29 849
Wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en enige andere wetten in verband met de buitengerechtelijke afdoening van strafbare feiten (Wet OM-afdoening)

nr. 2
VOORSTEL VAN WET

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is het wettelijk kader voor buitengerechtelijke afdoening van strafzaken aan te passen en de mogelijkheden te verruimen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

Het Wetboek van Strafvordering wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 12, eerste lid, komt te luiden:

1. Wordt een strafbaar feit niet vervolgd, de vervolging niet voortgezet, of vindt de vervolging plaats door het uitvaardigen van een strafbeschikking, dan kan de rechtstreeks belanghebbende daarover schriftelijk beklag doen bij het gerechtshof, binnen het rechtsgebied waarvan de beslissing tot niet vervolging of niet verdere vervolging is genomen, dan wel de strafbeschikking is uitgevaardigd. Indien de beslissing is genomen door de officier van justitie bij het landelijk parket, is het gerechtshof te 's-Gravenhage bevoegd.

B

Aan artikel 12i, eerste lid, wordt een volzin toegevoegd, luidend: Tenzij het gerechtshof anders bepaalt, kan de vervolging niet worden ingesteld of voortgezet door het uitvaardigen van een strafbeschikking.

C

Artikel 12k komt te luiden:

Artikel 12k

1. Indien een strafbeschikking is uitgevaardigd moet het beklag worden gedaan binnen drie maanden na de datum waarop de rechtstreeks belanghebbende daarmee bekend is geworden.

2. Het beklag kan ook na deze termijn worden gedaan, indien de strafbeschikking niet volledig ten uitvoer wordt gelegd.

D

Aan artikel 33 wordt een zinsnede toegevoegd, luidend: dan wel een strafbeschikking is uitgevaardigd.

E

Artikel 51f, eerste lid, komt te luiden:

1. Indien de officier van justitie een vervolging instelt of voortzet, doet hij de benadeelde partij daarvan zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling. Indien de zaak ter terechtzitting zal worden behandeld, deelt de officier van justitie de benadeelde partij zo spoedig mogelijk het tijdstip van behandeling mee.

F

In artikel 67a, tweede lid, onderdeel 3o, wordt na «is veroordeeld» ingevoegd: dan wel bij onherroepelijke strafbeschikking een taakstraf is opgelegd.

G

In artikel 138 wordt de zinsnede «Worden verstaan: onder rechterlijke beslissingen zoowel de beschikkingen als de uitspraken; onder beschikkingen de niet op de terechtzitting gegeven beslissingen;» vervangen door: Worden verstaan: onder beschikkingen de niet op de terechtzitting gegeven beslissingen; onder rechterlijke beslissingen zowel de beschikkingen van een rechter als de uitspraken;.

H

Artikel 167 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt na «plaats hebben» ingevoegd: , door het uitvaardigen van een strafbeschikking of anderszins.

2. Aan het tweede lid wordt een zin toegevoegd, luidend: Het openbaar ministerie kan, onder het stellen van bepaalde voorwaarden, de beslissing of vervolging plaats moet hebben voor een daarbij te bepalen termijn uitstellen.

I

In artikel 242, eerste lid, wordt na «plaats hebben» ingevoegd: , door het uitvaardigen van een strafbeschikking of anderszins.

J

Aan het slot van artikel 244, eerste lid, wordt een zinsnede toegevoegd, luidend: , hetzij de verdachte een strafbeschikking uitreiken of toezenden.

K

Artikel 245 wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan het slot van het eerste lid wordt een zinsnede toegevoegd, luidend: , hetzij hem een strafbeschikking uitreiken of toezenden.

2. In het tweede lid wordt «kennisgeving of dagvaarding» vervangen door: kennisgeving, dagvaarding of het uitvaardigen van een strafbeschikking.

3. In het vierde lid wordt «kennisgeving of dagvaarding» vervangen door: kennisgeving, dagvaarding of het uitvaardigen van een strafbeschikking.

L

In artikel 255, eerste lid, wordt «weder» vervangen door: opnieuw.

M

Na artikel 255 wordt een artikel ingevoegd, luidend:

Artikel 255a

1. Indien tegen de verdachte een strafbeschikking is uitgevaardigd die volledig ten uitvoer is gelegd, kan hij, behoudens het bepaalde bij artikel 12i, ter zake van hetzelfde feit niet opnieuw in rechten worden betrokken.

2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing indien de officier van justitie een strafbeschikking intrekt.

3. Indien de verdachte wegens een in een strafbeschikking vermeld feit wordt gedagvaard, is de strafbeschikking niet meer voor tenuitvoerlegging vatbaar. De tenuitvoerlegging die reeds is aangevangen, wordt geschorst of opgeschort.

N

Na titel IV van het Tweede Boek wordt een titel ingevoegd, luidend:

TITEL IVA

VERVOLGING DOOR EEN STRAFBESCHIKKING

EERSTE AFDELING

DE STRAFBESCHIKKING

Artikel 257a

1. De officier van justitie kan een strafbeschikking uitvaardigen indien het strafbare feit een overtreding betreft of een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving gevangenisstraf is gesteld van niet meer dan zes jaar.

2. De volgende straffen en maatregelen kunnen worden opgelegd:

a. een taakstraf van ten hoogste honderdtachtig uren;

b. een geldboete;

c. onttrekking aan het verkeer;

d. de verplichting tot betaling aan de staat van een som gelds ten behoeve van het slachtoffer;

e. ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor ten hoogste zes maanden.

