29 850
Wijziging van de Wet werk en bijstand in verband met het verlenen van een financiële tegemoetkoming aan personen die een ouderdomspensioen op grond van de AOW ontvangen, alsmede in verband met enige aspecten van de financieringssystematiek

nr. 9
NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 24 november 2004

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel I wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel A komt te luiden:

A

Aan artikel 31, tweede lid, wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel o door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

p. een financiële tegemoetkoming waarop personen met een ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet recht hebben.

2. Onderdeel B vervalt.

B

Artikel II komt te luiden:

ARTIKEL II

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld en kan terugwerken tot en met een in dat besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld. In dat besluit wordt zonodig toepassing gegeven aan artikel 16 van de Tijdelijke referendumwet.

Toelichting

Aanleiding voor deze nota van wijziging is dat de Sociale verzekeringsbank alsnog ook aan personen die een gekort ouderdomspensioen ontvangen, de volledige financiële tegemoetkoming kan en zal gaan verstrekken. Daardoor vervalt de noodzaak tot het verstrekken van een aanvullende financiële tegemoetkoming in het kader van de Wet werk en bijstand (WWB).

Met deze nota van wijziging komt de in artikel I, onderdelen A en B, van het ingediende wetsvoorstel vervatte wijziging van de artikelen 22 en 38 van de WWB te vervallen en wordt voorts geregeld dat de financiële tegemoetkoming waarop personen met een ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet met ingang van 1 januari 2005 recht hebben, wordt opgenomen in artikel 31, tweede lid, van de WWB, zodat deze tegemoetkoming niet tot de middelen van de belanghebbende wordt gerekend.

Tevens is van de gelegenheid gebruik gemaakt om de in artikel II vervatte inwerkingtredingsbepaling te verruimen. Mocht de publicatie van de onderhavige wijziging onverhoopt na 1 januari 2005 plaatsvinden, dan voorziet de thans voorgestelde bepaling erin dat zonodig het tijdstip van inwerkingtreding voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld en dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan zonodig terugwerkende kracht kan worden verleend tot en met 1 januari 2005.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

H. A. L. van Hoof

Naar boven