Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2004-2005 | 29845 nr. 2 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2004-2005 | 29845 nr. 2 |
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat de implementatie van het kaderbesluit nr. 2003/577/JBZ van de Raad van de Europese Unie van 22 juli 2003 inzake de tenuitvoerlegging in de Europese Unie van beslissingen tot bevriezing van voorwerpen of bewijsstukken (PbEG L 196) noodzaakt tot het stellen van regels voor de wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen tot bevriezing van voorwerpen of bewijsstukken;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
In het Wetboek van Strafvordering wordt na artikel 552ii een titel ingevoegd, luidende:
WEDERZIJDSE ERKENNING EN TENUITVOERLEGGING VAN STRAFVORDERLIJKE BEVELEN
ERKENNING EN TENUITVOERLEGGING VAN BUITENLANDSE STRAFVORDERLIJKE BEVELEN
1. Bevelen als bedoeld in het tweede lid, uitgevaardigd door een bevoegde justitiële autoriteit van een andere lidstaat van de Europese Unie, kunnen in Nederland worden erkend en ten uitvoer gelegd.
2. Vatbaar voor erkenning en tenuitvoerlegging zijn bevelen tot inbeslagneming van voorwerpen die zich op Nederlands grondgebied bevinden en naar het recht van de uitvaardigende lidstaat:
a. kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen of wederrechtelijk verkregen voordeel aan te tonen;
b. kunnen worden verbeurd verklaard of onttrokken aan het verkeer;
c. kunnen dienen tot bewaring van het recht tot verhaal voor een tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel strekkende sanctie.
1. Een bevel afkomstig van de autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat gaat vergezeld van een bijbehorend ingevuld certificaat dat is opgesteld overeenkomstig het daartoe bij algemene maatregel van bestuur vastgestelde model.
2. Het bevel gaat voorts vergezeld van een rechtshulpverzoek strekkende tot:
a. afgifte van het voorwerp waarop het bevel tot inbeslagneming betrekking heeft aan de autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat, voorzover de inbeslagneming is bevolen met het oog op waarheidsvinding;
b. verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer van het voorwerp waarop het bevel tot inbeslagneming betrekking heeft;
c. ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in verband waarmee het bevel tot inbeslagneming is uitgevaardigd.
3. In afwijking van het tweede lid, kunnen de autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat in het certificaat aangeven dat de in beslag genomen voorwerpen in Nederland in bewaring zullen blijven in afwachting van een verzoek als bedoeld in het tweede lid, onder vermelding van het tijdstip waarop naar verwachting het verzoek zal worden ingediend.
4. Indien het certificaat niet is overgelegd, onvolledig is of kennelijk niet in overeenstemming is met het bevel, stelt de officier van justitie de autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat in de gelegenheid binnen een door hem te stellen redelijke termijn het certificaat alsnog te overleggen, aan te vullen of te verbeteren. De officier van justitie kan bepalen dat het certificaat wordt vervangen door een gelijkwaardig document. Indien de voor de tenuitvoerlegging van het bevel noodzakelijke informatie op andere wijze is verkregen, kan de officier van justitie bepalen dat het certificaat niet meer behoeft te worden overgelegd.
5. Het bevel en de daarbij behorende documenten worden, zo deze niet aan een officier van justitie zijn gezonden, door de geadresseerde onverwijld doorgezonden aan de officier van justitie. De geadresseerde stelt de bevoegde autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat in kennis van de doorzending.
1. Een voor erkenning en tenuitvoerlegging vatbaar bevel wordt door de officier van justitie erkend en ten uitvoer gelegd overeenkomstig het bepaalde in artikel 552nn.
2. De officier van justitie kan de tenuitvoerlegging slechts weigeren indien:
a. na verloop van de termijn, bedoeld in artikel 552kk, vierde lid, het certificaat niet is overgelegd, onvolledig is of kennelijk niet in overeenstemming is met het bevel;
b. de erkenning en tenuitvoerlegging van het bevel onverenigbaar is met een krachtens Nederlands recht geldend voorrecht of immuniteit;
c. de inwilliging van een verzoek als bedoeld in artikel 552kk, tweede lid, zou strekken tot het verlenen van medewerking aan een vervolging of berechting welke onverenigbaar is met het aan artikel 68 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 255, eerste lid, van dit wetboek ten grondslag liggende beginsel;
d. het bevel is gegeven ten behoeve van een onderzoek, ingesteld met betrekking tot een feit dat, indien het in Nederland was begaan, naar Nederlands recht niet strafbaar zou zijn;
e. aanstonds blijkt dat aan een verzoek als bedoeld in artikel 552kk, tweede lid, geen gevolg kan worden gegeven.
