29 826 Industriebeleid

Nr. 65 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 14 januari 2016

Op 7 december jl. ben ik tijdens een rondetafelbijeenkomst met ondernemers uit de chemische industrie, het Topteam Chemie en brancheorganisaties in gesprek gegaan over het concurrentievermogen van de Nederlandse chemische industrie. Centraal stond de vraag hoe de chemische industrie in Nederland, gelet op de mondiale concurrentie, haar positie kan behouden en versterken. Daarbij hebben wij ook nadrukkelijk gesproken over de bijdrage die de chemische industrie kan leveren aan de maatschappelijke uitdagingen waar wij voor staan, met name op het gebied van klimaat. Deze rondetafelbijeenkomst was een vervolg van de bijeenkomsten van oktober 2013 en november 2014 waarover u eerder bent geïnformeerd.1

Met deze brief informeer ik u over de uitkomsten. Een overzicht van de resultaten die zijn geboekt na de rondetafelbijeenkomst in 2014 over het concurrentievermogen van de chemische industrie, is als bijlage bijgevoegd2.

Positie chemische industrie

De chemische sector is met 75.000 directe banen en een productie van circa 90 miljard euro – wat overeenkomt met ca. 30% van de productie van de totale Nederlandse industrie – belangrijk voor de Nederlandse economie3.

De chemische sector is daarnaast voor Nederland van waarde omdat het (cruciale) oplossingen kan bieden voor maatschappelijke uitdagingen op het gebied van gezondheid, duurzaamheid, energie, mobiliteit, voedselvoorziening en klimaat. Voorbeelden hiervan zijn innovatieve (o.a. lichtere) materialen, voedingssupplementen, nieuwe batterijen/energiedragers, recycling, nutriënten voor de landbouw en biologische bestrijdingsmiddelen.

Qua omzet is Nederland het vierde chemieland van Europa. Positief voor het vestigingsklimaat in Nederland zijn het grote achterland, sterk geïntegreerde chemische sites (clusters) en chemische kennis die behoort tot de wereldtop. De chemische industrie in Europa staat echter onder druk. De mondiale markt voor chemische producten is de afgelopen tien jaar verdubbeld, maar de productie in Europa profiteert daar nauwelijks of niet van. De chemische industrie investeert vooral in de Verenigde Staten en het Midden-Oosten, door beschikbaarheid van goedkopere energie en grondstoffen, en in Azië vanwege de groeiende afzetmarkt. Ook staat de chemische industrie voor een forse duurzaamheidsopgave. Grofweg de helft van de energiebehoefte van de Nederlandse industrie komt voor rekening van de chemische industrie, te weten zo’n 300 PJ per jaar, en de belangrijkste grondstoffen voor de chemische industrie zijn op dit moment fossiel (olie en gas).

De (wereldwijde) nadelige concurrentiepositie en de duurzaamheidsopgave op het gebied van energie geldt breder voor de energie-intensieve industrie en pak ik daarom ook in breder perspectief op. Samen met VNO-NCW en een vertegenwoordiging van bedrijven is in 2015 de stuurgroep «energie-intensieve industrie» gestart om een visie te formuleren op de toekomst van deze sectoren in Nederland. Daarnaast is op Europees niveau onder leiding van Commissaris Bieńkowska (DG Grow) in 2015 een High Level Group Energie-intensieve Industrie gestart om tot concrete acties te komen die de gewenste transitie moeten bevorderen.

Streefbeeld van de chemische sector voor 2030

Eerder dit jaar hebben de Topsector Chemie en de Vereniging van de Nederlandse Chemische Industrie (VNCI) een streefbeeld voor de sector voor 2030 gepresenteerd. Daarin presenteert de topsector haar streefwaarden voor de toekomst langs drie lijnen:

  • De chemische industrie als een pijler van de Nederlandse economie en bron van groei;

  • De bijdrage van de chemische industrie aan het oplossen van de grote maatschappelijke uitdagingen;

  • Nederland als een topspeler in chemische kennis en innovatie.

Langs die drie lijnen die geschetst zijn in het streefbeeld heb ik ook tijdens de rondetafel met de industrie gesproken. Het volledige streefbeeld is te vinden op de website van de Topsector Chemie.

1. Chemie als een pijler van de Nederlandse economie en bron van groei

De Topsector streeft er naar om de omzet en banen tot 2030 verder te laten groeien. Om ondanks de hogere prijzen voor energie en grondstoffen mondiaal te kunnen concurreren is een competitief regelgeving kader en samenwerking in de chemische clusters, in de keten en met kennisinstellingen cruciaal.

