Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 17 december 2012
Tijdens het verslag algemeen overleg d.d. 11 december 2012 over auteursrechten heb
ik toegezegd om per brief te reageren op de motie van de leden Verhoeven en Oosenbrug
(Kamerstuk 29 838, nr. 57). Deze toezegging doe ik hierbij gestand.
Ik deel de achterliggende gedachte van de motie dat het internet vrij moet blijven
van censuur. Voor zover de motie ziet op de onderhandelingen binnen de WCIT in Dubai
heeft de Minister van Economische Zaken uw Kamer bij brief van 6 december jl. (Kamerstukken
2012/13, 33 400 XIII, nr. 221) geïnformeerd over de Nederlandse beleidslijn. In deze brief is aangegeven dat Nederland
voor een vrij en open internet staat, zonder onnodige overheidsinvloed. Nederland
is voorstander van het multi-stakeholdermodel, waarin bedrijven en civil society,
naast overheden, een grote rol spelen in de besturing van het internet. De motie Verhoeven/Oosenbrug
sluit in deze zin aan bij de Nederlandse onderhandelingsinzet. De onderhandelingen
zijn op 14 december beëindigd en de Minister van Economische Zaken zal uw Kamer nader
informeren over het verloop.
Voor zover de motie oproept om internetserviceproviders onder geen enkele omstandigheid
te verplichten om websites te blokkeren, moet ik haar ontraden. Ik ben het met uw
Kamer eens dat internetserviceproviders niet moeten worden ingezet als politieagent
in die zin dat zij zouden worden verplicht al het verkeer van hun abonnees te bekijken
en te filteren op het illegaal uitwisselen van auteursrechtelijk beschermd materiaal.
Ik wil de mogelijkheid van het blokkeren van websites door internetserviceproviders
als ultimum remedium echter niet uitsluiten. Hierbij is het wel van belang dat het
blokkeren van websites door internetserviceproviders alleen is toegestaan na tussenkomst
van de rechter.
Op 11 januari 2012 heeft de Rechtbank Den Haag op vordering van Stichting BREIN internetproviders
Ziggo en XS4ALL bevolen om de website The Pirate Bay voor abonnees van de genoemde
providers ontoegankelijk te maken, door de blokkering van een aantal domeinnamen en
IP-adressen. De rechtbank oordeelde dat op basis van bestaande wetgeving, namelijk
artikel 26d Auteurswet en artikel 15e van de Wet op de naburige rechten, en na een
afweging van alle belangen, de betreffende website kon worden geblokkeerd. De genoemde
wetsartikelen zijn ingevoerd ter uitvoering van artikel 11 van de Richtlijn nr. 2004/48/EG
van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de handhaving
van intellectuele-eigendomsrechten (PbEG L 195), waarvan de uitleg uiteindelijk is
voorbehouden aan het Hof van Justitie van de Europese Unie. De Nederlandse wet zal
met deze bepaling van de richtlijn moeten overeenstemmen. Een uitspraak van het Hof
van Justitie van de Europese Unie in de nog lopende zaak UPC/Telekabel Wien (zaak
C-314/12) zal hierover naar verwachting meer duidelijkheid verschaffen. Ik verwacht
de uitspraak in de loop van volgend jaar.
De staatssecretaris van Veiligheid en justitie, F. Teeven