29 838 Auteursrechtbeleid

Nr. 87 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 25 november 2016

Tijdens het cultuurbegrotingsdebat op 30 november 2015 heb ik u een brief toegezegd over de effecten van het zogenoemde volgrecht, naar aanleiding van een verzoek hierom van de heer Pechtold van D66.1 Door de inzet voor het EU-voorzitterschap in de eerste helft van dit jaar heeft deze brief helaas vertraging opgelopen.

In deze brief die ik u mede namens de Minister van Veiligheid en Justitie stuur, geef ik eerst een algemene inleiding over het volgrecht. Daarna wordt kort ingegaan op de opbrengsten van het volgrecht over de jaren 2011–2015 op basis van de door de stichting Pictoright2 geïnde volgrechtvergoedingen en op de administratieve kosten zoals geschat door het juridisch adviesbureau Artilaw3, de Federatie van Taxateurs, Makelaars en Veilinghouders in Roerende Zaken (TMV) en de Nederlandse Galerie Associatie (NGA). Tot slot volgt een conclusie over de verkregen informatie.

Het volgrecht

De richtlijn 2001/84/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 september 2001 «betreffende het volgrecht ten behoeve van de auteur van een oorspronkelijk kunstwerk» (verder: de Volgrechtrichtlijn) verplicht alle lidstaten per 1 januari 2006 in hun nationale wetgeving het zogenaamde «volgrecht» op te nemen. Dit is het onvervreemdbaar recht van de maker van een origineel van een grafisch of beeldend kunstwerk, om telkens bij latere verkoop van dat kunstwerk een percentage te ontvangen van de verkoopprijs. De richtlijn is geïmplementeerd in Hoofdstuk IV Bijzondere bepalingen betreffende het volgrecht (artt. 43–45) van de Auteurswet.

Het volgrecht beoogt te waarborgen dat de auteurs van werken van grafische of beeldende kunst in economisch opzicht meeprofiteren van de doorverkoop van hun kunstwerken. Dit recht strekt ertoe een evenwicht tot stand te brengen tussen de economische positie van auteurs van werken van grafische of beeldende kunst en de positie van andere scheppende kunstenaars, die via het auteursrecht van verdere exploitatie van hun werken profijt kunnen trekken.

Het volgrecht is van toepassing op de doorverkoop van originelen van kunstwerken, waaronder verstaan worden de door de maker vervaardigde exemplaren (of in beperkte oplage uitgegeven kopieën) van werken van grafische of beeldende kunst. Daarbij moet onder meer gedacht worden aan schilderijen en beeldhouwwerken.

Het volgrecht is alleen verschuldigd indien bij de verkoop van het werk, als koper, verkoper of als tussenpersoon, een professionele kunsthandel is betrokken, zoals het geval is bij verkoop via veilinghuizen en galeriehouders. De Volgrechtrichtlijn verplicht lidstaten tot invoering van het volgrecht voor verkopen van meer dan € 3.000. Bij een verkoopprijs van € 3.000 of minder geeft de Volgrechtrichtlijn de lidstaten de vrijheid te bepalen het volgrecht wel of niet in te voeren. Dit om heffings- en beheerskosten voor de professionele kunsthandel te vermijden die onevenredig zijn met de opbrengst voor de kunstenaar.

De richtlijn stelt de hoogte van het volgrechtpercentage als volgt vast:

  • 4% van het deel van de verkoopprijs tot en met € 50.000,

  • 3% van het deel van de verkoopprijs van € 50.000,01 tot en met € 200.000,

  • 1% van het deel van de verkoopprijs van € 200.000,01 tot en met € 500.000,

  • 0,25% van het deel van de verkoopprijs boven de € 500.000.

Het maximumbedrag van het recht mag evenwel niet hoger liggen dan € 12.500.

