29 826
Industriebeleid

nr. 37
BRIEF VAN DE MINISTERS VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 26 januari 2010

Tijdens de regeling van werkzaamheden van 20 januari jl. heeft uw Kamer verzocht om een brief van de minister van Economische Zaken en de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de berichten over de overplaatsing van de productie van scheepsschroeven en -motoronderdelen (het betreft hier activiteiten van het bedrijf Wärtsilä) naar China. Hierbij voldoen wij, mede namens de staatssecretaris van Economische Zaken, aan dit verzoek.

1. De verplaatsing van de productie-activiteiten

Met de directie van Wärtsilä is na de berichtgeving in de media de afgelopen week intensief contact geweest over hun plannen rond de productieverplaatsing naar China. Voorts hebben we van de directie van Wärtsilä op 25 januari jl. een brief ontvangen waarin het bedrijf een nadere toelichting geeft op de ontwikkelingen.

Wärtsilä is een Fins bedrijf dat mondiaal een sterke positie heeft op het gebied van scheepsvoortstuwing en generatoren voor productie van elektriciteit. Als gevolg van de crisis en de wereldwijd afgenomen vervoersstromen zijn in de scheepsbouw de orders voor nieuwe schepen sinds najaar 2008 wereldwijd echter sterk afgenomen. Het afgelopen jaar heeft Wärtsilä een aantal scenario’s opgesteld om de crisis het hoofd te bieden, dit ook met het oog op toekomstige ontwikkelingen. Eind 2009 werd 90% van alle orders bij Aziatische (lees hoofdzakelijk Chinese) werven geplaatst. Veel maritieme toeleveranciers (ook Wärtsilä en zijn concurrenten) zitten al in China of breiden hun activiteiten in China verder uit. Naast een ingezakte wereldmarkt is er dus ook sprake van een verschuiving van activiteiten naar China. Tegen deze achtergrond heeft het bedrijf zijn plaatsen van productie in de wereld geanalyseerd. Op dit moment vindt 70–80% van hun productie in Europa plaats terwijl de markt zich al voor 50% in Azië bevindt. De benodigde productiecapaciteit in Europa wordt samengevoegd tot rendabele omvang. Voor zijn lange termijn strategie richt Wärtsilä zich op de productie van voortstuwingssystemen in groeimarkten. Die liggen in het Verre Oosten.

2. Gevolgen voor de productie in Nederland en andere landen

In totaal zal Wärtsilä in de loop van 2010 wereldwijd 1400 banen schrappen, waarvan 570 in Nederland. Wärtsilä verwacht rond de zomer te beginnen met het verplaatsen van de productie en eind 2010 de productie te hebben verplaatst. Van deze 570 verdwijnen er ruim 400 in Drunen (productie schroeven en thrusters), ruim 130 in Zwolle (productie motoronderdelen) en 30 in Schiedam. In Nederland zullen bijna 1 000 arbeidsplaatsen overblijven. De meeste van deze banen vervallen als gevolg van het verplaatsen van productie; de productie van onderdelen in Zwolle wordt niet verplaatst, maar gestopt vanwege de wereldwijde overcapaciteit in de machinebouw. Wärtsilä heeft aangegeven dat het hart van de R&D voor voortstuwingssystemen van Wärtsilä, het «Propulsion Technology & Services Centre», in Nederland komt. In totaal blijft er in Drunen voor 300 mensen werk, waarvan 100 in R&D. De overige banen die verdwijnen betreffen de vestigingen in Italië en Finland. Het gaat hierbij om circa 830 banen die komen te vervallen. De productie van de kleinere Wärtsilä-20 motoren in Finland (Vaasa) zal worden overgebracht naar China om te kunnen blijven concurreren.

3. Rol voor de overheid

Zoals aangegeven in de brief aan de Tweede Kamer van 15 september jl. (Reactie op motie Ten Hoopen/Gesthuizen, TK 31 371, nr. 251) richt het industriebeleid zich op het verbeteren van de structurele economische ontwikkeling. Bedrijfsleven en overheid hebben hierin ieder een eigen verantwoordelijkheid. Zeker internationaal opererende bedrijven zijn zelf verantwoordelijk voor de strategische beslissingen die zij nemen over de aard en inrichting van hun productieprocessen en daarmee ook voor de continuïteit van hun onderneming. De overheid is verantwoordelijk voor een concurrerend ondernemings- en vestigingsklimaat en voor het versterken van (potentiële) economische sterktes.

Wärtsilä geeft aan tevreden te zijn over het vestigingsklimaat in Nederland en heeft in de afgelopen jaren dan ook veel in Nederland geïnvesteerd. Twee jaar geleden investeerde het bedrijf nog in een nieuwe assemblagehal in Drunen. Voorts heeft Wärtsilä er voor gekozen om hun Europese distributiecentrum in Nederland te vestigen. Dit distributiecentrum wordt thans in Kampen gebouwd. Het betreft een investering van ca. 77 miljoen euro en resulteert in 150 banen.

Wärtsilä kiest er ook voor om het hart van de R&D voor voortstuwingssystemen, het «Propulsion Technology & Services Centre», in Nederland te vestigen. Juist dit soort hoogwaardige RenD-activiteiten zijn van groot belang voor de Nederlandse economie. Dit kabinet werkt er ook hard aan om Nederland juist voor dit soort activiteiten aantrekkelijk te laten zijn, bijvoorbeeld via het innovatieprogramma voor de maritieme industrie. Hier maakt Wärtsilä ook veel gebruik van en werkt daarbij intensief samen met andere partijen in het maritieme cluster. Dit cluster en de daarbij behorende kennisinfrastructuur zijn toonaangevend in de wereld.

