29 815
Jeugdzorg 2005–2008

24 587
Justitiële Inrichtingen

nr. 143
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR JEUGD EN GEZIN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 17 juni 2008

Aanleiding voor deze brief

Met het oog op het Algemeen Overleg van de algemene commissie Jeugd en Gezin op 18 juni 2008 stuur ik u hierbij mijn visie op de toekomst van de Glen Mills School.

Op 17 maart 2008 heb ik u, mede namens de staatssecretaris van Justitie, het Inspectierapport «Veiligheid binnen de Glen Mills School» aangeboden (Kamerstuk 29 815/24 587, nr. 128). Op 20 maart 2008 heb ik u een aanvullende brief gestuurd over de Glen Mills School (Kamerstuk 29 815/24 587, nr. 129). In beide brieven heb ik aangegeven dat ik voor de zomer zal bekijken of, en zo ja onder welke voorwaarden, de Glen Mills School als instelling voor gesloten jeugdzorg kan worden aangewezen. De directe aanleiding daarvoor was de constatering van de Inspectie Jeugdzorg dat de Glen Mills School de maatregel «holding» toepast. Voor het gebruik van deze maatregel ontbreekt, zo concludeert de Inspectie, in instellingen voor open jeugdzorg het wettelijk kader. De maatregel mag wettelijk wel worden toegepast in instellingen voor gesloten jeugdzorg.

In deze brief zal ik, mede namens de staatssecretaris van Justitie, allereerst ingaan op een aantal aanbevelingen die de Inspectie Jeugdzorg heeft gedaan en de acties die de Glen Mills School naar aanleiding van die aanbevelingen in gang gezet heeft. Daarna zal ik kort ingaan op het standpunt van de Inspectie ten aanzien van «holding» in het algemeen en het gebruik van «holding» bij de Glen Mills School in het bijzonder. Vervolgens zal ik u mijn visie op de toekomst van de Glen Mills School schetsen. Bij de totstandkoming van mijn visie heb ik ook de brief van de Hoenderloo Groep (kenmerk JG-08–90) betrokken, die u mij op 2 juni 2008 heeft doen toekomen. Ik ga ervan uit dat ik u daarmee een afdoende reactie heb gegeven op die brief.

Aanbevelingen Inspectie Jeugdzorg ten aanzien van de veiligheid op de Glen Mills School

In haar rapport over de Glen Mills School concludeert de Inspectie Jeugdzorg dat er een matig risico is op een onveilige situatie op de Glen Mills School. De Inspectie Jeugdzorg doet aanbevelingen ten aanzien van een aantal onderwerpen. De aanbevelingen hebben onder andere betrekking op de toegang tot de klachtencommissie en de cliënten-vertrouwenspersoon. De Inspectie heeft geconstateerd dat de interne klachtenprocedure bekend is bij de jongeren maar dat zij geen rechtstreekse toegang hebben tot de externe klachtencommissie. De Wet op de jeugdzorg schrijft dit wel voor. Verder worden de jongeren wel geïnformeerd over hun rechten en plichten binnen Glen Mills, maar zijn deze rechten niet geheel in overeenstemming met de rechten volgens de Wet op de jeugdzorg. Zo zijn jongeren er niet van op de hoogte dat zij op eigen initiatief, zonder begeleiding van Glen Mills, contact mogen hebben met een vertrouwenspersoon.

Ondernomen acties door de Glen Mills School naar aanleiding van de aanbevelingen

De Glen Mills School heeft naast de interne klachtenprocedure een Klachtenregeling voor cliënten van Stichting de Hoenderloo Groep opgesteld. De Klachtenregeling is in het kwaliteitssysteem meegenomen als onderdeel voor de HKZ certificering. Tegelijkertijd met het onder de aandacht brengen van de Klachtenregeling is de klachtencommissie onder de aandacht gebracht van studenten en personeel. Op dit moment hebben de studenten rechtstreeks toegang tot de klachtencommissie.

