29 849 Wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en enige andere wetten in verband met de buitengerechtelijke afdoening van strafbare feiten (Wet OM-afdoening)

M BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 19 juni 2018

Met deze brief bied ik uw Kamer het rapport «Evaluatie Wet OM-afdoening»1 aan.

De Wet OM-afdoening maakt het mogelijk om in een strafrechtelijk kader buiten de rechter om straffen op te leggen door het uitvaardigen van een strafbeschikking. De wet is vanaf 1 februari 2008 gefaseerd ingevoerd. Op grond van de Wet OM-afdoening moet aan de Staten-Generaal verslag worden gedaan over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.2 Het aangeboden rapport bevat de uitkomsten van de evaluatie die de Faculteit der Rechtsgeleerdheid van de Universiteit van Amsterdam tussen de zomer van 2016 en april 2018 in opdracht van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum van het Ministerie van Justitie en Veiligheid heeft uitgevoerd.

De bevindingen uit de evaluatie zal ik met onder andere het openbaar ministerie bespreken alvorens met een beleidsreactie te komen. In die reactie zal ik ook stilstaan bij de (resultaten van de) maatregelen die zijn getroffen naar aanleiding van de rapporten van de procureur-generaal bij de Hoge Raad over de toepassing van de strafbeschikking door het openbaar ministerie in de praktijk.3 Conform de aan de Tweede Kamer gedane toezegging zal in de beleidsreactie daarnaast onder meer worden ingegaan op het proces rond de hoge transacties (Aanhangsel Handelingen II 2017/18, nr. 2207). De beleidsreactie wordt dit najaar aan uw Kamer gezonden.

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus


X Noot
1

Ter inzage gelegd op de afdeling Inhoudelijke ondersteuning onder griffie nr. 163295.

X Noot
2

Artikel XXIA van de Wet OM-afdoening.

X Noot
3

Kamerstukken II 2014/15, 29 279, nr. 225; Kamerstukken II 2017/18, 29 279, nr. 399.

Naar boven