Het recht is verschuldigd aan de kunstenaar zelf en, na diens overlijden, aan zijn rechtsopvolgers. De duur van het volgrecht is gelijk aan de beschermingsduur van het auteursrecht. Lidstaten die voorafgaand aan invoering van de Volgrechtrichtlijn nog geen volgrecht kenden, waaronder Nederland, konden ervoor kiezen gedurende een overgangsperiode het volgrecht tot 1 januari 2012 alleen voor de maker van het werk (en dus niet voor zijn rechtsopvolgers na overlijden) te laten gelden. Dit om de economische actoren in die lidstaten in staat te stellen zich geleidelijk aan het volgrechtstelsel aan te passen.

Het kabinet streeft ernaar de administratieve lasten bij implementatie van EU-wetgeving zoveel mogelijk te beperken. Daarom heeft Nederland ervoor gekozen het drempelbedrag vast te stellen op het maximumbedrag dat volgens de richtlijn is toegestaan, te weten € 3.000. Ook heeft Nederland gebruik gemaakt van de mogelijkheid het volgrecht pas per 1 januari 2012 in te voeren voor rechtsopvolgers van overleden kunstenaars. Dit heeft tot gevolg dat de administratieve en andere lasten, die het gevolg zijn van de naleving van het volgrecht, tot het minimum beperkt zijn gebleven.

Anno 2016 hebben ongeveer 2.000 Nederlandse kunstenaars het beheer van hun volgrecht ondergebracht bij de stichting Pictoright. Dit houdt in dat Pictoright namens hen de verkoop van hun werken monitort, de volgrechtvergoedingen int en deze doorbetaalt aan de volgrechthebbenden.

Pictoright houdt daarbij een percentage tussen de 5% en 15% van het volgrechtbedrag in ter dekking van haar administratieve lasten.4 Daarnaast beheert Pictoright anno 2016 in Nederland het volgrecht van zo’n 80.000 kunstenaars die zijn aangesloten bij (buitenlandse) zusterorganisaties van Pictoright en waarmee Pictoright wederkerigheidsovereenkomsten heeft afgesloten. Pictoright gaat ervan uit dat zij hierdoor het volgrecht van 80–90% van de vergoedingsplichtige Nederlandse transacties in beheer heeft.

Uitgekeerde volgrechtvergoedingen 2011–2015

In de bijlage zijn de afgeronde bedragen van door Pictoright uitgekeerde volgrechtvergoedingen voor de periode 2011–2015 opgenomen5. Voor de volledigheid: tot 1 januari 2012 is in Nederland alleen volgrecht geïnd voor in leven zijnde kunstenaars. De bedragen bestaan uit de vergoedingen die Pictoright direct in Nederland int bij de kunsthandel, onderverdeeld in veilingen en individuele kunsthandelaren. Daarnaast zijn ook de volgrechtvergoedingen die Pictoright ontvangt uit het buitenland voor Nederlandse kunstenaars, inzichtelijk gemaakt.

Uit deze cijfers kan het volgende worden geconcludeerd:

  • Veruit het grootste deel van het volgrecht wordt geïnd bij veilinghuizen.

  • Ongeveer 300 Nederlandse rechthebbenden ontvangen volgrechtvergoedingen.

  • Rond de 60% van de door Pictoright verdeelde volgrechtvergoedingen gaat naar erfgenamen van kunstenaars.

  • Het grootste deel van de door Pictoright gereparteerde volgrechtvergoedingen wordt geïnd in Nederland.

Administratieve kosten

De administratieve kosten voor de kunsthandelaren en de veilinghuizen worden met name veroorzaakt door bureaukosten die gepaard gaan met informatievoorziening aan de rechthebbenden of de betrokken collectieve beheersorganisatie.

Het adviesbureau Artilaw geeft aan dat er geen cijfers beschikbaar zijn over het totaal aan jaarlijkse kosten voor de kunsthandelaren en de veilinghuizen als gevolg hiervan. Artilaw, de TMV en de NGA kunnen zich vinden in de aannames ten aanzien van de administratieve lasten in de memorie van toelichting ter implementatie van de richtlijn6 en de gegevens van Pictoright.

