29 828
Wijziging van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering en enige andere wetten in verband met het gebruik van de videoconferentie in het strafrecht

nr. 2
VOORSTEL VAN WET

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering en enige andere wetten te wijzigen teneinde mogelijkheden te bieden voor het in een videoconferentie horen, verhoren of ondervragen van verdachten, veroordeelden, getuigen, deskundigen of andere personen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

Na artikel 78 van het Wetboek van Strafrecht wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 78a

1. Waar in dit wetboek de bevoegdheid wordt gegeven tot het horen, verhoren of ondervragen van personen, wordt daaronder, met uitzondering van bij algemene maatregel van bestuur te bepalen gevallen, mede begrepen horen, verhoren of ondervragen per videoconferentie, waarbij een directe beeld- en geluidsverbinding totstandkomt tussen de betrokken personen.

2. De voorzitter van het college, de rechter, de rechter-commissaris of ambtenaar die met de leiding over het horen is belast, beslist of van videoconferentie gebruik gemaakt wordt. Alvorens te beslissen wordt de te horen persoon of diens raadsman en in voorkomende gevallen de officier van justitie, in de gelegenheid gesteld hun mening kenbaar te maken over de toepassing van videoconferentie. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen hierover nadere regels worden gesteld.

3. Tegen de beslissing om van videoconferentie gebruik te maken staat geen afzonderlijk rechtsmiddel open.

4. Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld omtrent:

a. de technische eisen waaraan de videoconferentie dient te voldoen, onder meer met het oog op de onschendbaarheid van de vastgelegde waarnemingen;

b. de controle op de naleving van de eisen, bedoeld onder a.

ARTIKEL II

Na artikel 131 van het Wetboek van Strafvordering wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 131a

1. Waar in dit wetboek de bevoegdheid wordt gegeven tot het horen, verhoren of ondervragen van personen, wordt daaronder, met uitzondering van bij algemene maatregel van bestuur te bepalen gevallen, mede begrepen horen, verhoren of ondervragen per videoconferentie, waarbij een directe beeld- en geluidsverbinding totstandkomt tussen de betrokken personen.

2. De voorzitter van het college, de rechter, de rechter-commissaris of ambtenaar die met de leiding over het horen is belast, beslist of van videoconferentie gebruik gemaakt wordt. Alvorens te beslissen wordt de te horen persoon of diens raadsman en in voorkomende gevallen de officier van justitie, in de gelegenheid gesteld hun mening kenbaar te maken over de toepassing van videoconferentie. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen hierover nadere regels worden gesteld.

3. Tegen de beslissing om van videoconferentie gebruik te maken staat geen afzonderlijk rechtsmiddel open.

4. Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld omtrent:

a. de technische eisen waaraan de videoconferentie dient te voldoen, onder meer met het oog op de onschendbaarheid van de vastgelegde waarnemingen;

b. de controle op de naleving van de eisen, bedoeld onder a.

ARTIKEL III

In de Uitleveringswet wordt een artikel toegevoegd, luidende:

Artikel 60a

Waar in deze wet de bevoegdheid wordt gegeven tot het horen van personen, is artikel 131a van het Wetboek van Strafvordering van overeenkomstige toepassing.

ARTIKEL IV

In de Overleveringswet wordt een artikel toegevoegd, luidende:

Artikel 66a

Waar in deze wet de bevoegdheid wordt gegeven tot het horen van personen, is artikel 131a van het Wetboek van Strafvordering van overeenkomstige toepassing.

ARTIKEL V

In de Wet overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen wordt een artikel toegevoegd, luidende:

Artikel 70

Waar in deze wet de bevoegdheid wordt gegeven tot het horen van personen, is artikel 131a van het Wetboek van Strafvordering van overeenkomstige toepassing.

ARTIKEL VI

In de Wet op de economische delicten wordt een artikel toegevoegd, luidende:

Artikel 32a

Waar in deze titel de bevoegdheid wordt gegeven tot het horen van personen, is artikel 131a van het Wetboek van Strafvordering van overeenkomstige toepassing.

ARTIKEL VII

Met ingang van een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip vervalt in artikel 78a, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht en artikel 131a, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering, de zinsnede: , met uitzondering van bij algemene maatregel van bestuur te bepalen gevallen,.

ARTIKEL VIII

1. Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

2. Bij koninklijk besluit kan worden bepaald dat deze wet slechts van toepassing is in een of meer bij dat koninklijk besluit aan te wijzen arrondissementen. Behoudens eerdere intrekking vervalt deze aanwijzing drie jaren na het in het eerste lid bedoelde tijdstip.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Justitie,

Naar boven