29 845
Implementatie van het kaderbesluit nr. 2003/577/JBZ van de Raad van de Europese Unie van 22 juli 2003 inzake de tenuitvoerlegging in de Europese Unie van beslissingen tot bevriezing van voorwerpen of bewijsstukken (PbEG L 196)

nr. 8
NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 18 januari 2005

In het voorstel van wet wordt na artikel I een artikel ingevoegd, luidende:

ARTIKEL IA

Artikel 4a, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht wordt als volgt gewijzigd:

1. Na «een verzoek om uitlevering» wordt ingevoegd: of overlevering.

2. Na «312, tweede lid, onder 5°,» wordt ingevoegd: is gedaan en wiens uitlevering onderscheidenlijk overlevering bij rechterlijke uitspraak ontoelaatbaar is verklaard dan wel ten aanzien van wie het verzoek om uitlevering bij ministeriële beschikking.

Toelichting

Bij de wet terroristische misdrijven (Stb. 2004, 290) is artikel 4a van het Wetboek van Strafrecht aangevuld met een tweede lid. In deze bepaling wordt rechtsmacht gevestigd voor terroristische misdrijven in den vreemde gepleegd. De rechtsmacht ontstaat op het moment dat door Nederland een verzoek tot uitlevering ter zake van een terroristisch misdrijf is afgewezen. Deze bepaling geeft uitvoering aan artikel 9, derde lid, van het kaderbesluit inzake terrorismebestrijding (PbEG 22.6.2002, L 164).

Ten onrechte is nagelaten bij de Overleveringswet (Stb. 2004, 195) deze bepaling aan te vullen, zodat ook rechtsmacht ontstaat wanneer een verzoek tot overlevering wordt afgewezen. Deze nota van wijziging beoogt alsnog in de bovenvermelde aanvulling te voorzien.

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

Naar boven