De memorie van toelichting gaat uit van een schatting van gemiddeld € 25 aan administratieve kosten per volgrechtplichtige transactie. Gecorrigeerd voor inflatie7 zou deze schatting in 2016 uitkomen op € 29,47. Uit de gegevens van Pictoright blijkt dat in 2015 bij 780 transacties volgrecht is afgedragen. Dit komt neer op (780 x € 29,47 =) € 22.986,60 aan geschatte administratieve kosten voor de volgrechtplichtige transacties die via Pictoright verlopen. Ervanuit gaande dat Pictoright 80%- 90%van de vergoedingplichtige transacties afhandelt, zou er nog een kleine € 6.000 gemoeid kunnen zijn met de afhandeling van de transacties via individuele kunstenaars. In de praktijk zullen niet alle individuele kunstenaars die niet zijn aangesloten bij Pictoright zich op het volgrecht beroepen zodat dit bedrag naar verwachting lager uitvalt.

Conclusie

In Nederland is bewust voor een volgrechtdrempel van € 3.000 gekozen om de administratieve kosten voor de kunsthandel en de veilinghuizen te beperken. De belangrijkste factor voor de berekening van de administratieve kosten is het aantal jaarlijkse relevante verkooptransacties. Dit aantal wordt met name beïnvloed door de hoogte van de volgrechtdrempel. Globaal kan worden gesteld dat naar mate het drempelbedrag lager komt te liggen, de administratieve kosten onevenredig zullen stijgen. Er zijn relatief meer transacties met een lage verkoopprijs dan met een hoge verkoopprijs, dus een kleine verlaging kan al leiden tot forse administratieve kostenstijging. Dit terwijl de totaalopbrengst van de volgrechtvergoedingen minder zal toenemen, nu de volgrechtvergoeding een percentage van de transactieprijs is, waarbij de percentages zijn vastgelegd in de Volgrechtrichtlijn.8

Gelet op hetgeen hierboven en in de toelichting bij de implementatiewet van de Volgrechtrichtlijn is overwogen, zie ik geen aanleiding om de nationale regelgeving omtrent het volgrecht te willen herzien. Evenmin zijn er voornemens bekend van de Europese Commissie om op korte termijn te komen tot een herziening van de Volgrechtrichtlijn.9

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker


X Noot
1

Kamerstuk 34 300 VIII, nr. 127.

X Noot
2

Pictoright is een stichting die zich tot doel stelt om het auteursrecht (waaronder het volgrecht) van visuele makers, waaronder beeldend kunstenaars, te beheren. Onder beheer wordt in dit verband verstaan de inning en uitkering van collectieve vergoedingen alsook exploitatiehandelingen uit hoofde van het individuele auteursrecht (waaronder het volgrecht) en de bescherming en handhaving hiervan.

X Noot
3

Artilaw is een juridisch adviesbureau dat voor de TMV en de NGA de ontwikkelingen rondom het volgrecht bijhoudt.

X Noot
4

Pictoright hanteert voor de Nederlandse makers die direct bij haar zijn aangesloten een inhoudingspercentage van 10% over de eerste € 1.000 aan ontvangen volgrechtvergoeding en 5% over het meerdere bedrag. Voor makers die zijn aangesloten bij een (buitenlandse) zusterorganisatie hanteert zij een inhoudingspercentage van 15%, onafhankelijk van het bedrag.

X Noot
5

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

X Noot
6

Kamerstuk 29 912, nr. 3.

X Noot
7

Op basis van inflatiecijfers van het CBS over de periode 2006 t/m 2015.

X Noot
8

Bijvoorbeeld bij een drempel van € 1.000 is er, bij dat verkoopbedrag, sprake van een volgrechtopbrengst van € 40.

X Noot
9

De laatste evaluatie heeft plaats gevonden in 2011. Deze is hier te vinden: http://ec.europa.eu/internal_market/copyright/docs/resale/report_en.pdf.

Naar boven