3. De tenuitvoerlegging van een bevel wordt niet geweigerd op grond van het tweede lid, onderdeel d, indien het feit dat ten grondslag ligt aan het bevel, is vermeld op of valt onder de daartoe bij algemene maatregel van bestuur vastgestelde lijst met feiten en soorten van feiten en dat feit naar het recht van de uitvaardigende lidstaat wordt bedreigd met een maximale vrijheidsstraf van ten minste drie jaren.
4. De officier van justitie beslist onverwijld en zo mogelijk binnen 24 uur na ontvangst van het bevel, over de erkenning en tenuitvoerlegging ervan. Hij stelt de autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat onverwijld van zijn beslissing in kennis. De kennisgeving geschiedt in ieder geval schriftelijk en met redenen omkleed, indien de officier van justitie op grond van het tweede lid de tenuitvoerlegging van het bevel weigert.
1. De officier van justitie kan de tenuitvoerlegging van het bevel opschorten, indien:
a. het belang van een lopend strafrechtelijk onderzoek zich verzet tegen de tenuitvoerlegging van het bevel;
b. in het kader van een strafrechtelijk onderzoek reeds een beslissing is genomen tot inbeslagneming van het voorwerp waarop het bevel betrekking heeft;
c. het een bevel als bedoeld in artikel 552jj, tweede lid, onderdeel b of c betreft en in een ander kader dan bedoeld in onderdeel b reeds een beslissing is genomen tot inbeslagneming van het voorwerp waarop het bevel betrekking heeft en deze beslissing naar Nederlands recht voorrang heeft boven inbeslagneming in het kader van een strafrechtelijk onderzoek.
2. Indien de officier van justitie de tenuitvoerlegging opschort, geeft hij hiervan onverwijld schriftelijk kennis aan de autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat, onder vermelding van de gronden en zo mogelijk van de verwachte duur van de opschorting.
3. Zodra de gronden voor opschorting zijn vervallen, wordt de beslissing alsnog ten uitvoer gelegd. De autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat worden hiervan onverwijld schriftelijk in kennis gesteld.
4. De officier van justitie stelt de autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat in kennis van alle beperkende maatregelen die zijn getroffen ten aanzien van het in beslag te nemen voorwerp.
1. De tenuitvoerlegging van het bevel tot inbeslagneming geschiedt in opdracht van de officier van justitie of de rechter-commissaris met overeenkomstige toepassing van de derde afdeling van titel IV van het Eerste Boek, tenzij in deze titel anders is bepaald.
2. De officier van justitie neemt bij de tenuitvoerlegging van het bevel zo veel mogelijk de door de autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat in het bevel aangegeven vormvereisten in acht, zulks voorzover niet strijdig met de grondbeginselen van het Nederlandse recht.
3. Indien de autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat de plaats waar het in beslag te nemen voorwerp zich bevindt onvoldoende nauwkeurig hebben aangegeven, verzoekt de officier van justitie deze autoriteiten om aanvullende inlichtingen.
4. Indien voor de uitvoering van het bevel gebruikmaking van andere strafvorderlijke bevoegdheden is vereist, kunnen deze bevoegdheden niet worden toegepast anders dan overeenkomstig artikel 552o van dit wetboek onderscheidenlijk artikel 13a van de Wet overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen.
5. Artikel 117, eerste tot en met vierde lid, is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de machtiging, bedoeld in het eerste lid, niet wordt verleend dan na overleg met de autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat.
6. De officier van justitie zendt de autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat onverwijld een schriftelijke kennisgeving, indien:
a. het bevel ten uitvoer is gelegd;
b. voor tenuitvoerlegging van het bevel gebruikmaking van andere strafvorderlijke bevoegdheden is vereist;
c. het bevel niet ten uitvoer kan worden gelegd omdat het in beslag te nemen voorwerp is vernietigd of niet wordt aangetroffen op de door de autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat aangegeven plaats, dan wel de plaats waar het in beslag te nemen voorwerp zich bevindt, ondanks de inlichtingen, bedoeld in het derde lid, door de autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat onvoldoende nauwkeurig is aangegeven.
1. De artikelen 552a, 552c tot en met 552d, eerste lid en 552e, eerste lid, zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de rechter niet treedt in een onderzoek naar de grondslag van het bevel.
2. Indien een klaagschrift is ingediend of een rechtsgeding aanhangig is gemaakt, stelt de officier van justitie de autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat hiervan onverwijld in kennis, onder vermelding van de gronden van het klaagschrift onderscheidenlijk het rechtsgeding. Zodra de rechter op het klaagschrift onderscheidenlijk het rechtsgeding heeft beslist, worden de autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat van de beslissing in kennis gesteld.
1. Het beslag duurt ten minste voort totdat een beslissing is genomen op het verzoek, bedoeld in artikel 552kk, tweede lid, en deze beslissing is uitgevoerd, tenzij
a. het beslag reeds is beëindigd als gevolg van een door de rechter gegeven last;
b. de autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat hebben aangegeven het bevel in te trekken.
2. In het geval van het eerste lid, onderdeel b, gelast de officier van justitie onverwijld de teruggave van het in beslag genomen voorwerp.