De keuze van Wärtsilä voor de vestiging van dit R&D centrum in Nederland is een teken dat het beleid van dit kabinet terzake zijn vruchten afwerpt.

Ondersteuning werknemers

Wij beseffen dat de plannen met name voor de getroffen medewerkers hard aankomen. Voor hen breekt een periode van onzekerheid aan. Hoewel de directie van Wärtsilä en de betrokken vakbonden hebben aangegeven zorgvuldig te kijken naar eventuele vacatures bij andere afdelingen binnen het bedrijf, zullen er onvermijdelijk ontslagen vallen. Diverse partijen zullen de getroffen werknemers ondersteunen bij hun zoektocht naar ander werk. Wärtsilä heeft toegezegd om voor de ontslagen een formele adviesprocedure op te starten en werknemers die hun baan verliezen te helpen bij het zoeken van een andere baan. Daarnaast is vanuit het mobiliteitscentrum in Zwolle al contact geweest met Wärtsilä. Verdere activiteiten voor de verschillende betrokken mobiliteitscentra zullen vanuit Zwolle worden geregisseerd. Na inventarisatie van de precieze locaties en aantallen ontslagen zal de komende periode duidelijk worden wat de mobiliteitscentra concreet kunnen betekenen. Verder kan gebruik worden gemaakt van andere maatregelen die het kabinet in het kader van de crisis heeft getroffen, zoals de vergoeding voor een ervaringscertificaat of ervaringsprofiel bij ontslag en de omscholingsbonus voor werknemers die bij een andere werkgever aan de slag kunnen, maar daarvoor wel additionele scholing nodig hebben. Voorts is de directie van Wärtsilä gewezen op de mogelijkheden die het Europees Globaliseringsfonds (EGF) biedt.

Contacten met overheden

Om als overheid effectief te opereren zijn contacten met bedrijven belangrijk. Ook met Wärtsilä is vanuit het ministerie van Economische Zaken regelmatig contact. De contacten van Wärtsilä met de overheden (Rijk en lagere overheden) zijn altijd goed geweest. Tijdens de reorganisatie in 2002 heeft het bedrijf intensief met regionale overheden en departementen contact gehad en is in gezamenlijk overleg een goede oplossing gevonden. Om hun investeringsplannen in Drunen en Kampen efficiënt te realiseren heeft EZ Wärtsilä met de juiste contactpersonen in contact gebracht bij provincie, BOM en Oost NV. Van de specifieke plannen van Wärtsilä over de productieverplaatsing is het ministerie van Economische Zaken niet van tevoren op de hoogte gebracht. Wel is bekend dat de scheepsbouwmarkt in zwaar weer verkeert. Met de Nederlandse vertegenwoordiging van de sector is hier begin januari jl. nog met ambtenaren van Economische Zaken over gesproken. Met de burgemeester van gemeente Heusden heeft Wärtsilä medio vorig jaar gesproken over de ontwikkelingen in de scheepsbouw als gevolg van de crisis en de consequenties die dat heeft voor maritieme toeleveranciers als Wärtsilä. Ook is het bedrijf actief betrokken bij het «Metal Valley« initiatief in Heusden. Ook afgelopen week heeft de directie van Wärtsilä met de burgemeester gesproken over de plannen en de toekomstige mogelijkheden van de locatie.

4. De rol van de Chinese overheid en protectionisme

Na berichten in de media van Wärtsilä over de achtergronden van het verplaatsen van hun productie is tevens het beeld ontstaan dat protectionistische maatregelen of dwang van de Chinese overheid zouden hebben bijgedragen aan het besluit tot overplaatsing van productie. Desgevraagd heeft Wärtsilä later aangegeven dat hier geen sprake van is. In de ontvangen brief van Wärtsilä wordt dit nog eens bevestigd. Naspeuring door de Nederlandse ambassade in Beijing heeft geleid tot de vaststelling dat er evenmin wet- of regelgeving bestaat die zou dwingen tot de aanschaf van in China geproduceerde onderdelen. Het Chinese beleid voor de scheepsbouwindustrie is gericht op sanering van overcapaciteit in de scheepsnieuwbouw, tegelijk met stimulering van innovatie, ook voor belangrijke onderdelen. Tegen deze achtergrond zal overplaatsing van productie voor China waarschijnlijk welkom zijn, maar dwang of protectionistische maatregelen zijn in dit geval niet vastgesteld. In de Volkskrant van 26 januari jl. wordt aangegeven dat Wärtsilä een verplichte Joint Venture met een Chinees research instituut is aangegaan. Wärtsilä heeft aangegeven dat geen sprake is van een verplichte Joint Venture, maar dat dit een vrijwillig samenwerkingsverband is dat in 2005 is gestart. Gevallen waarin wel sprake is van dergelijke maatregelen zullen wij, in Europees verband, ook in de toekomst aan de kaak blijven stellen. Zoals de staatssecretaris van Economische Zaken vorige week heeft aangegeven, is het WTO het aangewezen loket om gevallen van protectionisme voor te leggen.

De minister van Economische Zaken,

M. J. A. van der Hoeven

De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J. P. H. Donner

Naar boven