3. Voorts kan de strafbeschikking aanwijzingen bevatten waaraan de verdachte moet voldoen. De aanwijzingen mogen de vrijheid van de verdachte zijn godsdienst of levensovertuiging te belijden en de staatkundige vrijheid niet beperken. Zij kunnen inhouden:

a. afstand van voorwerpen die in beslag zijn genomen en vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer;

b. uitlevering, of voldoening aan de staat van de geschatte waarde, van voorwerpen die vatbaar zijn voor verbeurdverklaring;

c. voldoening aan de staat van een geldbedrag of overdracht van in beslag genomen voorwerpen ter gehele of gedeeltelijke ontneming van het ingevolge artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht voor ontneming vatbare wederrechtelijk verkregen voordeel;

d. storting van een vast te stellen som gelds in het schadefonds geweldsmisdrijven of ten gunste van een instelling die zich ten doel stelt belangen van slachtoffers van strafbare feiten te behartigen, waarbij het bedrag niet hoger kan zijn dan de geldboete die ten hoogste voor het feit kan worden opgelegd;

e. andere aanwijzingen, het gedrag van de verdachte betreffend, waaraan deze gedurende een bij de strafbeschikking te bepalen proeftijd van ten hoogste een jaar heeft te voldoen.

4. De strafbeschikking is schriftelijk en vermeldt:

a. de naam en het van de verdachte bekende adres;

b. een opgave van het feit als bedoeld in artikel 261, eerste en tweede lid, dan wel een korte omschrijving van de gedraging ter zake waarvan de strafbeschikking wordt uitgevaardigd, alsmede de tijd waarop en de plaats waar deze gedraging werd verricht;

c. het strafbare feit dat deze gedraging oplevert;

d. de opgelegde straffen, maatregelen en aanwijzingen;

e. de dag waarop zij is uitgevaardigd;

f. de wijze waarop verzet kan worden ingesteld;

g. de wijze van tenuitvoerlegging.

TWEEDE AFDELING

OPLEGGING DOOR OPSPORINGSAMBTENAREN

Artikel 257b

1. Bij algemene maatregel van bestuur kan aan daartoe aan te wijzen opsporingsambtenaren in bij die algemene maatregel van bestuur aangewezen zaken betreffende overtredingen tot wederopzeggens de bevoegdheid worden verleend een strafbeschikking uit te vaardigen waarin een geldboete wordt opgelegd.

2. Voorts kan bij algemene maatregel van bestuur aan daartoe aan te wijzen opsporingsambtenaren in bij die algemene maatregel van bestuur aangewezen zaken betreffende misdrijven waarop naar de wettelijke omschrijving gevangenisstraf is gesteld van niet meer dan zes jaar, welke van eenvoudige aard zijn, begaan door personen die de leeftijd van achttien jaren hebben bereikt, tot wederopzeggens de bevoegdheid worden verleend een strafbeschikking uit te vaardigen waarin een geldboete van ten hoogste € 350 wordt opgelegd.

3. De ambtenaren bekleed met de bevoegdheid, bedoeld in het eerste en tweede lid, maken hiervan gebruik volgens richtlijnen, vast te stellen door het College van procureurs-generaal. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden voorschriften gegeven met betrekking tot de aanwijzing van opsporingsambtenaren, het toezicht op de wijze waarop zij van de hun verleende bevoegdheden gebruik maken alsmede de intrekking van de aanwijzing van een opsporingsambtenaar.

DERDE AFDELING

WAARBORGEN BIJ DE OPLEGGING

Artikel 257c

1. Een strafbeschikking houdende een taakstraf dan wel een ontzegging van de bevoegdheid, motorrijtuigen te besturen, wordt slechts uitgevaardigd indien de verdachte door de officier van justitie is gehoord en daarbij heeft verklaard bereid te zijn de straf te voldoen. De verdachte wordt uiterlijk bij de aanvang van het horen gewezen op de mogelijkheid om toevoeging van een raadsman te verzoeken.

2. Een strafbeschikking houdende betalingsverplichtingen uit hoofde van geldboete en schadevergoedingsmaatregel, die afzonderlijk of gezamenlijk meer belopen dan € 2000, wordt slechts uitgevaardigd indien de verdachte, bijgestaan door een raadsman, daaraan voorafgaand is gehoord door de officier van justitie die de strafbeschikking uitvaardigt.

3. Van het horen van de verdachte overeenkomstig het eerste of tweede lid wordt een schriftelijk verslag opgemaakt.

4. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen aan het opleggen en ten uitvoer leggen van straffen, maatregelen en aanwijzingen in een strafbeschikking nadere voorwaarden worden gesteld.

VIERDE AFDELING

UITREIKEN EN TOEZENDEN VAN DE STRAFBESCHIKKING

Artikel 257d

1. Een afschrift van de strafbeschikking wordt zo veel mogelijk in persoon aan de verdachte uitgereikt. Met een uitreiking in persoon wordt gelijkgesteld de weigering van de verdachte om het afschrift in ontvangst te nemen.

2. Indien uitreiking van het afschrift niet in persoon plaatsvindt, wordt het afschrift toegezonden aan het in de basisadministratie persoonsgegevens vermelde adres van de verdachte dan wel, indien deze niet als ingezetene is ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens, aan de woon- of verblijfplaats van de verdachte. Indien de verdachte bij zijn eerste verhoor in de desbetreffende strafzaak aan de verhorende ambtenaar een ander adres in Nederland heeft opgegeven waaraan mededelingen over de strafzaak kunnen worden toegezonden, wordt tevens een afschrift aan dat adres toegezonden.

3. Indien de verdachte een rechtspersoon, een maatschap of vennootschap zonder rechtspersoonlijkheid, een doelvermogen of een rederij is, kan het afschrift worden uitgereikt aan onderscheidenlijk een bestuurder van de rechtspersoon, een aansprakelijke vennoot, een bestuurder van het doelvermogen, de boekhouder of een lid van de rederij, dan wel aan een persoon die gemachtigd is het afschrift in ontvangst te nemen. Het afschrift wordt in deze gevallen geacht in persoon aan de verdachte uitgereikt te zijn. Indien uitreiking van het afschrift niet op deze wijze plaatsvindt, wordt het toegezonden aan een van de verdachte bekend adres. Als zodanig worden aangemerkt de woonplaats van de rechtspersoon, de plaats van het kantoor van de rechtspersoon, de maatschap of vennootschap zonder rechtspersoonlijkheid, het doelvermogen of de rederij, alsmede het in de basisadministratie persoonsgegevens vermelde adres van elk der bestuurders, aansprakelijke vennoten of de boekhouder en elk der leden van de rederij. Indien een bestuurder, aansprakelijke vennoot of de boekhouder of een lid van de rederij bij zijn eerste verhoor in de desbetreffende strafzaak aan de verhorende ambtenaar een ander adres in Nederland heeft opgegeven waaraan mededelingen over de strafzaak kunnen worden toegezonden, wordt tevens een afschrift aan dat adres toegezonden.

