nr. 11
BRIEF VAN DE MINISTERS VAN JUSTITIE EN VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 24 januari 2005
In de brief van 26 november 2004 met bovengenoemd kenmerk, stelden
de vaste commissies voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en voor
Justitie ons een drietal vragen. Wij beantwoorden die vragen als volgt.
De commissies wilden allereerst weten waarom in het feitenrelaas bij de
brief van 10 november 2004 geen informatie is gegeven over de gebeurtenissen
tussen 21 juli 2004 en 21 september 2004. Bij de samenstelling van
dat feitenrelaas was de opdracht, zoals ook in dat feitenrelaas is weergegeven,
«integraal inzicht te verschaffen omtrent de feitelijke gang van zaken
met betrekking tot het vergaren, analyseren, exploiteren en hanteren van informatie
over de verdachte van de aanslag op Theo van Gogh, de daaraan op enigerlei
wijze verbonden personen en groepen van personen alsmede de bredere context
waarin zij hebben geopereerd [...], in de periode tot het tijdstip van de
aanslag op dinsdag 2 november 2004 alsmede in de periode direct aansluitend
op de aanslag». Het antwoord op uw vraag is dan ook dat in de periode
van 21 juli tot 21 september geen informatie in dit kader beschikbaar
is gekomen.
Vervolgens vroegen de commissies ons informatie over de aangiften die
het dagblad Metro heeft gedaan en welke de afwegingen waren bij de beoordeling
daarvan. Wij verwijzen u daarvoor naar de beantwoording van de schriftelijke
vragen van de leden Dittrich en Van der Laan (beiden D66) en Van Heemst (PvdA)
over de bedreigingen aan het blad Metro (2040504040).
De Minister van Justitie,
J. P. H. Donner
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
J. W. Remkes
Aan de Ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van
Justitie
Den Haag, 26 november 2004
De vaste commissies voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en
voor Justitie verzoeken u in vervolg op de brief van 23 november 2004
(zie uitgaande brief BZK04-44) de volgende vragen te beantwoorden vóór
het algemeen overleg over terrorismebestrijding op 8 december 2004.
Waarom is in het feitenrelaas in de brief van 10 november 2004 (kamerstuk
29 854, nr. 3) geen informatie gegeven over de gebeurtenissen tussen
21 juli en 21 september 2004 (zie ook Just041116)?
Kan informatie worden gegeven over de aangiften die het dagblad Metro
heeft gedaan naar aanleiding van de dreigbrieven? Welke afwegingen met betrekking
tot de voortgang hiervan zijn gemaakt?
De griffier van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
De Gier