Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 12 april 2018
Het lid Alkaya heeft 11 april 2018 tijdens de regeling van werkzaamheden, mede namens
het lid Van der Lee, gevraagd om aan te geven wat de mogelijkheden zijn die buitenlandse
aandeelhouders hebben om af te dwingen dat beschermingsconstructies bij Nederlandse
bedrijven, zoals bij Ahold Delhaize, worden afgezwakt. Daarnaast heeft hij gevraagd
wat de mening van het kabinet daarover is (Handelingen II 2017/18, nr. 72, Regeling
van Werkzaamheden). Dit naar aanleiding van het bericht op parool.nl van 11 april
2018 «Activist stelt bescherming Ahold ter discussie.»1
De bevoegdheden van aandeelhouders om invloed uit te kunnen oefenen binnen een onderneming
liggen bij het orgaan de algemene vergadering van aandeelhouders. Het Burgerlijk Wetboek
geeft aan dat een aandeelhouder van een naamloze vennootschap het bestuur van een
vennootschap altijd kan verzoeken om een agendapunt te agenderen voor bespreking in
de algemene vergadering, als daarvoor bepaalde vereisten in acht zijn genomen. Zo
moet de aandeelhouder of moeten de aandeelhouders tezamen tenminste driehonderdste
(3%) van het geplaatste kapitaal vertegenwoordigen. Ook het voortbestaan of afschaffen
van een beschermingsmaatregel kan ter bespreking worden geagendeerd. Ongeacht de nationaliteit
van de aandeelhouder(s). Het is aan het bestuur van de vennootschap om gevolg te geven
aan de wensen van een of meer aandeelhouders om een bestaande beschermingsmaatregel af te schaffen. Daarbij is het bestuur
en de raad van commissarissen gehouden om te handelen in het belang van de vennootschap
en daarbij alle stakeholderbelangen af te wegen. Het bestuur van een vennootschap
is verantwoordelijk voor de strategie van de onderneming en beschermingsmaatregelen
maken daar deel van uit.
Benadrukt moet worden dat het invoeren van een nieuwe beschermingsmaatregel alleen
kan met voorafgaande medewerking van de meerderheid van de aandeelhoudersvergadering. In welke vorm die medewerking plaatsvindt,
hangt mede af van de aard en inhoud en randvoorwaarden waaronder de specifieke beschermingsconstructie
voor de desbetreffende vennootschap wordt ingericht. Voor bestaande beschermingsmaatregelen
geldt dus in het algemeen dat de aandeelhoudersvergadering daar in het verleden mee
heeft ingestemd.
Als het bestuur van de vennootschap niet meegaat met de wensen van de aandeelhouders,
kunnen die op verschillende wijzen hun ongenoegen uiten. Zo kunnen ze met de voeten
stemmen, weigeren te investeren in de vennootschap, of het bestuur en de raad van
commissarissen geen décharge verlenen. Ook bestaat de mogelijkheid om een procedure
bij de rechter te starten omdat er dan veelal sprake is van een fundamentele vertrouwensbreuk
tussen (een groep) aandeelhouders en het bestuur en de raad van commissarissen. Of,
als ultiem middel, overeenkomstig de wettelijke voorwaarden kunnen ze gebruik maken
van de ontslagbevoegdheid van de aandeelhoudersvergadering jegens het bestuur en/of
raad van commissarissen. Via die weg kan een meerderheid van de aandeelhoudersvergadering
uiteindelijk bewerkstelligen dat een nieuw bestuur en/of nieuwe raad van commissarissen
meewerkt aan het afschaffen of afzwakken van een beschermingsconstructie.
Het is niet aan het kabinet om te treden in de verhoudingen tussen aandeelhouders
en het bestuur van een individuele vennootschap. Het kabinet werkt, zoals recent ook
aan uw Kamer aangegeven (Kamerstuk 29 826 nr. 97), aan wetgeving om het bestuur van een beursvennootschap meer tijd en rust te gunnen
voor de inventarisatie en weging van belangen van de onderneming en haar stakeholders, onder meer in geval van voorstellen van
aandeelhouders voor een fundamentele strategiewijziging. Zoals eerder aangegeven,
zal de Minister voor Rechtsbescherming dat wetsvoorstel te zijner tijd aan uw Kamer
aanbieden.
De Minister van Economische Zaken en Klimaat,
E.D. Wiebes