4. Toezending vindt plaats bij brief. Toezending van strafbeschikkingen houdende betalingsverplichtingen uit hoofde van geldboete en schadevergoedingsmaatregel die afzonderlijk of gezamenlijk meer belopen dan € 2000, geschiedt bij aangetekende brief. Van elke uitreiking of toezending wordt aantekening gehouden op de wijze, bij algemene maatregel van bestuur bepaald.

5. Indien bij de officier van justitie opgave is gedaan overeenkomstig artikel 51b, eerste lid, wordt aan de benadeelde partij een afschrift van de strafbeschikking toegezonden. Voorts wordt een afschrift toegezonden aan de rechtstreeks belanghebbende die de officier van justitie bekend is.

VIJFDE AFDELING

HET DOEN VAN VERZET

Artikel 257e

1. Tegen een strafbeschikking kan de verdachte verzet doen binnen veertien dagen nadat het afschrift in persoon aan hem is uitgereikt, dan wel zich anderszins een omstandigheid heeft voorgedaan waaruit voortvloeit dat de strafbeschikking hem bekend is. Verzet kan niet worden gedaan indien de verdachte afstand heeft gedaan van de bevoegdheid daartoe door vrijwillig aan de strafbeschikking te voldoen. Verzet kan voorts niet worden gedaan indien de verdachte, bijgestaan door een raadsman, schriftelijk afstand heeft gedaan van de bevoegdheid daartoe.

2. Het verzet wordt gedaan bij het parket dat in de strafbeschikking vermeld wordt. Wordt het verzet gedaan bij een ander parket , dan wordt het doorgeleid naar een officier van justitie die het verzet bij een bevoegde rechter aanhangig kan maken.

3. Het verzet kan door de verdachte, een advocaat die verklaart bepaaldelijk door hem te zijn gevolmachtigd, alsmede een bij bijzondere volmacht schriftelijk gemachtigde in persoon op het parket worden gedaan. In dat geval kan aanstonds een oproeping van de verdachte worden betekend om tegen een bepaalde datum ter terechtzitting te verschijnen voor de behandeling van het verzet. De verdachte alsmede een advocaat die verklaart bepaaldelijk door hem te zijn gevolmachtigd kunnen schriftelijk verzet doen bij een aan de officier van justitie gerichte, ondertekende brief. Op de brief wordt onverwijld dag en uur van ontvangst aangetekend. Zij wordt bij de processtukken gevoegd.

4. Bij het verzet worden opgegeven de naam van de verdachte, alsmede een nauwkeurige aanduiding of kopie van de strafbeschikking waartegen het beroep zich richt. De verdachte kan een adres in Nederland opgeven waaraan mededelingen over de strafzaak kunnen worden toegezonden. Bij het verzet kunnen schriftelijk bezwaren tegen de strafbeschikking worden opgegeven.

5. Van het doen van verzet wordt door het openbaar ministerie een akte opgemaakt. Indien het verzet in persoon wordt gedaan, wordt de akte mede ondertekend door degene die het doet. Indien deze niet kan tekenen, wordt de oorzaak van het beletsel vermeld. De bijzondere volmacht, in het derde lid vermeld, wordt aan de akte gehecht. De akte wordt bij de processtukken gevoegd.

6. Van ieder verzet wordt dadelijk aantekening gedaan in een daartoe bestemd register hetwelk door belanghebbenden kan worden ingezien. Indien het verzet in persoon wordt gedaan, wordt desgevraagd terstond een kopie van de akte uitgereikt.

7. Uiterlijk tot de aanvang van de behandeling van het verzet ter terechtzitting kan degene die het heeft gedaan, dat intrekken. Deze intrekking brengt mede afstand van de bevoegdheid om het rechtsmiddel opnieuw aan te wenden. Intrekking geschiedt met overeenkomstige toepassing van het tweede tot en met zesde lid.

8. De strafbeschikking kan schriftelijk worden ingetrokken of gewijzigd door een officier van justitie die bevoegd is om een daartegen gedaan verzet ter kennis van de rechtbank of de kantonrechter te brengen. Een wijziging waardoor de feitsomschrijving niet langer hetzelfde feit, in de zin van artikel 68 van het Wetboek van Strafrecht, zou inhouden, is niet toegestaan. Een afschrift van de beschikking waarbij de strafbeschikking wordt ingetrokken of gewijzigd wordt aan de verdachte uitgereikt of aan hem toegezonden met overeenkomstige toepassing van artikel 257d, tweede en derde lid. Indien de verdachte bij het doen van verzet een ander adres heeft opgegeven, wordt een afschrift aan dat adres toegezonden en blijft toezending aan het bij het eerste verhoor opgegeven adres achterwege. Tegen een gewijzigde strafbeschikking kan verzet worden gedaan met overeenkomstige toepassing van het tweede tot en met zesde lid. Een reeds gedaan verzet wordt geacht te zijn gericht tegen de gewijzigde strafbeschikking, tenzij vrijwillig aan de gewijzigde strafbeschikking wordt voldaan.

ZESDE AFDELING

DE BEHANDELING VAN HET VERZET

Artikel 257f

1. De officier van justitie brengt, tenzij hij de strafbeschikking intrekt, het verzet en de processtukken ter kennis van de rechtbank. Hij roept de verdachte voor de terechtzitting op; tussen de dag waarop de oproeping aan de verdachte is betekend en die der terechtzitting moeten ten minste tien dagen verlopen. Artikel 265, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing. Indien bij het verzet een adres in Nederland is opgegeven dat afwijkt van het adres waar de verdachte als ingezetene is ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens, wordt een afschrift van de oproeping aan het opgegeven adres toegezonden, tenzij de oproeping inmiddels aan de verdachte in persoon is uitgereikt. Een rechtsgeldige betekening met inachtneming van het in de vorige zin bepaalde binnen zes weken nadat verzet is gedaan, wordt met een betekening in persoon gelijkgesteld.

