29 834
Wijziging van de Telecommunicatiewet in verband met een herziening van het nationale beleid ten aanzien van de aanleg van kabels ten dienste van openbare elektronische communicatienetwerken

nr. 33
TWEEDE NADER GEWIJZIGD AMENDEMENT VAN DE LEDEN APTROOT EN HESSELS TER VERVANGING VAN DAT GEDRUKT ONDER NR. 32

Ontvangen 19 juni 2006

De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:

Artikel I wordt als volgt gewijzigd:

I

In onderdeel B komt artikel 5.15 te luiden:

Artikel 5.15

1. Gemeenten bieden geen openbare elektronische communicatienetwerken of openbare elektronische communicatiediensten aan.

2. Gemeenten hebben geen belang of zeggenschap in ondernemingen die openbare elektronische communicatienetwerken of openbare elektronische communicatiediensten aanbieden.

3. In afwijking van het tweede lid kunnen gemeenten een minderheidsbelang – tenzij omstandigheden een groter belang rechtvaardigen – hebben in een onderneming die tot doel heeft een openbaar elektronisch communicatienetwerk aan te leggen, indien het aannemelijk is dat zonder de deelname van de gemeente een vergelijkbaar netwerk niet tot stand komt.

4. Burgemeester en Wethouders van een gemeente, die een belang heeft in een onderneming, die openbare elektronische netwerken aanbiedt, stellen ten minste een keer in de vijf jaar een rapport vast ter verantwoording van de beslissing om het belang te continueren of af te stoten. Zij stellen het college van de OPTA in de gelegenheid over het ontwerp van het rapport advies uit te brengen. Het rapport wordt bekend gemaakt met toepassing van artikel 3:42 van de Algemene Wet Bestuursrecht

5. Personen die besluiten voorbereiden als bedoeld in artikel 5.4, eerste lid, onder b zijn niet betrokken bij besluitvorming of activiteiten in samenhang met het derde lid of vierde lid.

6. Het voornemen een belang te nemen als bedoeld in het derde lid, wordt bekendgemaakt. Artikel 3:42 van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing. Bij de bekendmaking van het voornemen wordt de omvang van het belang en de redengeving ervan vermeld. Tevens wordt bekendgemaakt waar en wanneer nadere informatie over het voornemen van de te nemen beslissing kan worden verkregen.

7. Bij de toepassing van artikel 5.4, tweede lid, bevoordelen burgemeester en wethouders geen ondernemingen die openbare elektronische communicatienetwerken aanbieden waarin de gemeente een belang heeft, boven concurrerende ondernemingen.

II

In onderdeel D wordt «5.12 en 5.14 van deze wet» vervangen door: 5.14 en 5.15 van deze wet.

III

Onderdeel H wordt vervangen door:

H

Na artikel 20.11 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 20.12

1. Artikel 5.15, eerste lid, is niet van toepassing op een gemeente die openbare elektronische communicatienetwerken of openbare elektronische communicatiediensten aanbiedt, voor zover die gemeente op het tijdstip van inwerkingtreding van de wet, houdende wijziging van de Telecommunicatiewet in verband met een herziening van het nationale beleid ten aanzien van de aanleg van kabels ten dienste van openbare elektronische communicatienetwerken (Stb. ...) deze netwerken of diensten reeds aanbiedt.

2. Artikel 5.15, tweede tot en met vierde lid, is niet van toepassing op een gemeente met een belang of zeggenschap in een onderneming die openbare elektronische communicatienetwerken of openbare elektronische communicatiediensten aanbiedt, voor zover die gemeente dat belang of die zeggenschap op het tijdstip van inwerkingtreding van de wet, houdende wijziging van de Telecommunicatiewet in verband met een herziening van het nationale beleid ten aanzien van de aanleg van kabels ten dienste van openbare elektronische communicatienetwerken (Stb. ...) reeds heeft.

Toelichting

1. Uitgangspunt van het wetsartikel is dat de gemeente niet investeert of deelneemt in openbare elektronische communicatienetwerken of openbare elektronische communicatiediensten. Dit wordt aan de markt overgelaten.

Indien de markt echter een vergelijkbaar netwerk niet tot stand brengt kan de gemeente een minderheidsbelang (maximaal 49%) nemen in het netwerk. Uitzonderlijke omstandigheden kunnen een groter belang rechtvaardigen.

Hierbij kan gedacht worden aan het ontsluiten van het landelijk gebied, waar uit rendementsoverwegingen geen participatie aannemelijk is van private partijen.

2. In onderdeel I is artikel 5.15 is zo geformuleerd dat de bepaling gemeenten adresseert en niet ondernemingen, aangezien een verbod opleggen aan ondernemingen in strijd is met richtlijn 2002/77/EG van de commissie van 16 september 2002 betreffende de mededinging op de markten voor elektronische communicatienetwerken en -diensten (PbEG L 249).

3. De wijziging opgenomen in onderdeel II is nodig omdat (het verbod van) artikel 5.15 gemeenten adresseert i.p.v. ondernemingen. Het college van OPTA is staatsrechtelijk als zelfstandig bestuurorgaan niet de geëigende instantie om toe te zien op gemeenten. Daarom wordt artikel 15.1 van de Telecommunicatiewet gewijzigd. Artikel 5.15 wordt toegevoegd aan de artikelen waarvoor geldt dat OPTA hier niet op toeziet.

Hiermee wordt bereikt dat het gebruikelijke toezicht op gemeenten van toepassing is (vernietiging door de Kroon).

4. De overgangsbepaling 20.12 is nodig, omdat de verplichting zonder compensatie om het belang terug te brengen of te vervreemden in strijd zou kunnen zijn met (het Eerste Protocol van het) EVRM en de Grondwet (onteigening zonder schadevergoeding).

5. Vaststellen van de behoefte aan een netwerk is niet goed als wettelijke bepaling op te nemen. Een bewijs dat dit het geval is, is niet juridisch hard te leveren. Dan zou haast wiskundig moeten kunnen worden bewezen.

Daarom is gekozen voor de formulering: «aannemelijk is dat zonder de deelname van de gemeente een vergelijkbaar netwerk niet tot stand komt.» Dat zou bijvoorbeeld kunnen blijken uit een studie die door een onafhankelijke partij is verricht, in opdracht van een gemeente of een andere opdrachtgever.

6. De gemeente mag conform het derde lid slechts in uitzonderlijke gevallen deel nemen in een onderneming, die tot doel heeft een elektronisch communicatienetwerk aan te leggen.

Indien de gemeente aan deze beperking voldoet, moet een periodieke toets van deze uitzonderingsbepaling plaatsvinden. Daartoe moeten burgemeester en wethouders van de betreffende gemeente iedere vijf jaar aan de gemeenteraad rapporteren over hun afweging het belang te continueren of af te stoten.

Zij stellen de OPTA in de gelegenheid vooraf advies uit te brengen over het rapport. OPTA toetst daarbij aan de uitgangspunten van artikel 5.15 lid 3 van deze Wet. Indien de gemeente in haar afwegingen afwijkt van het bedoelde in artikel 5.15 lid 3 kan het besluit – mede op grond van het advies van de OPTA – conform het reguliere toezicht ex Gemeentewet door de Kroon geschorst of vernietigd worden.

Aptroot

Hessels

Naar boven