nr. 27
GEWIJZIGD AMENDEMENT VAN HET LID HESSELS C.S. TER VERVANGING
VAN DAT GEDRUKT ONDER NR. 21
De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:
In artikel IIC, onderdeel B, wordt aan artikel 155, onder plaatsing van
de aanduiding «1.» voor de tekst, een lid toegevoegd, luidende:
2. Indien een partij op wiens kosten een net in zijn grond is aangelegd
en ten behoeve van wie dit net wordt gebruikt binnen twee jaren na het tijdstip
van het in werking treden van de wet van .........., Stb. ..., een eis heeft
ingeleid ter vaststelling van de eigendom van dat net en die partij dit feit
heeft doen inschrijven in de openbare registers als bedoeld in artikel 16
van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek, is artikel 20, lid 2, van Boek 5 niet
van toepassing, totdat op deze eis onherroepelijk is beslist of deze eis is
ingetrokken.
Toelichting
Uit het huidige artikel 20, aanhef en onderdeel e, van Boek 5 Burgerlijk
Wetboek volgt dat de eigenaar van de grond in beginsel eigenaar is van de
zaken die zich bevinden in, op of onder zijn grond en daarmee duurzaam zijn
verbonden. Deze regel is ook van toepassing op netten. Uitzonderingen op de
regel dat de eigenaar van de grond de eigendom heeft van met zijn grond duurzaam
verenigde zaken zijn bijvoorbeeld rechtsgeldig gevestigde rechten van opstal
in de zin van artikel 101 van boek 5 Burgerlijk Wetboek en de in artikel 20,
onderdeel e, Boek 5 Burgerlijk Wetboek bedoelde gevallen waarbij een zaak
geldt als bestanddeel van een andere zaak en waarbij dientengevolge sprake
is van horizontale natrekking. Een voorbeeld hiervan is een toevoerleiding
naar een installatie gelegen op de grond van een ander dan de eigenaar van
de installatie. Over het algemeen zullen netten die zijn gelegen in de grond
van andere personen dan degene die het net heeft aangelegd op grond van de
in artikel 20, aanhef en onderdeel e, Burgerlijk Wetboek neergelegde regel
van horizontale natrekking («bestanddeel») en welke netten niet
door de grondeigenaar worden gebruikt of waarbij de grondeigenaar geen enkel
ander reëel belang bij de eigendom van dit net heeft in eigendom toevallen
aan degene die het net heeft aangelegd. Voor deze netten komt
de in artikel 155 (lid 1) Overgangswet nieuw Burgerlijk Wetboek neergelegde
regel van onmiddellijke werking onverkort te gelden.
Teneinde (mogelijke) onteigening van het net van de grondeigenaar te voorkomen
wordt de door artikel 155 Overgangswet nieuw Burgerlijk Wetboek beoogde onmiddellijke
werking voor bestaande netten uitgesteld, voor zover sprake is van netten
waarbij de grondeigenaar een concreet belang heeft. Van een dergelijk concreet
belang is sprake, wanneer de aanleg van het net is geïnitieerd door de
grondeigenaar, door hem wordt gebruikt ten behoeve van transport van informatie,
energie of vaste, vloeibare of gasvormige stoffen en de grondeigenaar de kosten
voor dit net direct of indirect heeft betaald. De voorgestelde regeling bewerkstelligt
dat de rechtspositie van bij het net betrokken partijen gelijk blijft ten
aanzien van geschillen omtrent de eigendom van een net. De persoon die op
grond van het huidige artikel 20 van Boek 5 Burgerlijk Wetboek, gelezen in
samenhang met het voorgestelde tweede lid van artikel 155 Overgangswet nieuw
Burgerlijk Wetboek kwalificeert als eigenaar van het net zal na het van toepassing
worden van artikel 20, lid 2, van Boek 5 Burgerlijk Wetboek voor de toepassing
van dit artikel gelden als de aldaar bedoelde «bevoegde aanlegger».
Voorwaarde om voor de uitgestelde inwerkingtreding in aanmerking te komen,
is dat binnen de genoemde termijn van twee jaar een zaak in rechte aanhangig
is gemaakt door de persoon die stelt eigenaar te zijn van het net. Deze persoon
dient aannemelijk te maken dat hij ten behoeve van het net in zijn grond heeft
geïnvesteerd en over dit net ten behoeve van hem transport plaatsvindt.
De instelling van de rechtsvordering of indiening van het verzoekschrift moet,
omwille van de rechtszekerheid, worden ingeschreven in de openbare registers
op basis van artikel 17, lid 1, onderdeel f, van Boek 3 van het Burgerlijk
Wetboek. Na twee jaar geldt het voorgestelde recht voor alle netten, behoudens
die netten waarvoor de in artikel 155, lid 2, Overgangswet nieuw Burgerlijk
Wetboek bedoelde procedure nog aanhangig kan worden gemaakt dan wel deze procedure
nog niet definitief is beëindigd. In deze alsdan lopende procedures zal
de vraag aan wie de eigendom van het net toekomt op basis van het oude recht
worden beantwoord. Het is aan de rechter te beoordelen wie op grond van dit
huidige recht geldt als eigenaar van het betreffende net.
Hessels
Van Dam
Aptroot