2. Bij gebreke van een betekening overeenkomstig het eerste lid, wordt door de rechter de oproeping tegen een nieuwe rechtsdag bevolen, tenzij de verdachte is verschenen. In dit laatste geval wordt, indien de verdachte in het belang van zijn verdediging uitstel verzoekt, het onderzoek voor bepaalde tijd geschorst.

3. De behandeling der zaak vindt plaats overeenkomstig de zesde, zevende of achtste titel van het Tweede Boek. De omschrijving van de gedraging in de oproeping wordt daarbij als tenlastelegging aangemerkt. Deze is gelijk aan de korte omschrijving van de gedraging in de strafbeschikking of betreft een opgave van hetzelfde feit die aan de eisen van artikel 261, eerste en tweede lid, beantwoordt. In afwijking in zoverre van artikel 349, eerste lid, kan de nietigheid van de oproeping worden uitgesproken.

4. Indien het verzet niet tijdig of onbevoegdelijk is gedaan dan wel niet aan de vereisten van artikel 257e, vierde lid, is voldaan, wordt het niet ontvankelijk verklaard. Indien de rechter de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie uitspreekt, dan wel de verdachte vrijspreekt, ontslaat van alle rechtsvervolging of veroordeelt, vernietigt hij de strafbeschikking.

ZEVENDE AFDELING

DE TENUITVOERLEGGING

Artikel 257g

1. De tenuitvoerlegging van de strafbeschikking kan eerst geschieden veertien dagen na de uitreiking in persoon of toezending van het afschrift van de strafbeschikking, tenzij afstand wordt gedaan van de bevoegdheid verzet te doen.

2. Door verzet tegen de strafbeschikking wordt de tenuitvoerlegging geschorst of opgeschort, tenzij naar het oordeel van het openbaar ministerie vaststaat dat het verzet na het verstrijken van de daarvoor gestelde termijn is gedaan. Bij de behandeling van het verzet kan de rechter op verzoek van de verdachte bepalen dat de tenuitvoerlegging van de strafbeschikking dient te worden geschorst of opgeschort. De schorsing of opschorting van de tenuitvoerlegging neemt een einde indien het verzet niet ontvankelijk wordt verklaard.

ACHTSTE AFDELING

OPENBAARHEID

Artikel 257h

1. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen categorieën strafbeschikkingen ter zake van misdrijven worden aangewezen die op daarbij te bepalen wijze openbaar worden gemaakt.

2. De officier van justitie verstrekt desgevraagd een afschrift van een strafbeschikking aan ieder ander dan de verdachte of zijn raadsman, tenzij verstrekking naar het oordeel van de officier van justitie ter bescherming van de belangen van degene ten aanzien van wie de strafbeschikking is uitgevaardigd of van de derden die in de strafbeschikking worden genoemd, geheel of gedeeltelijk dient te worden geweigerd. In het laatste geval kan de officier van justitie een geanonimiseerd afschrift van de strafbeschikking verstrekken.

3. Indien binnen veertien dagen geen afschrift dan wel een geanonimiseerd afschrift wordt verstrekt, kan de verzoeker een klaagschrift indienen bij de officier van justitie, die het klaagschrift en de processtukken onverwijld ter kennis brengt van de rechtbank. De procesdeelnemers zijn, in afwijking van artikel 23, vierde lid, niet bevoegd van de inhoud van de processtukken kennis te nemen dan voorzover de rechtbank zulks toestaat.

O

Artikel 258, vierde lid, vervalt, onder vernummering van het vijfde en zesde lid tot vierde en vijfde lid.

P

In artikel 314a, eerste lid, wordt voor «artikel 261, derde lid,» ingevoegd «artikel 257a, vierde lid, of» en wordt «dat artikel» vervangen door: artikel 261.

Q

Voor artikel 355 wordt een artikel ingevoegd, dat luidt:

Artikel 354a

1. Indien ter zake van hetzelfde feit een strafbeschikking is voorafgegaan, doch geen verzet is gedaan, vernietigt de rechter de strafbeschikking indien hij de verdachte vrijspreekt, ontslaat van alle rechtsvervolging of veroordeelt. Indien de rechter de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie uitspreekt, kan hij de strafbeschikking vernietigen.

2. Indien de strafbeschikking reeds geheel of ten dele ten uitvoer is gelegd, dan houdt de rechtbank daar bij het bepalen van de op te leggen straf of maatregel rekening mee.

R

In artikel 399, eerste lid, onder a, wordt na «dagvaarding» ingevoegd: of oproeping.

S

In artikel 408, eerste lid, onder a, wordt na «dagvaarding» ingevoegd: of oproeping.

T

In artikel 432, eerste lid, onder a, wordt na «dagvaarding» ingevoegd: of oproeping.

U

In artikel 449, eerste lid, wordt «Verzet wordt gedaan,» vervangen door: Voor zover de wet niet anders bepaalt wordt verzet gedaan en.

V

Artikel 552ab wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «de oplegging van voorwaarden als bedoeld in artikel 74, tweede lid, onder b, c of d, van het Wetboek van Strafrecht» vervangen door «het uitvaardigen van een strafbeschikking houdende aanwijzingen als bedoeld in artikel 257a, derde lid, onder a, b of c» en wordt «de voorwaarden heeft opgelegd» vervangen door: de aanwijzingen heeft gegeven.

2. In het tweede lid wordt «gestelde voorwaarden» vervangen door: gegeven aanwijzingen.

W

In artikel 552b, eerste lid, wordt voor «veroordeelde» ingevoegd: verdachte of.

X

Artikel 561 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste en vierde lid wordt voor «het vonnis» ingevoegd: de strafbeschikking of.

2. Aan het slot van het tweede lid wordt een zin toegevoegd, luidend: De verdachte behoeft niet nader te worden ingelicht indien in de strafbeschikking is vermeld op welke dag of dagen de betaling uiterlijk moet geschieden.

Y

In het opschrift van de derde afdeling van titel I van het Vijfde Boek wordt voor «bevelen» ingevoegd: strafbeschikkingen,.