Ter uitvoering van de voorgestelde verbeteringen is voor de cliëntvertrouwenspersoon per direct een tijdelijke oplossing geregeld door de inzet van de cliëntvertrouwenspersoon die werkzaam is voor de overige cliënten van de Stichting de Hoenderloo Groep. De provincie Zuid-Holland is op dit moment bezig met het aantrekken van een cliëntenvertrouwenspersoon voor de Glen Mills School.

Standpunt Inspectie Jeugdzorg ten aanzien van holding

De Inspectie Jeugdzorg doet in haar rapport over de Glen Mills School ook een uitspraak over het toepassen van de techniek «holding» in het confrontatiemodel dat de basis vormt van de methodiek van de Glen Mills School. Zij concludeert dat het toepassen van de techniek «holding» door de Glen Mills School wettelijk niet is toegestaan. Daarnaast heeft de Inspectie Jeugdzorg nog een apart standpunt geformuleerd over de toepassing van de techniek «holding» en heeft zij dit standpunt, op mijn verzoek, onlangs nader uitgewerkt. Ik heb het standpunt van de Inspectie bijgevoegd1.

Wat is holding en wanneer mag holding worden toegepast?

«Holding» is een agressiereducerende techniek die kan worden toegepast op het moment dat cliënten dusdanig agressief zijn dat zij schade kunnen toebrengen aan zichzelf, andere cliënten, personeelsleden of de woon- of leefomgeving. «Holding» is dus het vastpakken en vasthouden van een cliënt bij ernstige vormen van agressie. De Inspectie stelt dat «holding» deskundig moet worden uitgevoerd volgens het beginsel van de proportionele aanpak van agressie. De toepassing van «holding» moet altijd in verhouding staan tot de ernst van de getoonde agressie.

Bij de toepassing van «holding» wordt fysiek ingegrepen in de vrijheid van jongeren. De techniek «holding» mag alleen worden toegepast na toekenning van een wettelijke bevoegdheid. Het respecteren van de lichamelijke integriteit, de onaantastbaarheid van het lichaam, is immers een grondrecht.

Voor de gesloten jeugdzorginstellingen geeft art 29o, lid 1.d, Wet op de jeugdzorg, de bevoegdheid tot «vastpakken en vasthouden» (holding). Deze bepaling biedt dus een juridische basis voor de toepassing van «holding». Voor jongeren die in een justitiële jeugdinrichting verblijven is in de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen geregeld dat het grondrecht op onaantastbaarheid van het lichaam kan worden beperkt.

Daarnaast is de instelling verantwoordelijk voor het leveren van verantwoorde zorg volgens de kwaliteitsregels in de Wet op de Jeugdzorg. Voor het toepassen van «holding» betekent dit dat in het individuele behandelplan wordt opgenomen onder welke voorwaarden «holding» mag worden toegepast, in aansluiting op de diagnostiek.

Gebruik van holding in de instellingen voor open jeugdzorg

In de open jeugdzorg is «holding» niet toegestaan. Daar is de inspectie heel duidelijk over. «Holding» is namelijk een inbreuk op de lichamelijke integriteit en dit mag alleen onder voorwaarden in de gesloten jeugdzorg.

Incidenten met agressie zullen, gezien de populatie, ook in de reguliere jeugdzorg voorkomen. Dit is onvermijdelijk. Soms doen zich situaties voor waarbij een kind of jongere een gevaar is voor zichzelf, voor andere kinderen of jongeren of een medewerker. Als onmiddellijk ingrijpen vereist is, dan zullen de aanwezige personeelsleden dit moeten en kunnen doen. Zo nodig mogen de medewerkers dan ook fysiek ingrijpen om de kinderen of jongeren of zichzelf te beschermen. Hierin kan de instelling de medewerkers trainen, bijvoorbeeld door middel van een zelfverdedigingscursus.

