29 826
Industriebeleid

nr. 33
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 21 oktober 2008

Tijdens het Algemeen Overleg over de Industriebrief op woensdag 8 oktober jl. heeft de heer Aptroot het onderwerp TNO, MKB en intellectuele eigendomsrechten aan de orde gesteld. Ik heb toegezegd u nog voor de begrotingsbehandeling van het ministerie van Economische Zaken op 22 en 23 oktober aanstaande, schriftelijk te reageren. Met deze brief kom ik die belofte na.

De heer Aptroot heeft in het betreffende Algemeen Overleg gesteld dat TNO niet geïnteresseerd lijkt in opdrachten van het MKB, ook omdat hij veel klachten ontvangt over ongelijke behandeling door TNO van het MKB ten opzichte van het grootbedrijf wat betreft de intellectuele eigendomsrechten.

Voordat ik daarop inga wil ik het onderscheid tussen het onderzoek van TNO met betrokkenheid van het bedrijfsleven en opdrachten van bedrijven helder maken.

TNO voert onderzoeksprojecten uit in het kader van de vraagprogrammering TNO/GTI’s. De vraagprogrammering heeft betrekking op het opbouwen van een kennisbasis bij TNO voor het beantwoorden van maatschappelijke kennisvragen en vragen van het bedrijfsleven. De cofinancieringsprojecten die het ministerie van Economische Zaken financiert zijn onderdeel van deze vraagprogrammering. Het bedrijfsleven is direct betrokken bij deze cofinancieringsprojecten en draagt ook een deel van de kosten.

Daarnaast voert TNO contractonderzoek uit voor bedrijven (volledig betaald door bedrijven).

Het MKB is een belangrijke doelgroep van TNO. Dat blijkt bijvoorbeeld uit de afspraak tussen het ministerie van Economische Zaken en TNO, dat TNO streeft naar een MKB-aandeel van 50% in de cofinancieringsprojecten die met subsidie van het ministerie van Economische Zaken worden uitgevoerd. TNO heeft uiteraard zelf veel belang bij opdrachten van bedrijven, ongeacht de grootte van het bedrijf. In totaal krijgt TNO per jaar ca. 3000 opdrachten voor onderzoek of advies van kleine- en middelgrote bedrijven, deels via brancheorganisaties.

Op opdrachten aan TNO, het contractonderzoek, zijn de Algemene Voorwaarden voor onderzoeksopdrachten aan TNO van toepassing. Volgens deze voorwaarden komen als hoofdregel de intellectuele eigendomsrechten van de uitkomsten van het contractonderzoek toe aan TNO. De reden daarvoor is dat TNO de opdrachten alleen kan uitvoeren dankzij de brede kennisbasis die is opgebouwd met publiek geld. Daarom moet TNO als deels publiek gefinancierde onderzoeksinstelling de ontwikkelde kennis zo breed mogelijk verspreiden. Maatschappelijk en economisch gezien is het voordeel dat TNO de kennis weer op andere markten voor andere bedrijven kan gebruiken. Ik vind dat van groot belang voor het bevorderen van innovatie.

De opdrachtgever verkrijgt het volledige en vrije gebruiksrecht op resultaten binnen het gebied van de opdracht. Dit recht is exclusief gedurende de geheimhoudingsperiode van 2 jaar na de factuurdatum, of de datum van het eindrapport (eerst bereikte datum geldt).

Aan het (onder)houden van intellectuele eigendomsrechten zijn overigens hoge kosten verbonden. Veel kleinere bedrijven geven er mede daardoor ook de voorkeur aan om de rechten bij TNO te laten en een licentie overeen te komen. Eigendom is niet altijd de optimale oplossing voor een bedrijf.

Op grond van artikel 1.5 van de Algemene Voorwaarden is het in beginsel mogelijk om voor een onderzoeksopdracht van de voorwaarden, ook inzake intellectuele eigendom, af te wijken. Het beleid van TNO is er niet op gericht om daarbij onderscheid te maken tussen MKB en grootbedrijf. Een goede reden om van deze standaard voorwaarde af te wijken kan zijn dat een bedrijf zelf veel kennis inbrengt. In dat geval is een octrooi niet alleen gebaseerd op de kennisbasis van TNO, maar ook op die van het bedrijf. Dit kan in de onderhandeling worden meegenomen.

In welke mate het MKB gebruik maakt van de mogelijkheid om met TNO te onderhandelen over de voorwaarden voor contractonderzoek is niet bekend. Grote bedrijven hebben in de regel de beschikking over bedrijfsjuristen die hen kunnen adviseren over contracten. In de gevallen waar bedrijven zelf ook kennis inbrengen in het traject van de opdrachtverlening verdient het aanbeveling dat MKB-bedrijven meer gebruik maken van informatie van deskundigen waaronder juristen van brancheorganisaties. Dan kunnen ze weloverwogen keuzes maken inzake de intellectuele eigendomsrechten.

Van TNO heb ik vernomen dat bedrijven geen klachten ingediend hebben bij TNO ten aanzien van de toepassing van de Algemene Voorwaarden. Niettemin uiten bedrijven wel onvrede tegenover brancheorganisaties.

Tot slot zeg ik u toe dat ik in overleg met mijn collega van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zal nagaan in hoeverre de transparantie van de Algemene Voorwaarden van TNO voor bedrijven kan worden verbeterd. Ik zal met TNO in contact treden om te bevorderen dat er voor potentiële opdrachtgevers een duidelijker toelichting komt bij het intellectuele eigendomsbeleid van TNO.

De minister van Economische Zaken,

M. J. A. van der Hoeven

Naar boven