Clusterversterking chemische productielocaties

Sterke integratie van de clusters helpt om zuinig en kostenefficiënt om te gaan met energie, grondstoffen en transport. Tijdens de eerste rondetafel is afgesproken om dit als bedrijfsleven, topsector en overheid te versterken. Die clusterversterking werpt zijn vruchten af. Voor het Eemsdelta-cluster in Noord-Groningen is het actieplan «Chemiecluster op Stoom» in 2014 gepresenteerd. Dit actieplan wordt uitgevoerd en heeft onder meer geresulteerd in forse investeringen in het cluster Eemsdelta. Aan negen projecten van deze investeringen is Regionale Investeringssteun Groningen (RIG) toegekend. De totale investeringsomvang van deze projecten bedraagt 60 miljoen euro, waarvan 10,5 miljoen afkomstig is vanuit de RIG, en de gezamenlijke bijdrage van deze projecten aan de werkgelegenheid is 170 fte (directe banen).

Voor zowel Zuid-Limburg (Chemelot) als Rotterdam (Botlek, Europoort, Pernis, Maasvlakte (2) en Moerdijk) is medio 2015 door bedrijfsleven en overheden een traject gestart om deze clusters te versterken, onder leiding van respectievelijk Emmo Meijer en Rein Willems.4 Voor beide clusters ligt er rond maart/april 2016 een actieplan om de clusters te behouden, versterken en vernieuwen. In de trajecten zullen thema’s als acquisitie, duurzame inzetbaarheid, ketenintegratie, infrastructuur en de kansen tot investering in verduurzaming worden meegenomen.

De chemieclusters van Rotterdam, Terneuzen en Chemelot maken onderdeel uit van het grotere, internationale ARRRA-cluster: Antwerp-Rotterdam-Rhine-Ruhr-Area. Het ARRRA-cluster produceert 40% van de chemische producten in Europa en de chemische sites in het ARRRA-cluster zijn via pijpleidingen met elkaar verbonden. Deze kracht moeten we benutten. Dit jaar heb ik en samen met mijn Vlaamse collega een gezamenlijke chemiestrategie opgesteld. Op een aantal thema’s zal structureel samenwerking plaatsvinden om het concurrentievermogen van het ARRRA-cluster verder te versterken. Het komende jaar wil ik deze strategie uitvoeren en verbreden naar Noordrijn-Westfalen.

Competitief regelgevend kader

Recent heb ik uw Kamer het «actieplan maatwerkaanpak chemie» toegestuurd (Kamerstuk 29 515, nr. 372)5. Het actieplan is opgesteld met brancheorganisaties uit de chemische sector, de ministeries van Infrastructuur en Milieu (I&M) en Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) en inspectiediensten. De geplande acties betreffen de oprichting van een Chemieloket, digitalisering van vergunningen, risicogestuurde aanpak en vergroting van de uniformiteit van de toepassing en uitvoering van wet- en regelgeving. De sector heeft tijdens de rondetafel opnieuw het belang van een competitief regelgevend kader onderstreept en ook haar waardering uitgesproken voor het actieplan. Een van de acties uit het plan is reeds gerealiseerd: op 7 december jl. heb ik het Chemieloket (www.ruimteinregels.nl/chemieloket) gelanceerd. Het loket zal, op basis van concrete cases vanuit bedrijven, regeldruk en belemmerende regelgeving op gebied van investeringen en innovatie voor de chemische industrie aanpakken. Het loket werkt daarvoor samen met branches, overheden en uitvoerende diensten. Daarnaast zal ik mij op Europees niveau blijven inzetten voor een competitief regelgevend kader en voor één Europese Energiemarkt.

2. De bijdrage van de Topsector Chemie aan het oplossen van de grote maatschappelijke uitdagingen

De chemische industrie kan op diverse manieren haar bijdrage leveren aan de klimaatuitdaging waar we voor staan: door inzet van duurzamere grondstoffen en duurzame energie, door hogere energie-efficiëntie, door levering van restwarmte aan bijvoorbeeld stadsverwarming, door CO2-afvang en hergebruik (Carbon Capture, Utilisation and Storage) en door bij te dragen aan besparingen elders in de productie- en consumptieketen (bijvoorbeeld door de ontwikkeling en productie van lichtere materialen voor vliegtuigen). In haar streefbeeld voor 2030 spreekt de sector onder meer de ambitie uit om 40% reductie van broeikasgasemissies ten opzichte van 2005 (incl. keteneffecten) te realiseren en een transitie naar duurzamere grondstoffen in te zetten: 15% biobased en 10% (chemisch) gerecycled.