Z

Artikel 572 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt voor «vonnissen» ingevoegd «strafbeschikkingen,» en wordt voor «de zaak» ingevoegd: de strafbeschikking heeft uitgevaardigd of.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidend:

3. Degene te wiens laste verhaal plaatsvindt is de kosten daarvan verschuldigd, ook indien de strafbeschikking, het vonnis of het arrest na het instellen van verzet, hoger beroep of beroep in cassatie daartegen wordt vernietigd.

AA

Artikel 574 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt na «het onherroepelijke vonnis of arrest» ingevoegd: of de onherroepelijke strafbeschikking.

2. In het tweede lid wordt na «Dit vonnis of arrest» ingevoegd «of deze strafbeschikking» en wordt na «het vonnis of arrest» ingevoegd: dan wel de strafbeschikking.

BB

Artikel 575 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt «of arrest» vervangen door: , het arrest of de strafbeschikking.

2. In het derde lid, eerste zin, wordt «of het arrest» vervangen door «, het arrest of de strafbeschikking»; na de tweede zin wordt een zin ingevoegd, luidend: In geval van een strafbeschikking wordt het bezwaarschrift ingediend bij het gerecht dat van het daartegen gerichte verzet kennis heeft genomen of, indien verzet zou zijn gedaan, daarvan kennis had kunnen nemen.

CC

Artikel 576 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid, eerste zin, wordt «of arrest» vervangen door: , het arrest of de strafbeschikking.

2. In het tweede lid, tweede zin, wordt na «uitspraak» ingevoegd: of strafbeschikking.

3. In het zevende lid wordt «of arrest» vervangen door: , het arrest of de strafbeschikking.

DD

Artikel 577d wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt voor «een bevel» ingevoegd «een strafbeschikking of» en wordt voor «bijzondere voorwaarde» ingevoegd: aanwijzing of.

2. In het tweede en derde lid wordt «of arrest» vervangen door: , het arrest of de strafbeschikking.

EE

Artikel 578 wordt als volgt gewijzigd:

1. In de eerste zin van het eerste lid wordt «overeenkomstig artikel 74 van het Wetboek van Strafrecht voorwaarden stelt ter voorkoming van de strafvervolging» vervangen door «overeenkomstig artikel 257a aanwijzingen geeft», en wordt «voorwaarden moet zijn voldaan» vervangen door: aanwijzingen moet zijn voldaan.

2. De derde zin van het eerste lid vervalt.

3. In het tweede lid wordt «artikel 74, tweede lid, onder d, van het Wetboek van Strafrecht» vervangen door: artikel 257a, tweede lid, onder c.

FF

Na artikel 578a wordt een afdeling ingevoegd, luidend:

DERDE AFDELING A

GIJZELING

Artikel 578b

1. De officier van justitie kan, indien niet of niet volledig verhaal heeft plaatsgevonden overeenkomstig de artikelen 574, 575 en 576, bij de kantonrechter van de rechtbank van het arrondissement waar het adres is van degene aan wie in een strafbeschikking de geldboete is opgelegd waarvoor verhaal is gezocht, een vordering instellen om te worden gemachtigd het dwangmiddel gijzeling jegens deze toe te passen. Als het adres van degene aan wie de geldboete is opgelegd wordt aangemerkt het in de basisadministratie persoonsgegevens vermelde adres alsmede het adres dat de verdachte bij het doen van verzet heeft opgegeven. Indien degene aan wie de geldboete is opgelegd niet staat ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens, kan de vordering tevens door de officier van justitie in het arrondissement Leeuwarden bij de kantonrechter van de rechtbank te Leeuwarden worden ingesteld.

2. De kantonrechter bepaalt de duur van de gijzeling, die ten minste één dag en ten hoogste een week beloopt per strafbaar feit. Voor elke volle € 25 van het bedrag waarvoor verhaal is gezocht, wordt niet meer dan één dag opgelegd.

3. Op de vordering wordt niet beslist dan nadat degene aan wie de geldboete is opgelegd door de kantonrechter is gehoord, althans behoorlijk is opgeroepen. Indien degene aan wie de geldboete is opgelegd niet bekend is met de vervolging, wordt de oproeping betekend. Tegen de beslissing van de kantonrechter staat geen rechtsmiddel open.

4. De officier van justitie of de ambtenaar die door hem is belast met de toepassing van de gijzeling heeft voor het in gijzeling stellen van degene aan wie de geldboete is opgelegd toegang tot elke plaats.

5. De gijzeling wordt gestaakt zodra het verschuldigde bedrag is betaald. De toepassing van gijzeling heft de verschuldigdheid niet op.

GG

In artikel 585, tweede lid, wordt «vindt alleen plaats» vervangen door: behoeft alleen plaats te vinden.

ARTIKEL II

Het Wetboek van Strafrecht wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt «kan de rechter in de plaats daarvan een taakstraf opleggen» vervangen door: kan in plaats daarvan een taakstraf worden opgelegd.

2. Het derde lid komt te luiden:

3. In het geval gevangenisstraf, hechtenis, vervangende hechtenis daaronder niet begrepen, of een taakstraf wordt opgelegd, kan tevens een geldboete worden opgelegd.

B

Artikel 22c wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt na «Het vonnis» telkens ingevoegd: dan wel de strafbeschikking;.

2. In het derde lid wordt aan de eerste zin een zinsnede toegevoegd, luidend: , dan wel zes maanden na het onherroepelijk worden van de strafbeschikking. In de tweede zin wordt «een jaar» vervangen door: eenzelfde termijn.

C

In artikel 22g, eerste lid, wordt voor «tot een taakstraf» ingevoegd: door de rechter.

D

Artikel 23 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid vervalt «bij de rechterlijke uitspraak» en wordt voor «het vonnis of arrest» ingevoegd: de strafbeschikking of.

2. In het vijfde en zesde lid wordt «kan de rechter een geldboete opleggen» vervangen door: kan een geldboete worden opgelegd.

