29 849
Wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en enige andere wetten in verband met de buitengerechtelijke afdoening van strafbare feiten (Wet OM-afdoening)

nr. 4
OORSPRONKELIJKE TEKST VAN HET VOORSTEL VAN WET EN VAN DE MEMORIE VAN TOELICHTING ZOALS VOORGELEGD AAN DE RAAD VAN STATE EN VOORZOVER NADIEN GEWIJZIGD

I. VOORSTEL VAN WET

In artikel I, onderdeel N, luidde artikel 257d, tweede lid: 2. Indien uitreiking van het afschrift niet in persoon plaatsvindt, wordt het afschrift toegezonden aan het in de basisadministratie persoonsgegevens vermelde adres van de verdachte. In het geval de verdachte zelf bij zijn verhoor een ander adres heeft opgegeven, deze opgave door de verdachte is ondertekend en hij te kennen heeft gegeven mededelingen over de strafzaak aldaar te willen ontvangen, wordt tevens een afschrift aan dat adres toegezonden.

In artikel I, onderdeel N, stond in artikel 257d, derde lid, na »lid van de rederij» in plaats van «of»:, dan wel aan. De laatste zin van dat lid luidde: In het geval een bestuurder, aansprakelijke vennoot of de boekhouder of een lid van de rederij bij een verhoor een ander adres heeft opgegeven, deze opgave heeft ondertekend en te kennen heeft gegeven dat de rechtspersoon, de maatschap of vennootschap zonder rechtspersoonlijkheid, het doelvermogen of de rederij mededelingen over de strafzaak aldaar wil ontvangen, wordt tevens een afschrift aan dat adres toegezonden.

In artikel I, onderdeel N, stond in artikel 257d, vijfde lid, in plaats van «strafbeschikking toegezonden»: strafbeschikking gezonden.

In artikel I, onderdeel N, stond in artikel 257e, tweede lid, in plaats van «ander parket»: parket dat niet in de strafbeschikking vermeld wordt.

In artikel I, onderdeel N, stond in artikel 257e, vierde lid, eerste volzin, achter «naam»: en woon- of verblijfplaats. De tweede volzin van dat lid luidde: De verdachte kan tevens een postadres opgeven.

In artikel I, onderdeel N, luidde artikel 257e, achtste lid, derde en vierde volzin: Een afschrift van de beschikking waarbij de strafbeschikking wordt ingetrokken of gewijzigd wordt aan de verdachte uitgereikt of gezonden naar het in de basisadministratie persoonsgegevens vermelde adres van de verdachte, alsmede aan het door de verdachte bij verhoor of doen van verzet opgegeven adres of postadres.

In artikel I, onderdeel N, luidde artikel 257f, eerste lid, vierde volzin: Indien het bij het verzet opgegeven adres afwijkt van het adres waar de verdachte als ingezetene is ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens dan wel een postadres is opgegeven, en de oproeping niet in persoon is betekend, wordt de oproeping tevens per brief aan het opgegeven adres dan wel postadres gezonden.

In artikel I, onderdeel N, eindigde artikel 257f, vierde lid, eerste volzin, met een zinsnede, luidende: en de strafbeschikking ten uitvoer gelegd of verder ten uitvoer gelegd.

In artikel IV, onderdeel B, stond in artikel 76, eerste lid, in plaats van «namens dat bestuur»: namens hen.

In artikel XIII stond in plaats van «de wet van 9 juli 2004» «het bij koninklijke boodschap van 26 juni 2003 ingediende voorstel van wet» en in plaats van «(Stb. 351)»: (28 980), tot wet verheven,.

II. MEMORIE VAN TOELICHTING

In onderdeel 1 ontbrak de zevende alinea (beginnende met «Het loslaten»). In de daarop volgende alinea stond «500 000» in plaats van «700 000». De tiende alinea (beginnende met «Zo blijft») ontbrak, evenals de dertiende (beginnende met «Ik teken») en de vijftiende alinea (beginnende met «In een later») en de laatste drie alinea's (vanaf «De Raad van State») van dat onderdeel.

In onderdeel 3.5 ontbrak aan het slot van de alinea die begint met «Het OM»: (Kamerstukken II 2003/04, 29 702).

