29 849
Wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en enige andere wetten in verband met de buitengerechtelijke afdoening van strafbare feiten (Wet OM-afdoening)

nr. 18
AMENDEMENT VAN HET LID VAN HAERSMA BUMA

Ontvangen 25 april 2005

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

I

In artikel I, onderdeel N, wordt titel IVA, wordt als volgt gewijzigd:

1. Het opschrift van de tweede afdeling komt te luiden: OPLEGGING DOOR OPSPORINGSAMBTENAREN EN LICHAMEN OF PERSONEN, MET EEN PUBLIEKE TAAK BELAST

2. Na artikel 257b wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 257ba

1. Bij algemene maatregel van bestuur kan aan daartoe aan te wijzen lichamen of personen, met een publieke taak belast, binnen daarbij gestelde grenzen de bevoegdheid worden verleend een strafbeschikking uit te vaardigen.

2. De lichamen en personen bekleed met de bevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, maken hiervan gebruik onder toezicht van en volgens richtlijnen vast te stellen door het College van procureurs-generaal. Bij algemene maatregel van bestuur worden voorschriften gegeven met betrekking tot het toezicht op de wijze waarop zij van de hun verleende bevoegdheid gebruik maken alsmede de intrekking van een verleende bevoegdheid door het College van procureurs-generaal.

3. Het College van procureurs-generaal stelt richtlijnen als in het tweede lid bedoeld vast na overleg met de lichamen en personen, met een publieke taak belast, op wier gebruik van de bevoegdheid een strafbeschikking uit te vaardigen de richtlijn van invloed is, dan wel met organen die deze lichamen vertegenwoordigen.

II

Artikel III wordt als volgt gewijzigd:

1. De aanhef wordt vervangen door:

De Wet op de economische delicten wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 36 komt te luiden:.

2. Artikel 37 wordt vervangen door:

B

Artikel 37 vervalt.

Toelichting

In het nieuwe artikel 257b, eerste lid, Sv wordt bepaald dat bij AMvB aan daartoe aan te wijzen opsporingsambtenaren de bevoegdheid kan worden gegeven strafbeschikkingen op te leggen. Deze bevoegdheid kan derhalve aan gemeentelijke bijzondere opsporingsambtenaren worden toegekend. Via die bepaling kan de wet een belangrijke impuls bieden aan de handhaving van kleine ergernissen.

De constructie van de bestuurlijke strafbeschikking is reeds opgenomen in artikel 37 WED, als voorgesteld in dit wetsvoorstel, waar zij een opvolger is van de bestaande bestuurlijke transactie. Dat artikel wil het op het terrein van de economische delicten mogelijk maken dat bestuursorganen bevoegdheden tot het uitvaardigen van strafbeschikkingen krijgen waarvan de feitelijke uitvoering aan buitengewone opsporingsambtenaren kan worden opgedragen. Dit amendement trekt deze voorziening breder, en maakt het daarmee mogelijk decentrale overheden ook op andere terreinen zoals bij «kleine ergernissen» en lichte verkeersovertredingen, bij de rechtshandhaving te betrekken.

In combinatie met het voorgestelde artikel 27a WAHV wordt aan gemeenten een veel krachtiger mogelijkheid geboden om de handhaving te versterken, dan via de zogenaamde p.v. vergoeding (28 684 nr. 41). Daarbij verdient het de voorkeur een constructie zoals voorgesteld bij de p.v. vergoeding een wettelijke basis te geven. Deze wijziging biedt gemeenten in de eerste plaats voorafgaand aan de invoering van de bestuurlijke boete kleine ergernissen en de bestuurlijke boete fout parkeren de mogelijkheid de handhaving van kleine ergernissen reeds te versterken. Wanneer deze beide wetsvoorstellen tot wet zijn verheven en in werking zijn getreden zullen veel gemeenten via die weg de handhaving onder eigen verantwoordelijkheid vorm geven. Gemeenten die de bestuurlijke boete niet overwegen in te voeren, kunnen via deze wet toch de handhaving versterken. Voor met name kleine gemeenten kan het aantrekkelijk zijn dat zij in deze constructie niet de stelselmatige verantwoordelijkheid op de betreffende terreinen over hoeven te nemen; zij kunnen zelf kiezen in welke mate zij bij willen dragen aan de rechtshandhaving op de aangewezen terreinen. Daarbij kan op eenvoudige wijze afstemming plaatsvinden met justitie en politie. De incasso vindt in al deze gevallen plaats door justitie (het CJIB). Het OM wordt ingeschakeld als verzet wordt aangetekend.

In aanvulling op de eerste beide leden van het voorgestelde artikel 257ba Sv, die als aangegeven gebaseerd zijn op artikel 37 WED, is een derde lid opgenomen dat betrekking heeft op het overleg dat aan richtlijnen van het OM op dit terrein vooraf gaat. Dat overleg kan worden gevoerd met de gemeenten, provincies of waterschappen afzonderlijk, of met organen die deze lichamen vertegenwoordigen zoals de VNG. Dat dit overleg gevoerd wordt, ligt voor de hand.

Van Haersma Buma

Naar boven