E

In artikel 24 wordt «houdt de rechter rekening met de draagkracht van de verdachte in de mate waarin hij dat nodig acht» vervangen door: wordt rekening gehouden met de draagkracht van de verdachte in de mate waarin dat nodig is.

F

Artikel 24a wordt als volgt gewijzigd:

1. De eerste zin van het eerste lid komt te luiden: Indien een of meer geldboeten worden opgelegd tot een bedrag van ten minste € 225, kan in de uitspraak dan wel de strafbeschikking worden bepaald dat degene aan wie de geldboete is opgelegd het bedrag in gedeelten mag voldoen.

2. In het tweede lid wordt «stelt de rechter bij de uitspraak tevens termijnen vast» vervangen door: worden in de uitspraak of strafbeschikking tevens termijnen vastgesteld.

3. De tweede zin van het derde lid komt te luiden: Zij mogen in het geval van een uitspraak tezamen een tijdvak van twee jaar niet overschrijden; in het geval van een strafbeschikking mogen zij een tijdvak van een jaar niet overschrijden.

G

Artikel 24b wordt als volgt gewijzigd:

1. In de eerste zin van het eerste lid wordt «onherroepelijke veroordeling tot geldboete» vervangen door: voor tenuitvoerlegging vatbare geldboete.

2. In de tweede zin van het eerste lid wordt «dan» vervangen door: daarbij, in het geval de rechterlijke veroordeling of strafbeschikking onherroepelijk is,.

3. In het derde lid vervalt: krachtens een rechterlijke beslissing.

H

Aan artikel 24c wordt een lid toegevoegd, luidend:

6. Indien ter zake van het strafbare feit waarvoor de vervangende hechtenis wordt bepaald of ten uitvoer gelegd tevens gijzeling is toegepast, wordt de tijd die in gijzeling is doorgebracht in mindering gebracht op de vervangende hechtenis.

I

Artikel 27 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt na «voorlopige hechtenis» ingevoegd: , in gijzeling ingevolge artikel 578b van het Wetboek van Strafvordering.

2. In het vierde lid wordt «of de voorlopige hechtenis» vervangen door: , de voorlopige hechtenis of de gijzeling ingevolge artikel 578b van het Wetboek van Strafvordering.

J

Artikel 36b, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef wordt «uitgesproken» vervangen door: opgelegd.

2. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel 4° door een puntkomma, wordt een onderdeel toegevoegd, luidend:

5°. bij een strafbeschikking.

K

Artikel 36f wordt als volgt gewijzigd:

1. De eerste zin van het eerste lid komt te luiden: Aan degene die bij rechterlijke uitspraak wegens een strafbaar feit wordt veroordeeld dan wel jegens wie een strafbeschikking wordt uitgevaardigd, kan de verplichting worden opgelegd tot betaling aan de staat van een som gelds ten behoeve van het slachtoffer.

2. In het tweede lid wordt «De rechter kan de maatregel opleggen» vervangen door: De maatregel kan worden opgelegd.

L

In artikel 57, eerste lid, wordt «uitgesproken» vervangen door: opgelegd.

M

In artikel 58, eerste lid, wordt «uitgesproken» vervangen door: opgelegd.

N

Artikel 63 komt te luiden:

Artikel 63

Indien iemand, nadat hem een straf is opgelegd, schuldig wordt verklaard aan een misdrijf of een overtreding voor die strafoplegging gepleegd, zijn de bepalingen van deze titel voor het geval gelijktijdig straf wordt opgelegd van toepassing.

O

Artikel 74 vervalt.

P

Artikel 74a vervalt.

Q

Artikel 74b vervalt.

R

Artikel 74c vervalt.

S

Artikel 77f komt te luiden:

Artikel 77f

1. In een strafbeschikking kan de officier van justitie tevens:

a. de aanwijzing geven dat de verdachte zich zal richten naar de aanwijzingen van een stichting als bedoeld in artikel 1, onder f, van de Wet op de jeugdzorg, voor een daarbij te bepalen termijn van ten hoogste zes maanden;

b. een taakstraf opleggen voor ten hoogste zestig uren, te verrichten binnen een termijn van ten hoogste drie maanden.

2. Op de in het eerste lid, onder b, bedoelde straf is artikel 77m, negende lid, van overeenkomstige toepassing.

T

In artikel 77l, eerste lid, wordt na «de rechter» telkens ingevoegd: of de officier van justitie.

U

Artikel 77m wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt na «Het vonnis» telkens ingevoegd: of de strafbeschikking.

2. In het tweede lid wordt voor «onbetaalde» ingevoegd: door de rechter opgelegde.

3. In het zevende lid wordt na «taakstraf» ingevoegd: door de rechter.

V

In artikel 77o, tweede lid, eerste volzin, wordt na «vonnis» ingevoegd: of de strafbeschikking.

W

In artikel 77p, eerste lid, wordt voor «tot een taakstraf veroordeelde» en voor «opgelegde taakstraf» ingevoegd: door de rechter.

ARTIKEL III

De artikelen 36 en 37 van de Wet op de economische delicten komen te luiden:

Artikel 36

1. Bij toepassing van artikel 257a van het Wetboek van Strafvordering kan tevens de aanwijzing worden gegeven dat wordt verricht hetgeen wederrechtelijk is nagelaten, tenietgedaan hetgeen wederrechtelijk is verricht en dat prestaties tot het goedmaken van een en ander worden verricht, alles op kosten van de verdachte, voor zover niet anders wordt bepaald.

2. Indien de verdachte een rechtspersoon is, behoeft deze, in afwijking van artikel 257c, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, slechts onder bijstand van een raadsman te worden gehoord als de strafbeschikking betalingsverplichtingen uit hoofde van geldboete en schadevergoedingsmaatregel bevat welke afzonderlijk of gezamenlijk meer belopen dan € 10 000.

Artikel 37

1. Bij algemene maatregel van bestuur, op de voordracht van Onze Minister van Justitie, kan aan daartoe aan te wijzen lichamen of personen, met een publieke taak belast, binnen daarbij gestelde grenzen de bevoegdheid worden verleend een strafbeschikking uit te vaardigen.