In onderdeel 3.7 stond in de zesde alinea (beginnende met «Tegelijkertijd») in de laatste zin in plaats van «en bij ontdekking op heterdaad onmiddellijk een afschrift daarvan kunnen uitreiken»: en deze bij ontdekking op heterdaad onmiddellijk kunnen uitreiken. In de vijftiende alinea (beginnende met «Bij het nader overleg») stond in de laatste zin in plaats van «het afschrift per brief wordt toegezonden»: de uitreiking per brief plaatsvindt. In de zeventiende alinea (beginnende met «Aangestipt zij») stond aan het slot van de tweede zin in plaats van «als de brieven correct verzonden zijn»: als zij verzonden zijn naar diens GBA-adres alsmede, indien van toepassing, een opgegeven adres.

In onderdeel 3.8 stond in de elfde alinea (beginnende met «Mogelijk is») in plaats van de derde, vierde en vijfde zin een zin die luidde: Een afschrift van de beschikking waarbij de strafbeschikking wordt ingetrokken of gewijzigd wordt in dat geval aan de verdachte uitgereikt of gezonden naar het in de basisadministratie persoonsgegevens vermelde adres van de verdachte alsmede aan het door de verdachte bij verhoor of doen van verzet opgegeven adres of postadres. In de veertiende alinea (beginnende met «In verband met») stond in de vijfde zin in plaats van «letter, ratio en wetsgeschiedenis»: letter en ratio. De daarop volgende zinnen van die alinea ontbraken.

In onderdeel 3.9 ontbrak in de eerste alinea: in Nederland. In de derde alinea (beginnende met «Bijzondere voorzieningen») stond in de eerste zin in plaats van «strafbeschikking«: strafbeschikkingen.

In onderdeel 4 stond in de negende alinea in plaats van «700 000»: 500 000.

Onderdeel 6 ontbrak en de onderdelen 7 en 8 waren genummerd 6 en 7.

In onderdeel 8 ontbrak in de derde alinea: , naar de gegevens van 2002.

In de artikelsgewijze toelichting op artikel I, onderdeel A, B, C, ontbraken de derde tot en met de zevende zin.

In de toelichting op artikel I, onderdeel N, luidde in de toelichting op artikel 257d in de tweede alinea (beginnende met «Vindt uitreiking») de tweede zin: In het geval de verdachte zelf bij zijn verhoor een ander adres heeft opgegeven, deze opgave heeft ondertekend, en daarbij te kennen heeft gegeven mededelingen over de strafzaak aldaar te willen ontvangen, wordt ook aan dat adres een afschrift toegezonden. De vierde zin ontbrak en in de vijfde zin ontbrak: of woon- of verblijfplaats.

In de daarop volgende toelichting op artikel 257e stond in de achtste alinea (beginnende met «Bij het verzet») in de eerste zin in plaats van «naam»: naam en woon- of verblijfplaats. De tweede zin ontbrak. In de negende alinea stond in de tweede zin in plaats van «naam»: naam en woonof verblijfplaats. De vijfde tot en met de voorlaatste zin van die alinea luidden «De vermelding van de woon- of verblijfplaats is verder van belang voor de betekening van de oproeping voor de terechtzitting. Ingevolge het voorgestelde artikel 257f, eerste lid, Sv, dient de oproeping in het geval dit adres afwijkt van het adres waar de verdachte is ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie, en de oproeping niet in persoon is betekend, tevens aan het opgegeven adres te worden verzonden. Dit is slechts anders indien de verdachte een postadres heeft opgegeven, een mogelijkheid die in het voorgestelde artikel 257e, vierde lid, Sv expliciet geboden wordt. Is een postadres opgegeven dan dient deze mededelingbehalve aan het GBA-adres – tevens aan dat postadres gezonden te worden.» In de twaalfde alinea (beginnende met »Het voorgestelde») luidden de laatste twee zinnen: Een afschrift van de beschikking waarbij de strafbeschikking wordt ingetrokken of gewijzigd wordt aan de verdachte uitgereikt of gezonden naar het GBA-adres van de verdachte alsmede aan het door de verdachte opgegeven adres of postadres. Daarbij wordt, in het geval de verdachte zowel bij een verhoor als bij het doen van verzet een afwijkend adres of postadres heeft opgegeven, de laatste opgave als uitgangspunt genomen.

In de toelichting op artikel I, onderdeel Q, ontbrak in de eerste alinea de voorlaatste zin.

In de toelichting op artikel I, onderdeel FF, ontbrak de laatste alinea.

Naar boven