29 849
Wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en enige andere wetten in verband met de buitengerechtelijke afdoening van strafbare feiten (Wet OM-afdoening)

nr. 11
AMENDEMENT VAN HET LID WOLFSEN

Ontvangen 15 april 2005

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

Na artikel I, onderdeel P wordt een onderdeel ingevoegd, luidend:

Pa

In artikel 344, eerste lid, onder 1°, wordt aan het eind ingevoegd: , alsmede in de wettelijke vorm opgemaakte strafbeschikkingen.

Toelichting

De voorgestelde aanpassing van artikel 344, eerste lid, Sv verheldert dat aan een strafbeschikking in het strafproces dezelfde bewijskracht toekomt als aan beslissingen in de wettelijke vorm opgemaakt door colleges of personen met rechtspraak belast. Zonder deze toevoeging staat de bewijskracht van de strafbeschikking gelijk aan de «andere geschriften», die in artikel 344, eerste lid, onder 5o Sv worden genoemd. Het is meer in overeenstemming met de strekking van het wetsvoorstel, de bewijskracht van de strafbeschikking op één lijn te stellen met die van een veroordeling Voor de goede orde merkt de ondertekenaar op, dat een strafbeschikking – evenals een veroordelend strafvonnis – alleen als bewijsmiddel kan dienen in een andere strafzaak dan de zaak waarin zij is uitgevaardigd. Indien de verdachte verzet doet tegen de strafbeschikking of de officier van justitie na het uitvaardigen van de strafbeschikking alsnog tot dagvaarding overgaat, vindt immers een procedure plaats waarin de strafrechter, los van de uitgevaardigde strafbeschikking, zelfstandig de merites van de zaak onderzoekt. Een door de strafrechter vernietigde strafbeschikking heeft geen bewijzende waarde (Hoge Raad 11 februari 1986, NJ 1986, 644, met noot Th.W.V.V.)

Wolfsen

Naar boven