29 834
Wijziging van de Telecommunicatiewet in verband met een herziening van het nationale beleid ten aanzien van de aanleg van kabels ten dienste van openbare elektronische communicatienetwerken

nr. 32
NADER GEWIJZIGD AMENDEMENT VAN DE LEDEN APTROOT EN HESSELS TER VERVANGING VAN DAT GEDRUKT ONDER NR. 30

Ontvangen 12 juni 2006

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

Artikel I wordt als volgt gewijzigd:

I

In onderdeel B komt artikel 5.15 te luiden:

Artikel 5.15

1. Gemeenten bieden geen openbare elektronische communicatienetwerken of openbare elektronische communicatiediensten aan.

2. Gemeenten hebben geen belang of zeggenschap in ondernemingen die openbare elektronische communicatienetwerken of openbare elektronische communicatiediensten aanbieden.

3. In afwijking van het tweede lid kunnen gemeenten een minderheidsbelang hebben in een onderneming die tot doel heeft een openbaar elektronisch communicatienetwerk aan te leggen, indien het aannemelijk is dat zonder de deelname van de gemeente een vergelijkbaar netwerk niet binnen vijf jaar tot stand komt.

4. De gemeente vervreemdt het minderheidsbelang binnen 5 jaren na ingebruikneming van het netwerk voor het aanbieden van openbare elektronische communicatiediensten.

5. De prijs, die betaald moet worden voor het gemeentelijk minderheidsbelang bij vervreemding bedraagt minimaal de marktconforme waarde van het belang op het moment van vervreemding.

6. Personen die besluiten voorbereiden als bedoeld in artikel 5.4, eerste lid, onder b zijn niet betrokken bij besluitvorming of activiteiten in samenhang met het derde lid of vierde lid.

7. Het voornemen een minderheidsbelang te nemen als bedoeld in het derde lid, wordt bekendgemaakt. Artikel 3:42 van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing. Bij de bekendmaking van het voornemen wordt de omvang van het minderheidsbelang en de redengeving ervan vermeld. Tevens wordt bekendgemaakt waar en wanneer nadere informatie over het voornemen van de te nemen beslissing kan worden verkregen.

8. Bij de toepassing van artikel 5.4, tweede lid, bevoordelen burgemeester en wethouders geen ondernemingen die openbare elektronische communicatienetwerken aanbieden waarin de gemeente een belang heeft, boven concurrerende ondernemingen.

II

In onderdeel D wordt «5.12 en 5.14 van deze wet» vervangen door: 5.14 en 5.15 van deze wet.

III

Onderdeel H wordt vervangen door:

H

Na artikel 20.11 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 20.12

1. Artikel 5.15, eerste lid, is niet van toepassing op een gemeente die openbare elektronische communicatienetwerken of openbare elektronische communicatiediensten aanbiedt, voor zover die gemeente op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet deze netwerken of diensten reeds aanbiedt.

2. Artikel 5.15, tweede tot en met vierde lid, is niet van toepassing op een gemeente met een belang of zeggenschap in een onderneming die openbare elektronische communicatienetwerken of openbare elektronische communicatiediensten aanbiedt, voor zover die gemeente dat belang of die zeggenschap op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet reeds heeft.

Toelichting

1. In onderdeel I is artikel 5.15 is zo geformuleerd dat de bepaling gemeenten adresseert en niet ondernemingen, aangezien een verbod opleggen aan ondernemingen in strijd is met richtlijn 2002/77/EG van de commissie van 16 september 2002 betreffende de mededinging op de markten voor elektronische communicatienetwerken en -diensten (PbEG L 249).

2. De wijziging opgenomen in onderdeel II is nodig omdat (het verbod van) artikel 5.15 gemeenten adresseert i.p.v. ondernemingen. Het college van OPTA is staatsrechtelijk als zelfstandig bestuurorgaan niet de geëigende instantie om toe te zien op gemeenten. Daarom wordt artikel 15.1 van de Telecommunicatiewet gewijzigd. Artikel 5.15 wordt toegevoegd aan de artikelen waarvoor geldt dat OPTA hier niet op toeziet.

Hiermee wordt bereikt dat het gebruikelijke toezicht op gemeenten van toepassing is (vernietiging door de Kroon).

3. De overgangsbepaling 20.12 is nodig, omdat de verplichting zonder compensatie om het belang terug te brengen of te vervreemden in strijd zou kunnen zijn met (het Eerste Protocol van het) EVRM en de Grondwet (onteigening zonder schadevergoeding).

4. Vaststellen van de behoefte aan een netwerk is niet goed als wettelijke bepaling op te nemen. Een bewijs dat dat het geval is, is niet juridisch hard te leveren. Dan zou haast wiskundig moeten kunnen worden bewezen. Daarom is gekozen voor de formulering: «aannemelijk maken dat zonder de deelname van de gemeente een vergelijkbaar netwerk niet binnen een redelijke termijn tot stand komt.» Dat zou bijvoorbeeld kunnen blijken uit een studie die een gemeente heeft laten uitvoeren.

5. In het vierde lid is sprake van een termijn van vijf jaren. Het lijkt verstandig het aantal jaren zo te kiezen dat er voldoende tijd wordt gegund om:

a) potentiële kopers inzicht te geven in de commerciële levensvatbaarheid (continuïteit) van het netwerk. Daar is in het algemeen 2 à 3 jaar voor nodig.

b) Een koper te vinden die bereid is een verantwoorde prijs te bieden. Een te grote tijdsdruk zou de gemeente onnodig financiële schade kunnen berokkenen; Een termijn van maximaal 5 jaar lijkt in dit verband daarom een redelijke termijn.

Aptroot

Hessels

Naar boven