2. De lichamen en personen bekleed met de bevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, maken hiervan gebruik onder toezicht van en volgens richtlijnen vast te stellen door het College van procureurs-generaal. Bij algemene maatregel van bestuur worden voorschriften gegeven met betrekking tot het toezicht op de wijze waarop zij van de hun verleende bevoegdheid gebruik maken alsmede de intrekking van een verleende bevoegdheid door het openbaar ministerie.

ARTIKEL IV

De Algemene wet inzake rijksbelastingen wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 67o wordt de zinsnede na «dan wel» vervangen door: een strafbeschikking is uitgevaardigd.

B

Artikel 76 komt te luiden:

Artikel 76

1. Ten aanzien van de bij de belastingwet strafbaar gestelde feiten met betrekking tot welke het proces-verbaal niet overeenkomstig artikel 80, tweede lid, in handen van de officier van justitie is gesteld, kan, in afwijking van de artikelen 257a en 257b van het Wetboek van Strafvordering, uitsluitend het bestuur van 's Rijks belastingen een strafbeschikking uitvaardigen. Bij ministeriële regeling kunnen functionarissen worden aangewezen die deze bevoegdheid namens dat bestuur kunnen uitoefenen.

2. In deze strafbeschikking kan een geldboete worden opgelegd. Voorts kan deze strafbeschikking aanwijzingen bevatten waaraan de verdachte moet voldoen. De aanwijzingen kunnen inhouden:

a. afstand van voorwerpen die in beslag zijn genomen en vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer;

b. uitlevering, of voldoening aan de staat van de geschatte waarde, van voorwerpen die vatbaar zijn voor verbeurdverklaring;

c. voldoening aan de Staat van een geldbedrag gelijk aan of lager dan het geschatte voordeel – met inbegrip van besparing van kosten – door de verdachte verkregen door middel van of uit het strafbare feit;

d. het alsnog voldoen aan een bij de belastingwet gestelde verplichting.

3. Een strafbeschikking waarin een geldboete wordt opgelegd van meer dan € 2000, wordt, in afwijking van artikel 257c, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, slechts uitgevaardigd indien de verdachte daaraan voorafgaand is gehoord.

4. Een geldboete wordt, in zoverre in afwijking van artikel 257g van het Wetboek van Strafvordering, ingevorderd op de wijze, voorzien in de Invorderingswet 1990. Daartoe wordt een afschrift van de strafbeschikking aan de ontvanger ter hand gesteld. Het bestuur van 's Rijks belastingen of de aangewezen functionaris bepaalt voorts de termijn binnen welke aan de gegeven aanwijzingen moet zijn voldaan en zo nodig tevens de plaats waar zulks moet geschieden. De gestelde termijn kan voor de afloop daarvan eenmaal worden verlengd.

5. In afwijking van artikel 257h, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering verstrekt het bestuur van 's Rijks belastingen desgevraagd een afschrift van een strafbeschikking aan ieder ander dan de verdachte of zijn raadsman, tenzij verstrekking naar het oordeel van het bestuur ter bescherming van de belangen van degene ten aanzien van wie de strafbeschikking is uitgevaardigd of van de derden die in de strafbeschikking worden genoemd, geheel of gedeeltelijk dient te worden geweigerd. In het laatste geval kan het bestuur van 's Rijks belastingen een geanonimiseerd afschrift van de strafbeschikking verstrekken.

6. Indien binnen veertien dagen geen afschrift dan wel een geanonimiseerd afschrift wordt verstrekt, kan de verzoeker een klaagschrift indienen bij het bestuur van 's Rijks belastingen. Deze stelt het klaagschrift, de strafbeschikking en het proces-verbaal in handen van de officier van justitie, welke het klaagschrift en de processtukken onverwijld ter kennis brengt van de rechtbank, tenzij hij alsnog aan het verzoek tegemoetkomt. De procesdeelnemers zijn, in afwijking van artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering niet bevoegd van de inhoud van de processtukken kennis te nemen dan voorzover de rechtbank zulks toestaat.

7. Artikel 552ab van het Wetboek van Strafvordering is van overeenkomstige toepassing.

C

In artikel 80, tweede lid, laatste zin, wordt na «vervolging» ingevoegd: of verdere vervolging door deze.

ARTIKEL V

De Wegenverkeerswet 1994 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 9, eerste lid, wordt na «rechterlijke uitspraak» ingevoegd: of strafbeschikking.

B

Artikel 164 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het vierde lid, tweede volzin, wordt «totdat de rechterlijke uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan of, indien bij die uitspraak de bestuurder de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen onvoorwaardelijk is ontzegd» vervangen door: totdat de strafbeschikking onherroepelijk is geworden, de rechterlijke uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan of, indien bij die strafbeschikking of uitspraak de bestuurder de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen onvoorwaardelijk is ontzegd.

2. In het vijfde lid, onder c, wordt na «rechterlijke uitspraak» ingevoegd: of strafbeschikking.

3. In het zesde lid, tweede volzin, wordt na «in geval van veroordeling» ingevoegd «door de rechter dan wel uitvaardiging van een strafbeschikking» en vervalt: , of indien het onderzoek van de zaak op de terechtzitting niet binnen zes maanden na de dag van invordering is aangevangen.

4. Aan het zesde lid wordt een zin toegevoegd, luidend: Teruggave vindt ten slotte plaats indien het onderzoek van de zaak op de terechtzitting niet binnen zes maanden na de dag van invordering is aangevangen, dan wel binnen die termijn geen strafbeschikking is uitgevaardigd.

5. In het achtste lid, tweede volzin, wordt na «vervolging plaatsvindt» ingevoegd: «of, in geval van verzet tegen een uitgevaardigde strafbeschikking, zou worden voortgezet».

C

Aan artikel 179 wordt een lid toegevoegd, luidend:

9. Voor de toepassing van dit artikel wordt een strafbeschikking met een veroordeling gelijkgesteld.

D

Aan artikel 179a wordt een lid toegevoegd, luidend:

3. Voor de toepassing van het tweede lid wordt een strafbeschikking met een veroordeling gelijkgesteld.

E

Artikel 180 wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan het slot van het eerste lid wordt een zin toegevoegd, luidend: Een strafbeschikking houdende deze bijkomende straf is in zoverre eerst voor tenuitvoerlegging vatbaar als geen verzet meer kan worden gedaan.