Energie

Op dit moment worden investeringen in energiebesparing reeds gestimuleerd via de MEE/MJA-convenanten6, door fiscale instrumenten en subsidies, zoals de energie investeringsaftrek (EIA), en door als overheid maatwerk te leveren met 1-op-1 afspraken. Om de toepassing van duurzame energie in de procesindustrie te stimuleren, heb ik in 2015 een nieuwe categorie in de SDE+ opengesteld voor stoomproductie uit biomassa (houtpellets). De voorwaarden hiervoor worden per 1 januari 2016 geoptimaliseerd.7

In de warmtevisie8 is aangegeven dat benutting van restwarmte vanuit de industrie, bijvoorbeeld door «warmtecascadering» binnen de warmteclusters en op bepaalde locaties de warmtelevering aan stadsnetten, een belangrijke besparing van het energieverbruik op kan leveren. Een geïntegreerd warmtesysteem dat de levering van restwarmte faciliteert, kan daarnaast clustervorming versterken en het investeringsklimaat verbeteren. Concrete projecten waarover momenteel tussen industrie en overheden wordt overlegd, zijn de warmterotonde in Zuid-Holland en het Groene Net bij Chemelot.

De energie-uitdagingen waar de industrie voor staat op het gebied van besparing en verduurzaming zullen terugkomen in het Energierapport en de daarop volgende Energiedialoog.

Verduurzaming grondstoffen

Het kabinet onderschrijft het belang van een transitie van de chemische industrie naar een biobased en circulaire economie. Deze transitie ondersteunt het kabinet onder meer via de programma’s «Groene Groei», «Biobased Economy», «Van Afval Naar Grondstof» (VANG) en het kunststof ketenakkoord. Tijdens het EU-voorzitterschap wil Nederland een Europese Green Deal afsluiten (North Sea Roundabout) waarmee belemmeringen voor de circulaire economie in Noordwest-Europa moeten worden weggenomen.

Om de transitie naar duurzame grondstoffen te versnellen, pleit een deel van de chemische industrie voor een extra stimulering van biobased chemie. Tijdens de vorige rondetafel heb ik het bedrijfsleven gevraagd om te komen met concrete business cases voor biobased chemie en aanknopingspunten in kaart te brengen.

Ik ben positief over de stappen die de sector het afgelopen jaar heeft gezet. De business cases die ik het afgelopen jaar met de industrie heb besproken zijn divers in tijdspad, economische haalbaarheid, wijze van stimulering waarom wordt gevraagd en mate waarin het kan bijdragen aan de Nederlandse CO2-doelstellingen. Ik zal me inzetten om business cases die reeds op korte termijn kunnen worden gerealiseerd waar mogelijk te ondersteunen.

De chemische industrie heeft tijdens de rondetafelbijeenkomst een aantal initiatieven voor de middellange termijn op het gebied van bioraffinage gepresenteerd. Hierover ga ik graag verder in gesprek met de sector.

Daarnaast stuurt het kabinet uw Kamer begin 2016 de «Strategische visie op de inzet van biomassa op weg naar 2030» toe waarin wordt aangegeven hoe wij de ontwikkeling van de inzet van biomassa voor energie, transport en chemie zien.

In het vervolg op deze visie en op basis van de Energiedialoog is tijdens de Energiedialoog aan de orde wat nodig is om de verduurzaming van de industrie verder vorm te geven.

3. Nederland als een topspeler in chemische kennis en innovatie

Innovatie is van groot belang voor de concurrentiekracht en verduurzaming van de Nederlandse chemische industrie. Het Topteam Chemie heeft het afgelopen jaar de kennisinfrastructuur versterkt: door de vorming van één Topconsortium voor Kennis en Innovatie met vier hoofdlijnen voor R&D die aansluiten op de grote maatschappelijke uitdagingen op het gebied van gezondheid, klimaat en energie. Samen met de topsectoren Agri&Food en Energie is de cross-sectorale agenda Biobased Economy opgesteld met de gezamenlijke TKI Biobased economy. Deze agenda is de roadmap voor het verder gebruik van biomassa als grondstof in de chemie. De meerjarenvisies en ambities, inclusief het publiek-private commitment zijn vastgelegd in de Kennis- en Innovatieagenda en het Kennis- en Innovatiecontract.