3. Na overleg met de autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat, kan de officier van justitie voorwaarden stellen teneinde de duur van het beslag te beperken. Alvorens hij het beslag overeenkomstig de gestelde voorwaarden beëindigt, stelt hij de autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat in de gelegenheid over dit voornemen opmerkingen te maken.
1. De officier van justitie willigt een verzoek als bedoeld in artikel 552kk, tweede lid, onderdeel a, in, voorzover de rechtbank, met inachtneming van het toepasselijke verdrag, daartoe verlof verleent. Artikel 552ll, derde lid, is van overeenkomstige toepassing.
2. Tenzij aannemelijk is dat de rechthebbende op de in beslag genomen voorwerpen niet in Nederland verblijf houdt, wordt het krachtens het eerste lid vereiste verlof slechts verleend onder het voorbehoud dat bij de afgifte aan de autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat wordt bedongen, dat de voorwerpen zullen worden teruggezonden zodra daarvan het voor de strafvordering nodige gebruik is gemaakt.
3. De artikelen 552a, 552ca, 552d, eerste lid en 552e, eerste lid, zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat het klaagschrift wordt ingediend bij de griffie van de rechtbank die bevoegd is tot het verlenen van het krachtens het eerste lid vereiste verlof.
ERKENNING EN TENUITVOERLEGGING VAN NEDERLANDSE STRAFVORDERLIJKE BEVELEN
De officier van justitie kan een bevel uitvaardigen strekkende tot inbeslagneming als bedoeld in artikel 94, eerste of tweede lid, of artikel 94a, tweede lid, van voorwerpen welke zich bevinden op het grondgebied van een andere lidstaat van de Europese Unie, en dit bevel zenden aan de autoriteiten van die andere lidstaat met het oog op de erkenning en tenuitvoerlegging ervan in die lidstaat.
1. Met het bevel wordt meegezonden een ingevuld certificaat dat is opgesteld overeenkomstig het daartoe bij algemene maatregel van bestuur vastgestelde model.
2. De officier van justitie kan in het bevel vormvereisten opnemen welke de autoriteiten van de uitvoerende lidstaat bij de tenuitvoerlegging zo veel mogelijk in acht nemen.
3. Het bevel en het certificaat gaan vergezeld van een rechtshulpverzoek strekkende tot:
a. afgifte van het voorwerp waarop het bevel tot inbeslagneming betrekking heeft aan de Nederlandse autoriteiten, voorzover de inbeslagneming is bevolen met het oog op de waarheidsvinding;
b. verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer van het voorwerp waarop het bevel tot inbeslagneming betrekking heeft; of
c. ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in verband waarmee het bevel tot inbeslagneming is uitgevaardigd.
4. Indien het indienen van een verzoek als bedoeld in het derde lid nog niet mogelijk is, verzoekt de officier van justitie de autoriteiten van de uitvoerende lidstaat de in beslag te nemen voorwerpen in bewaring te houden totdat het verzoek is ingediend en hierop is beslist, onder vermelding van het tijdstip waarop naar verwachting het verzoek zal worden ingediend.
1. De officier van justitie zendt het bevel en het certificaat rechtstreeks aan de autoriteiten van de uitvoerende lidstaat die bevoegd zijn het bevel te erkennen en ten uitvoer te leggen.
2. Indien niet bekend is welke autoriteiten in de uitvoerende lidstaat bevoegd zijn tot erkenning en tenuitvoerlegging van het bevel, verzoekt de officier van justitie hieromtrent om inlichtingen.
3. De toezending kan plaatsvinden per gewone post, telefax of elektronische post, mits de echtheid van het toegezonden bevel en het certificaat door de autoriteiten van de uitvoerende lidstaat kan worden vastgesteld.
1. De belanghebbenden kunnen zich schriftelijk beklagen over het uitvaardigen van het bevel. De artikelen 552a en 552d zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat het klaagschrift wordt ingediend bij de griffie van de rechtbank in het arrondissement, binnen hetwelk de officier van justitie het bevel heeft uitgevaardigd.
2. Indien de rechter het beklag gegrond acht, trekt de officier van justitie het bevel onmiddellijk in en stelt deze de autoriteiten van de uitvoerende lidstaat hiervan onverwijld in kennis.
3. Indien in de uitvoerende lidstaat een belanghebbende zich beklaagt over de erkenning en de tenuitvoerlegging van het bevel en de officier van justitie hiervan door de autoriteiten van de uitvoerende lidstaat in kennis wordt gesteld, kan hij deze autoriteiten de nodige inlichtingen omtrent het bevel verschaffen.
De officier van justitie kan het bevel te allen tijde intrekken. Indien hij een bevel intrekt, stelt hij de autoriteiten van de uitvoerende lidstaat hiervan onverwijld in kennis.
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministers, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Justitie,
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-29845-2.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.