgebreid. Er is meer aandacht voor radicaliserende personen, naast de aandacht voor het voorkomen van aanslagen op soft targets. Bij alle nieuwe maatregelen speelt de capaciteit van de AIVD echter een rol. Na de aanslagen in Madrid en de moord op Theo van Gogh heeft het pleidooi van de minister vóór capaciteitsuitbreiding van de AIVD meer gehoor gekregen.

Ook de minister van Justitie verwacht niet dat er uit het nog lopende proces tegen de Hofstadgroep nog iets naar voren komt dat relevant is voor de uitkomst van de evaluatie. Tenzij er zich omstandigheden voordoen die tot nieuwe inzichten leiden, mag de Kamer ervan uitgaan dat alle informatie gemeld is die van belang is en dat hiermee uitvoering aan de motie-Koenders is gegeven. Mochten er toch nog nieuwe inzichten ontstaan, dan zal de Kamer hierover worden geïnformeerd, maar dit is niet veel meer dan een theoretische mogelijkheid. De Kamer zou er geen gewoonte van moeten maken om, nog voordat het strafrecht zijn loop heeft gehad, de rol van de AIVD te bezien.

De besluitvorming over de persoonsbeveiliging is de laatste jaren verder geprofessionaliseerd. Beslissingen hierover worden namens de minister van Justitie genomen door de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding.

Nadere gedachtewisseling

De heer Koenders (PvdA) waardeert de bereidheid van de minister om in de CTIVD nog eens naar vragen te kijken waarmee de Kamer is blijven zitten.

De heer Van Haersma Buma (CDA) constateert dat er door de regering andere argumenten worden gebruikt om nu met een evaluatie te komen dan er eerder werden gebruikt om de evaluatie uit te stellen. Alle informatie die in de laatste brief staat, was al bekend en heeft geen enkel effect op het nog lopende strafproces. Dat eventuele effect werd eerder door de ministers gebruikt als argument om de evaluatie uit te stellen. Bovendien blijken de ministers nu de zaak zo snel mogelijk te willen afronden om zo snel mogelijk alle twijfel over het functioneren van de AIVD te kunnen wegnemen, terwijl men eerder de afronding juist wilde uitstellen.

Ook de heer Van Haersma Buma is blij met de toezegging om de CTIVD nog eens te laten kijken naar vragen waarmee de Kamer is blijven zitten. Op deze manier wordt via een weinig omslachtige procedure toch nog een min of meer extern onderzoek gedaan.

Ook mevrouw Griffith (VVD) steunt het voorstel van de minister voor een bespreking binnen de CTIVD.

Toezeggingen:

– De ministers zullen de voorzitter van de CTIVD vragen of men bereid is een onderzoek in te stellen naar het overheidsoptreden rondom de moord op de heer Van Gogh.

De fungerend voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Leerdam

De fungerend voorzitter van de vaste commissie voor Justitie,

De Pater-van der Meer

De griffier van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

De Gier


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van Beek (VVD), ondervoorzitter, Van der Staaij (SGP), Blok (VVD), De Pater-van der Meer (CDA), Slob (ChristenUnie), Van Bochove (CDA), Duyvendak (GroenLinks), Gerkens (SP), Spies (CDA), Sterk (CDA), Van der Ham (D66), Haverkamp (CDA), Leerdam (PvdA), voorzitter, Griffith (VVD), Irrgang (SP), Kalma (PvdA), Schinkelshoek (CDA), Jacobi (PvdA), Van der Burg (VVD), Brinkman (PVV), Pechtold (D66), Heerts (PvdA), Van Raak (SP), Thieme (PvdD), Kuiken (PvdA) en Leijten (SP).

Plv. leden: Teeven (VVD), Van der Vlies (SGP) Weekers (VVD), Van de Camp (CDA), Cramer (ChristenUnie), Ormel (CDA), Van Gent (GroenLinks), Polderman (SP), Van Haersma Buma (CDA), Van Heugten (CDA), Van Heugten (CDA), Van Hijum (CDA), Wolbert (PvdA), Zijlstra (VVD), Van Gerven (SP), Van der Veen (PvdA), Çörüz (CDA), Albayrak (PvdA), Ten Broeke (VVD), De Roon (PVV), Van der Ham (D66), Koenders (PvdA), Van Bommel (SP), Bouchibti (PvdA) en De Wit (SP).

XNoot
2

Samenstelling:

Leden: Van de Camp (CDA), Rouvoet (ChristenUnie), De Wit (SP), Van Beek (VVD), Albayrak (PvdA), Van der Staaij (SGP), De Pater-van der Meer (CDA), voorzitter, Çörüz (CDA), Wolfsen (PvdA), Gerkens (SP), Jan de Vries (CDA), Van Haersma Buma (CDA), Van Velzen (SP), Eijsink (PvdA), ondervoorzitter, Azough (GroenLinks), Griffith (VVD), Teeven (VVD), De Roon (PVV), Schinkelshoek (CDA), Verdonk (VVD), Wolbert (PvdA), Pechtold (D66), Thieme (PvdD), Kuiken (PvdA) en Leijten (SP).

Plv. leden: Sterk (CDA), Huizinga-Heringa (ChristenUnie), Langkamp (SP), Weekers (VVD), Koenders (PvdA), Van der Vlies (SGP), Ormel (CDA), Jager (CDA), Gill’ard (PvdA), Roemer (SP), Joldersma (CDA), Donner (CDA), Abel (SP), Dijsselbloem (PvdA), Halsema (GroenLinks), Blok (VVD), Van Miltenburg (VVD), Fritsma (PVV), Schermers (CDA), Zijlstra (VVD), Bouchibti (PvdA), Koşer Kaya (D66), Ouwehand (PvdD), Spekman (PvdA) en Van Gijlswijk (SP).

Naar boven