29 849
Wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en enige andere wetten in verband met de buitengerechtelijke afdoening van strafbare feiten (Wet OM-afdoening)

nr. 21
AMENDEMENT VAN HET LID GRIFFITH

Ontvangen 25 april 2005

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

I

Na artikel V wordt een artikel ingevoegd, luidende:

ARTIKEL VA

Artikel 2, eerste lid, van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften wordt als volgt gewijzigd:

1. In de eerste zin wordt «worden» vervangen door «kunnen» en wordt voor «opgelegd» ingevoegd: worden.

2. De tweede zin komt te luiden: Ingeval een administratiefrechtelijke sanctie wordt opgelegd zijn voorzieningen van strafrechtelijke of strafvorderlijke aard uitgesloten.

II

Na artikel VA wordt een artikel ingevoegd, luidende:

ARTIKEL VB

In artikel 154 van de Gemeentewet vervalt het derde lid, onder vernummering van het vierde lid tot derde lid.

Toelichting

Dit amendement strekt ertoe de strafbare feiten die thans exclusief door de wet Mulder bestreken worden ook toegankelijk te maken voor het «gewone» strafrecht. Daardoor zouden – met de strafbeschikking in de hand – in de toekomst notoire recidivisten die worden aangehouden door de politie beter aangepakt kunnen worden.

De Wet Mulder, of ook: Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (verder WAHV) kent in zijn huidige vorm een vrij strikte afgrenzing van strafrechtelijke en administratiefrechtelijke handhaving. Ter zake van de in de bijlage bij deze wet omschreven gedragingen worden administratieve sancties opgelegd; voorzieningen van strafrechtelijke en strafvorderlijke aard zijn uitgesloten, zo volgt uit het eerste lid van artikel 2 WAHV. Uit het tweede lid volgt evenwel dat strafrechtelijke handhaving wel aangewezen is bij gedragingen waarbij letsel aan personen is ontstaan of schade aan goederen is toegebracht.

Het komt wenselijk voor dat de mogelijkheden zullen worden onderzocht om de WAHV in de OM-afdoening te integreren. Dit amendement wil dit streven ondersteunen en deels reeds realiseren door in het algemeen mogelijk te maken dat de opsporingsambtenaar – binnen richtlijnen van het OM – kan kiezen tussen een WAHV-afdoening en strafrechtelijke afdoening. De rol van het strafrecht is dan derhalve niet langer beperkt tot de situatie van schade of letsel. Aangetekend zij daarbij overigens dat artikel 5 WVW nu ook in veel gevallen een handvat biedt voor strafvervolging bij verkeersovertredingen. Strafrechtelijke afdoening, die door de OM-afdoening efficiënter wordt, kan vooral in de rede liggen als er een bekende verdachte is. De overtreding kan in dat geval worden geregistreerd in de justitiële documentatie, en daarmee tot een hogere bestraffing bij – veelvuldige – recidive leiden. Aan de efficiëntie van de afdoening wordt door dit voorstel niet afgedaan, nu WAHV-afdoening in dezelfde gevallen mogelijk blijft.

Bij de voorgestelde aanpassing van de verhouding tussen strafrechtelijke en administratiefrechtelijke afdoening van verkeersovertredingen kan ook de daarop geënte bepaling in de Gemeentewet vervallen.

Griffith

Naar boven