Het gaat hierbij wel om incidenteel gedrag. Als kinderen of jongeren structureel agressief gedrag vertonen, zal dit gedrag behandeld moeten worden. Dit kan in instellingen die daarvoor specifiek zijn bestemd en ingericht. Dat wil zeggen in instellingen voor gesloten jeugdzorg of, als de jongere aan bepaalde criteria voldoet, in GGZ instellingen.

Maar het is ook een taak van de open jeugdzorg instelling om agressie te voorkomen. Hiertoe kan de instelling de medewerkers trainen in het signaleren van dreigende agressie en scholen in agressieregulerende en -reducerende technieken die preventief werken zonder fysiek in te hoeven grijpen.

Gebruik van holding bij de Glen Mills School

Zoals gezegd heeft de Inspectie Jeugdzorg geconstateerd dat het toepassen van «holding» door de Glen Mills School wettelijk niet is toegestaan.

Daarnaast heeft de Inspectie, in haar nader uitgewerkte standpunt, geconstateerd dat de manier waarop de Glen Mills School in het confrontatiemodel invulling geeft aan de techniek holding verder gaat dan de invulling die andere instellingen voor gesloten jeugdzorg geven aan agressiereducerende technieken. Bij de Glen Mills wordt «holding» niet alleen toegepast in situaties waarbij agressie de primaire uitingsvorm van de jongere is; ook de weigering van de jongere om de afgesproken normen en waarden van de Glen Mills School na te leven kan (in sommige gevallen) leiden tot het toepassen van «holding». De techniek kan, aldus toegepast, in sommige gevallen zelfs agressiestimulerend uitwerken.

Visie op de toekomst van de Glen Mills School

De Inspectie Jeugdzorg heeft in haar beide standpunten over het gebruik van «holding» de conclusie getrokken dat het gebruik van de agressieregulerende techniek «holding» niet is toegestaan in de reguliere (open) jeugdzorg. De huidige praktijk binnen de Glen Mills School als open jeugdzorgaanbieder kan dus niet worden voortgezet.

Ik ben van mening dat, voor zover de techniek van «holding» agressiestimulerend uitwerkt, dit niet wenselijk is in de jeugdzorg, zowel in de open als in de gesloten jeugdzorg. De methodiek zal dus in elk geval op dit punt moeten worden aangepast.

Op basis van de conclusies van de Inspectie constateer ik dat de Glen Mills School niet verder kan gaan met de huidige methodiek. Na afstemming met de Glen Mills School en de Inspectie Jeugdzorg heb ik besloten Glen Mills School aan te wijzen als aanbieder van gesloten jeugdzorg. Gelet op het bovenstaande zal de methodiek moeten worden aangepast. Door het aanwijzen als aanbieder van gesloten jeugdzorg krijg ik de mogelijkheid om directe sturing te geven. Ik zal dan de voorwaarde stellen dat de methode zodanig wordt aangepast dat alle agressiestimulerende aspecten verdwijnen. Ik zal de Hoenderloo Groep, waar de Glen Mills School onder valt, vragen om de methodiek aan te passen, zodat deze binnen het wettelijke kader past. Hiervoor geef ik de Glen Mills School één jaar de tijd. Het gebruik van «holding» als agressiereducerende techniek is wel toegestaan, mits de uitvoering voldoet aan de voorwaarden die in de Wet op de jeugdzorg worden gesteld. Verder zal ik de inspectie vragen om te blijven volgen of er sprake is van verantwoorde zorgverlening.

Ook zal ik ZonMw opdracht geven een onderzoek uit te voeren naar de effectiviteit van de aangepaste methodiek van de Glen Mills School. Dit past binnen de activiteiten die ZonMw reeds uitvoert in het kader van de effectiviteit van jeugdzorginterventies.

Ik zal in nauw overleg met de Hoenderloo Groep, de Inspectie Jeugdzorg en het ministerie van Justitie mijn voornemens uitwerken.

De minister voor Jeugd en Gezin,

A. Rouvoet


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven