nr. 5
AANVULLEND VERSLAG
Vastgesteld 4 november 2004
De vaste commissie voor Justitie1, belast
met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft op 28 oktober
2004 verslag uitgebracht van haar bevindingen (kamerstuk 29 805, nr.
4).
Hierbij is ten onrechte de inbreng van de CDA-fractie niet opgenomen.
Onder het voorbehoud dat de regering gestelde vragen tijdig zal hebben
beantwoord, acht de commissie de openbare beraadslaging over dit wetsvoorstel
voldoende voorbereid.
Algemeen
De leden van de CDA-fractie hebben met genoegen kennisgenomen van het
thans voorliggende wetsvoorstel. Het is er een in een reeks die rechtsgang
duidelijker, efficiënter en meer bij de tijd maken. Langzamerhand dringt
de moderne tijd verder door in ons strafprocesrecht. Veel onduidelijkheden
die in de loop der jaren waren ontstaan zijn door de rechtspraak gedeeltelijk
rechtgezet. Toch bleven er vraagpunten waarover nog onduidelijkheid bestond.
Het is dan ook een goede zaak dat de door de rechtspraak gevonden oplossingen
én de nog bestaande onduidelijkheden thans door deze wetswijziging
worden over- en weggenomen.
In deze tijd van criminaliteitsbestrijding is zittingsruimte schaars en
deze dient zo goed mogelijk gebruikt te worden. Aanhoudingen ter terechtzitting
dienen zoveel mogelijk te worden vermeden. Dit voorstel zal daar in goed kunnen
voorzien, zo is het oordeel van deze leden.
Bij hen kwam trouwens wel een vraag op naar aanleiding van het feit dat
de Raad voor de Rechtspraak een onderzoek heeft gedaan naar het verlies van
zittingscapaciteit ten gevolge van aanhoudingen naar aanleiding van gegevens
van het Parket-Generaal over het jaar 2002. De vraag is of er grote verschillen
zijn in percentages van aanhoudingen op de verschillende parketten. Het is
immers ook vaak een zaak van goede organisatie op het parket of er meer dan
wel minder aanhoudingen zijn. Wie zijn zaken slecht op orde heeft –
en de betekening van gerechtelijke stukken is nu eenmaal niet een der spannendste
zaken – zal wellicht ook met deze nieuwe wetgeving relatief achter blijven
bij de parketten die de organisatie beter op orde hebben. Stuurt het Parket-Generaal
hier op?
De leden van de CDA-fractie betreuren de reactie van de Nederlandse Orde
van Advocaten als dat aan efficiency meer belang zou worden gehecht
dan aan rechtsbescherming. Deze leden wensen op te merken dat een goede efficiency
in de rechtspleging juist een betere rechtsbescherming biedt dan trage, inefficiënte
wetgeving en rechtspleging, zeker wanneer de nieuwe wetgeving «EVRM-proof»
is.
De rechtsbescherming – de verdachte zo veel mogelijk op de hoogte
van de zittingsdatum stellen – én terugdringing van verlies van
zittingscapaciteit lijken in elk geval hand in hand te gaan.
De voorgestelde uitbreiding van de gronden voor ophouding voor onderzoek
en inverzekeringstelling zal voor de praktijk een zeer welkome zijn; het is
alleen jammer dat wanneer er geen inverzekeringstelling mogelijk is, er geen
verlenging is van de ophoudingstermijn. Dit speelt vooral bij grootschalige
aanhoudingen bijvoorbeeld bij voetbalrellen, wanneer de aangehoudenen worden
verdacht van overtredingen van de APV. Ziet de regering dit ook zo?
De AU-praktijk werkt goed volgens de regering – de leden van de
CDA-fractie vragen waarom de regering zuinig schrijft: «Al met al verdient
de AU-praktijk zeker ondersteuning, (...)». Deze leden juichen juist
toe dat er praktische oplossingen gevonden worden voor voorkomende problemen.
Met betrekking tot de verzending van een afschrift van de dagvaarding
onderschrijven de leden van de CDA-fractie de opmerking van de regering dat
het beter is iets ruimer voor te schrijven, voordat de rechter nieuwe aanvullende
regels zal formuleren. Dat de regeling extra kosten zal meebrengen is onvermijdelijk,
al zullen deze zéér beperkt zijn als men erin zou slagen om
extra vragen omtrent adressen zó in het proces-verbaal in te bouwen
dat de politiefunctionaris zo'n veld verplicht moet invullen. Zaak is dan
wel dat dat landelijk op eenzelfde wijze geschied – een reden temeer
om het beheer, waaronder de kantoorstandaardisering, landelijk te maken.
De voorzitter van de commissie,
De Pater-van der Meer
De griffier van de commissie,
Coenen
XNoot
1Samenstelling:
Leden: Van de Camp (CDA), De Vries (PvdA), Van Heemst (PvdA), Vos (GL),
Rouvoet (CU), Adelmund (PvdA), De Wit (SP), Albayrak (PvdA), Luchtenveld (VVD),
Wilders (Groep Wilders), Weekers (VVD), De Pater-van der Meer (CDA), Voorzitter,
Çörüz (CDA), Verbeet (PvdA), Ondervoorzitter, Wolfsen (PvdA),
De Vries (CDA), Van Haersma Buma (CDA), Eerdmans (LPF), Van Vroonhoven-Kok
(CDA), Van Fessem (CDA), Straub (PvdA), Griffith (VVD), Van der Laan (D66),
Visser (VVD), Azough (GL), Vacature (algemeen) en Vacature (algemeen).
Plv. leden: Jonker (CDA), Dijsselbloem (PvdA), Timmer (PvdA), Halsema
(GL), Van der Staaij (SGP), Kalsbeek (PvdA), Van Velzen (SP), Tjon-A-Ten (PvdA),
van Baalen (VVD), Blok (VVD), Hirsi Ali (VVD), Aasted Madsen-van Stiphout
(CDA), Jager (CDA), Van Heteren (PvdA), Arib (PvdA), Buijs (CDA), Sterk (CDA),
Varela (LPF), Joldersma (CDA), Ormel (CDA), Van Dijken (PvdA), Örgü
(VVD), Lambrechts (D66), Rijpstra (VVD), Karimi (GL), Hermans (LPF) en Vergeer
(SP).