Focus van het onderzoek binnen de chemie voor de komende jaren ligt daarbij op het snijvlak van chemie-energie (procesefficiency, bijvoorbeeld stoomrecompressie), op nieuwe conversies voor nieuwe materialen en energiedragers en op diversificatie van grondstofstromen (biomassa, recycling en CO/CO2-valorisatie).

Om de innovatiekracht te versterken is het van belang om grote, langjarige publiek-private samenwerkingen te creëren rondom de thema’s/hoofdlijnen die zijn benoemd door de Topsector. Hierin is een grote stap gezet met de lancering van het Advanced Research Center Chemical Building Blocks Consortium (CBBC) op 7 december jl. Het CBBC brengt de sterktes die Nederland te bieden heeft op het vlak van katalyse, synthese, procestechnologie en massa- en warmtetransport bij elkaar en kan door nauwe samenwerking tussen academische toponderzoekers en het bedrijfsleven zorgen voor doorbraken in de productie van duurzame materialen en energiedragers. Hiervoor komt de komende tien jaar ruim 100 miljoen euro beschikbaar dankzij participatie van Akzo Nobel, Shell, BASF, de universiteiten van Utrecht, Eindhoven en Groningen, de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek en het Ministerie van Economische Zaken. De opzet van het consortium is dat meer partijen zich de komende jaren kunnen aansluiten.

De industrie heeft tijdens de rondetafel aangegeven met kennisinstellingen een platform te willen oprichten voor demonstratieprojecten en pilots om innovatieve technologieën verder toepassingsrijp te maken. Ik ben positief over dit initiatief en blijf graag betrokken bij de oprichting en facilitering van een dergelijk platform. Zoals ook de Stuurgroep Energie Intensieve Industrie aangeeft, zijn investeringen in doorbraaktechnologieën nodig voor de transitie waar de Chemie sector en de Energie Intensieve Industrie breed momenteel voor staat.

Om toegepast onderzoek te ondersteunen heeft het kabinet transitiemiddelen ter beschikking gesteld. Hiermee zijn afgelopen jaar onder andere het Biobased Performance Materials (BPM) programma van Wageningen University and Research center (WUR) gesteund met 3 miljoen euro, waarmee negen publiek-private projecten zijn gestart voor biobased materialen. Ook is door TNO en ECN (in samenwerking met procestechnologie-instituut ISPT) een gezamenlijk project (Voltachem) gestart op het terrein van elektrificatie van de chemische industrie, dat met 2 miljoen euro wordt ondersteund. Dit neemt niet weg dat er vanuit de chemiesector extra aandacht wordt gevraagd voor toegepast onderzoek. De Topsector Chemie kan via haar programmaraden sturen op de EZ-middelen voor toegepaste kennisinstellingen en daarmee een rol pakken in de sturing van het toegepast onderzoek.

Tot slot

Ik ben er van overtuigd dat we met de acties zoals beschreven in deze brief de concurrentiepositie van de chemische industrie versterken. Tevens informeer ik uw Kamer dat ik voornemens ben ook volgend jaar een rondetafel te laten plaatsvinden over het concurrentievermogen van de chemische industrie.

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp


X Noot
1

Kamerstuk 32 637 nrs. 95 en 161

X Noot
2

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
3

CBS, 2013. Standaard bedrijfsindeling (SBI): Aardolie-industrie (19), Chemische industrie (20), Rubber- en kunststofproductindustrie (22)

X Noot
4

De heer Meijer was CTO bij DSM, senior vicepresident bij Unilever en corporate director R&D van Friesland Campina. Momenteel is hij onder meer raadslid van de AWTI en lid van de Raad van Toezicht van de Universiteit Utrecht. De heer Willems was president-directeur bij Shell Nederland, voorzitter van de Vereniging van de Nederlandse Chemische Industrie (VNCI) en boegbeeld van de Topsector Chemie.

X Noot
5

Bijlage bij Najaarsrapportage Regeldruk, Kamerstuk 29 515, nr. 372

X Noot
6

Convenant Meerjarenafspraak Energie-efficiëntie ETS-ondernemingen (MEE) en Convenant Meerjarenafspraak Energie-efficiëntie 3 (MJA3)

X Noot
7

Kamerstuk 31 239 nr. 208

X Noot
8

Kamerstuk 30 196 nr. 305

Naar boven