2. In het tweede en derde lid wordt na «rechterlijke uitspraak» telkens ingevoegd: of strafbeschikking.

F

In artikel 181, eerste lid, wordt «uitgesproken tegen» vervangen door: opgelegd aan.

G

In artikel 182, eerste lid, wordt «uitgesproken tegen» vervangen door: opgelegd aan.

ARTIKEL VI

Artikel 85 van de Waterschapswet wordt als volgt gewijzigd:

1. Het derde en vierde lid komen te luiden:

3. De in het eerste lid bedoelde ambtenaren zijn bevoegd terzake van de daar vermelde strafbare feiten een strafbeschikking houdende een geldboete uit te vaardigen.

4. De betaalde bedragen komen ten bate van het waterschap, behoudens in het geval verhaal plaatsvindt.

2. Het vijfde lid vervalt.

ARTIKEL VII

De Wet justitiële gegevens wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 8, derde lid, wordt «artikel 74 van het Wetboek van Strafrecht» vervangen door: artikel 257a van het Wetboek van Strafvordering.

B

Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «wordt gelijkgesteld» vervangen door «worden gelijkgesteld» en aan dat lid wordt aan het slot een zinsnede toegevoegd, luidend: en een strafbeschikking.

2. In het tweede lid, onder b, wordt na «uitspraak» ingevoegd: of strafbeschikking.

C

Artikel 11 wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan het eerste lid wordt aan het slot een zin toegevoegd, luidend: Met een veroordeling wordt gelijkgesteld een strafbeschikking.

2. In het tweede lid, onder b, wordt na «uitspraak» ingevoegd: of strafbeschikking.

D

Artikel 12 wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan het eerste lid wordt een zin toegevoegd, luidend: Met deze personen worden gelijkgesteld minderjarigen tegen wie een strafbeschikking is uitgevaardigd.

2. In het derde lid wordt na «veroordeling» ingevoegd: of strafbeschikking.

3. In het zevende lid wordt na «veroordeling» ingevoegd: of strafbeschikking.

ARTIKEL VIII

Artikel 3.14, eerste lid, onderdeel e, van de Wet inkomstenbelasting 2001 komt te luiden:

e. misdrijven ter zake waarvan een strafbeschikking onherroepelijk is geworden;.

ARTIKEL IX

Artikel 15b, eerste lid, onderdeel o, van de Wet op de loonbelasting 1964 komt te luiden:

o. misdrijven terzake waarvan jegens de werknemer een onherroepelijk geworden strafbeschikking is uitgevaardigd;.

ARTIKEL X

De Invorderingswet 1990 wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 2, eerste lid, wordt onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel n door een puntkomma een onderdeel toegevoegd, luidend:

o. strafbeschikking: de strafbeschikking bedoeld in artikel 76, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.

B

Na artikel 3 wordt een artikel ingevoegd, luidend:

Artikel 3a

1. De ontvanger is mede belast met de invordering van de strafbeschikking.

2. Bij de invordering zijn de artikelen 9, tweede tot en met elfde lid, 10 tot en met 15, 17, 19, 20, 24, 25, 27 en 28 tot en met 30 van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat in afwijking van artikel 9, eerste lid, een geldboete invorderbaar is veertien dagen na de uitreiking in persoon of toezending van het afschrift van de strafbeschikking.

ARTIKEL XI

In strafzaken waarin voor het in werking treden van artikel II, onderdelen O tot en met R, artikel III, artikel IV en artikel VI van deze wet voorwaarden ter voorkoming van strafvervolging zijn gesteld overeenkomstig de artikelen 74 en 74c van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 36 en 37 van de Wet op de economische delicten, artikel 76 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen dan wel artikel 85 van de Waterschapswet, blijven de artikelen die door deze wet gewijzigd worden of vervallen van toepassing zoals zij luidden voor het in werking treden van het desbetreffende onderdeel van deze wet.

ARTIKEL XII

Artikel 3.14, eerste lid, onderdeel e, van de Wet inkomstenbelasting 2001 alsmede artikel 15b, eerste lid, onderdeel o, van de Wet op de loonbelasting 1964, zoals zij luidden voor het in werking treden van de artikelen VIII en IX van deze wet, blijven van toepassing in gevallen waarin vergoedingen zijn verstrekt ter zake van het voldoen aan gestelde voorwaarden ter voorkoming van strafvervolging in Nederland.

ARTIKEL XIII

Indien de wet van 9 juli 2004 tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en de Penitentiaire beginselenwet (plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders) (Stb. 351) in werking is getreden op het tijdstip waarop deze wet in werking treedt, wordt in artikel 38m, eerste lid, onderdeel 2o, van het Wetboek van Strafrecht na «is veroordeeld» ingevoegd: dan wel bij onherroepelijke strafbeschikking een taakstraf is opgelegd.

ARTIKEL XIV

Indien het bij koninklijke boodschap van 22 november 2002 ingediende voorstel van wet tot regeling van DNA-onderzoek bij veroordeelden (Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden) (28 685) tot wet is of wordt verheven, wordt die wet als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1, tweede lid, wordt aan het eind een zinsnede ingevoegd, luidend: , alsmede een persoon aan wie bij onherroepelijke strafbeschikking een taakstraf is opgelegd.

B

In artikel 2, eerste lid, aanhef, wordt na «vonnis heeft gewezen» ingevoegd: , dan wel de officier van justitie die de strafbeschikking heeft uitgevaardigd.

C

In artikel 3, tweede lid, wordt na «vermeldt» ingevoegd: de strafbeschikking of.

D

In artikel 7, eerste lid, wordt na «vonnis heeft gewezen» ingevoegd: , dan wel de rechtbank in het arrondissement waar tegen de strafbeschikking verzet had kunnen worden gedaan.

ARTIKEL XV

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

ARTIKEL XVI

Deze wet wordt aangehaald als: Wet OM-afdoening.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Justitie a.i. ,

Naar boven