29 838 Auteursrechtbeleid

Nr. 84 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 3 maart 2016

1. Inleiding

Bij brief van 5 februari jl. is de Staat aansprakelijk gesteld door de Vereniging van Professionele Speelfilmondernemers (VPSO). Een afschrift van deze brief is aan de woordvoerders van uw Kamer verstuurd. Dezelfde dag heeft de Staat een brief ontvangen van de advocaat van de VPSO met dezelfde strekking. Met deze Kamerbrief informeer ik u over het standpunt van de Staat ten aanzien van deze aansprakelijkstelling.

2. Inhoud aansprakelijkstelling

De VPSO stelt zich op het standpunt dat de Staat de Auteursrechtrichtlijn zou hebben geschonden doordat hij het privékopiëren van films uit illegale bron zou hebben toegestaan en zelfs zou hebben gestimuleerd. Door deze schending zouden auteursrechthebbenden hun verbodsrecht niet hebben kunnen uitoefenen tegen het maken van privékopieën. De schade die de VPSO sinds 2004 stelt te hebben geleden, wordt door de VPSO op EUR 1.2 miljard begroot. De VPSO verzoekt de Staat aansprakelijkheid te erkennen en in overleg te treden over de hoogte van de door de Staat te betalen schadevergoeding.

3. Standpunt Staat

De Landsadvocaat heeft namens de Staat een inhoudelijke reactie gestuurd aan de advocaat van de VPSO op de aansprakelijkstelling. De Staat acht zich niet aansprakelijk voor de schade die de VPSO stelt te hebben geleden. Anders dan de VPSO beweert, is er immers geen sprake van een onjuiste uitvoering van de Auteursrechtrichtlijn door de Staat en daarmee geen sprake van onrechtmatigheid. Daarnaast stuit de vermeende vordering van de VPSO onder andere af op verjaring en het ontbreken van causaal verband terwijl ook bij de hoogte van de beweerdelijk geleden schade nog tal van kritische kanttekeningen kunnen worden geplaatst.

In de reactie op de aansprakelijkstelling heeft de Landsadvocaat de VPSO voorts gewezen op het feit dat rechthebbenden voldoende civielrechtelijke handhavingsmiddelen ter beschikking staan om tegen auteursrechtinbreuken op te treden en dat het op hun weg ligt daarvan gebruik te maken. Tot slot is in de reactie onder meer gerefereerd aan het feit dat ik uw Kamer onlangs nog in antwoorden op Kamervragen heb geschreven dat ik bereid ben binnen afzienbare tijd nader overleg te entameren tussen rechthebbenden en internetserviceproviders om van gedachten te wisselen over de juiste randvoorwaarden voor samenwerking op het gebied van voorlichting en handhaving teneinde gebruik van legaal materiaal te stimuleren1.

De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur


X Noot
1

antwoorden op de schriftelijke vragen van de leden Van Wijngaarden (VVD) en Oostenbrug (PvdA) aan de Minister van Veiligheid en Justitie over het bericht: Filmmakers naar de rechter: «Staat doet te weinig tegen piraterij» (Aanhangsel Handelingen II 2015/16, nr. 1373).

Naar boven